Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1167

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 10 juni 2021

Hoorzitting: 21 oktober 2022

Overdracht advies aan UHT: 27 oktober 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaren ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) van namens (hierna: belanghebbende)
ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door
Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn. Catshuisuitkering van 10 mei 2021 (CAP/UCF/21/093).

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling
    van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 10 mei 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog)
    geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 4 juni 2021 heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen deze
    beschikking. De gronden van het bezwaar zijn door gemachtigde bij brief van 15
    september 2021 aangevuld. Op 8 juni 2021 heeft UHT hierop schriftelijk gereageerd.
  • Bij e-mailbericht van 29 juni 2022 heeft gemachtigde laten weten dat belanghebbende afziet van een hoorzitting inzake haar bezwaarschrift omdat er
    alsnog een compensatie van € 30.000 is toegekend.
  • Bij besluiten van 4 juli 2022 (UHT-DH5 A en UHT-DC-I A) is belanghebbende
    medegedeeld dat na herbeoordeling van het jaar 2014 geen tegemoetkoming op
    grond van de hardheidsregeling en geen compensatie wordt toegekend.
  • Bij besluit van 1 juli 2022 (UHT-DC-I ) is belanghebbende medegedeeld dat na
    herbeoordeling van het jaar 2015 is vastgesteld dat er fouten zijn gemaakt en dat
    belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 575 aangevuld tot
    € 30.000.
  • Gemachtigde heeft in een e-mailbericht van 12 augustus 2022 aangegeven dat zij
    het bezwaarschrift handhaaft.
  • Op 16 september 2022 heeft UHT de schriftelijke reactie aangevuld.
  • Bij e-mailbericht van 19 september 2022 vraagt belanghebbende naar de stand van
    zaken. Ze wijst in dit verband op het vonnis van de Rechtbank waarbij het beroep
    niet tijdig beslissen gegrond is verklaard en UHT is opgedragen om vóór 8 juni 2022
    te beslissen op het bezwaarschrift.
  • Bij schrijven d.d. 11 oktober 2022 heeft gemachtigde gereageerd op de aanvullende
    reactie van UHT.
  • De Commissie, bestaande uit [[voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 21 oktober 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Vaststaande feiten

Belanghebbende heeft in de jaren 2014 en 2015 kinderopvang genoten en ook
voorschotten aan KOT ontvangen. Die voorschotten zijn herzien, wat leidde tot
terugbetaling daarvan.

Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van haar
aanspraak op KOT.

De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in: “U hebt zich aangemeld voor een herbeoordeling van uw kinderopvangtoeslag. Het kabinet heeft (….) besloten om gedupeerde ouders minimaal € 30.000 te geven. Iedereen die zich heeft aangemeld voor een herbeoordeling, krijgt eerst een lichte toets. (…) U hebt een lichte toets gehad. Helaas zien wij nu geen reden u € 30.000 uit te betalen.

Wij gaan nog goed naar uw situatie bekijken. Uw herbeoordeling is nog niet
klaar.
Wat is er uit de lichte toets gekomen?
Wij denken dat voor u misschien 1 of meer van deze situaties geldt:

  • U hebt nooit kinderopvangtoeslag aangevraagd.
  • U vroeg kinderopvangtoeslag aan. Maar u voldeed niet aan de voorwaarden:
    o U had bij voorbeeld geen kinderen jonger dan 14 jaar.
    o Of u had geen werk.
    o Of u volgde geen opleiding.
    o Of u maakte geen gebruik van de kinderopvang
  • U moest geld terugbetalen omdat u zelf achteraf uw kinderopvangtoeslag hebt
    stopgezet.
  • U moest geld terugbetalen omdat uw loon hoger was geworden. Of de uren van
    de kinderopvang minder waren geworden. Daardoor klopte de eerste inschatting
    niet meer. (…).”

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling) tot stand gekomen. Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij UHT een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de
herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig
jaar voldoen aan de in de betreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die
regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen en die daarvoor in
aanmerking komen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
    (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag,
    bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna
    ook: de herstelregelingen).

De beschikking van 10 mei 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: “Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. De Commissie deelt de mening van belanghebbende dat deze argumentatie niet kan worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

Bij de schriftelijke reactie en de aanvulling daarop heeft UHT echter inmiddels wel
duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij na uitvoering van de lichte toets nog
niet tot toekenning van een uitkering op grond van de Catshuisregeling over is gegaan.
Daarin heeft UHT per jaar meegedeeld waarom de aan belanghebbende toegekende
voorschotten aan KOT werden verlaagd. Dat er bij de integrale beoordeling is gebleken
dat er in 2015 wel reden was om tot compensatie over te gaan, betekent volgens UHT niet dat de lichte toets niet goed is uitgevoerd, nu er sprake is van twee verschillende
toetsen.

Gemachtigde stelt in haar reactie op dit verweer dat bij de lichte toets niet slechts
onderzocht had moeten worden of belanghebbende in aanmerking kwam voor een
hardheidstegemoetkoming maar ook of belanghebbende voldeed aan de criteria voor een compensatiebedrag.

De Commissie kan gemachtigde hierin niet volgen. Zoals in de aanvullende schriftelijke
reactie van UHT is aangegeven, wordt bij de lichte toets volgens een vast kader gezocht naar gedupeerdheid van de ouder in enig toeslagjaar en dat deze gedupeerdheid kan bestaan uit vooringenomen handelen, hardheid of opzet/grove schuld. Het is de Commissie niet gebleken dat het jaar 2015 anders is beoordeeld.

Gemachtigde stelt vervolgens dat het feit dat belanghebbende op de zogenaamde FSV lijst staat, voldoende is om vooringenomenheid aan te nemen. Echter, zoals de
Commissie al in eerdere adviezen heeft overwogen, is een enkele registratie daarvoor
onvoldoende.

Gemachtigde is tot slot van mening dat het onduidelijk is of er op de lichte toets een
handmatige toets is gevolgd of een second opinion is gevraagd. Een second opinion had volgens hem naar voren gebracht dat er sprake was van vooringenomen handelen ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2015. Zij verwijst daarbij naar hetgeen op de
website van Belastingdienst in dit verband wordt vermeld. De Commissie heeft
overwogen dat een handmatige toets en een second opinion deel kunnen uitmaken van de lichte toets. Het onderzoekskader is daarbij hetzelfde.

De Commissie meent dat de gronden die belanghebbende heeft aangevoerd het niet
aannemelijk maken dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets niet had mogen concluderen dat er geen aanleiding was om de compensatie van € 30.000 te verstrekken nu nog niet gebleken was van vooringenomenheid, hardheid of O/GS. Dat er tijdens de integrale beoordeling van de kot 2015 wel vooringenomenheid is
geconstateerd, maakt dat volgens haar niet anders.

Daarom zal de Commissie UHT adviseren het bestreden besluit in stand te laten.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bestreden besluit in stand te laten en hert verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter