BAC 2024-15175
Publicatiedatum 27-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 december 2023 (UHT-HD CWS)
Hoorzitting: 2 december 2024 om 15:15 uur
Overdracht advies aan UHT: 13 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de zaak (opnieuw) aan CWS te sturen met het verzoek om het oorzakelijke verband tussen de KOTbetalingen en het mislukken van de samenwerking die de partner van belanghebbende was aangegaan alsnog inhoudelijk te beoordelen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 14.039,-.
Procesverloop
• Belanghebbende heeft op 3 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2013, 2014 en 2015.
• UHT heeft bij beschikking van 27 april 2021 aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 69.576,-.
• Belanghebbende heeft op 3 maart 2022 verzocht om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade.
• De CWS heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 13 november 2023 aan UHT toegestuurd.
• UHT heeft het advies van CWS gevolgd en bij de bestreden beschikking aan belanghebbende een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van €14.039,-.
• Gemachtigde heeft bij brief van 12 januari 2024 tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
• UHT heeft op 25 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
• Op 2 december 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade op juiste wijze heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de bezwaargronden van belanghebbende. De Commissie zal hieronder, mede op grond van hetgeen besproken tijdens de hoorzitting, het advies toelichten.
Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1 lid 3 Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (Rvs) van 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerd ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als dit advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.
Aanvullende schriftelijke beschouwing
UHT heeft bij haar aanvullende beschouwing van 27 november 2024 de begroting uit de oorspronkelijke beschikking in lijn gebracht met het per 1 juli 2024 gewijzigde schadekader dat door CWS wordt gehanteerd.
Belanghebbende heeft geen bezwaren tegen deze nadere vaststelling aangevoerd en deze komt de Commissie juist voor. De Commissie zal dienovereenkomstig adviseren.
Inkomensschade partner
Belanghebbende stelt, kort gezegd, dat tussen de onderneming van haar partner en een derde in de eerste helft van 2018 een samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen en dat deze als gevolg van de KOT-problematiek weer is geëindigd. De partner van belanghebbende moest bepaalde kosten, zoals personeelskosten, voorfinancieren maar had daar vanwege de aflossing van de KOT-schulden van belanghebbende geen geld of middelen meer voor. Hierdoor heeft de partner van belanghebbende ruim € 950.000,- aan (inkomens)schade geleden die belanghebbende vergoed wil zien.
In haar advies aan UHT stelt CWS dat zij geen verband ziet tussen het eindigen van de samenwerking en de problemen met de KOT nu de overeenkomst niet door de andere partij is getekend. De Commissie volgt het advies van de CWS op dit specifieke onderdeel niet. De enkele omstandigheid dat een schriftelijke overeenkomst door een der daarbij betrokken partijen niet is ondertekend, sluit niet uit dat een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Het advies van CWS is op dit punt te summier om zorgvuldig te kunnen zijn en de redenering van CWS is niet begrijpelijk.
De Commissie leidt uit de door belanghebbende bij het bezwaarschrift overgelegde correspondentie af dat een overeenkomst in de zin van titel 5 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek tot stand is gekomen. Het is echter niet aan de Commissie om hierover te beslissen of om vast te stellen of sprake is van een causaal verband tussen de beëindiging (of wellicht niet-totstandkoming) van de samenwerkingsovereenkomst en de kinderopvangtoeslag-problematiek.
De Commissie adviseert UHT om dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren nu sprake is van een motiveringsgebrek zijdens CWS. De Commissie adviseert UHT de zaak terug naar CWS te sturen met het verzoek om het oorzakelijke verband tussen de KOTbetalingen en het mislukken van de samenwerking, die de partner van belanghebbende was aangegaan, alsnog inhoudelijk te beoordelen.
Vermogensschade door verkoop huis
Belanghebbende stelt dat de voormalige echtelijke woning van haar en haar ex-partner begin 2016 executoriaal is verkocht omdat zij vanwege de kinderopvangtoeslagproblematiek onvoldoende middelen had om met haar kinderen in de woning te blijven. Doordat de woning executoriaal zou zijn verkocht was de opbrengst lager dan wat bij een reguliere verkoop voor de woning zou zijn betaald. Hierdoor bleef belanghebbende achter met een restschuld die voor vergoeding in aanmerking komt.
CWS heeft geconstateerd dat de echtscheiding in april 2015 is uitgesproken en de problemen met de KOT een maand later zijn begonnen toen de KOT over toeslagjaar 2013 werd teruggevorderd en de KOT voor toeslagjaar 2015 werd stopgezet. In het verzoekformulier CWS heeft de belanghebbende aangegeven dat zij de vaste lasten voor de woning niet zelf kon dragen en dat de woning werd verkocht om een executoriale verkoop, met alle nadelige prijsgevolgen van dien, te voorkomen.
De Commissie acht, in het licht van het voormelde, aannemelijk dat het hier gaat om een reguliere verkoop in het kader van de boedelverdeling na de echtscheiding, zodat het in aanmerking nemen van een verlies niet in de rede ligt. De Commissie acht het advies van de CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Ingevolge artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden proceskosten alleen vergoed als het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Op grond van de op dit punt heersende rechtspraak (zie bijvoorbeeld CRVB 9 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3140, JB 2021/25), is sprake van herroepen in de zin van artikel 7:15 lid 2 Awb als het primaire besluit wordt gewijzigd voor wat betreft het daarbij beoogde rechtsgevolg.
De Commissie adviseert UHT om een proceskostenvergoeding toe te kennen als UHT op basis van het nadere advies van CWS een aanvullende compensatie toekent die tot gevolg heeft dat er een nabetaling volgt, waardoor een wijziging van het rechtsgevolg intreedt.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gegrond te verklaren en om:
• de compensatie aan te passen conform het per 1 juli 2024 gewijzigde schadekader;
• de zaak terug naar CWS te sturen met het verzoek om het oorzakelijke verband tussen de KOT-betalingen en het mislukken van de samenwerking die de partner van belanghebbende was aangegaan alsnog inhoudelijk te beoordelen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter