BAC 2024-15170
Publicatiedatum 27-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 9 november 2023 met (UHT-HD CWS)
Hoorzitting: 20 januari 2025 om 14:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de beschikking van 9 november 2023 met kenmerk UHT-HD CWS te herroepen.
Daarnaast adviseert de Commissie het verzoek om een proceskostenvergoeding
af te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 9 november 2023 genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) met kenmerk UHT-HD CWS (hierna ook te noemen: de bestreden beschikking). Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 12.322.
Procesverloop
• UHT heeft bij beschikking van 27 mei 2021 aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.276, omdat er ten aanzien van de toeslagjaren 2010 en 2011 fouten zijn gemaakt.
• Belanghebbende heeft op 30 november 2021 verzocht om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade.
• CWS heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 20 oktober 2023 aan UHT toegestuurd.
• UHT heeft het advies van CWS gevolgd en bij de bestreden beschikking van 9 november 2023 (met kenmerk: UHT-HD CWS) aan belanghebbende een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 12.322.
• Gemachtigde heeft bij brief van 14 december 2023, ingekomen op 14 december 2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
• UHT heeft op 14 maart 2024 bij schriftelijke beschouwing gereageerd op het bezwaarschrift. 2
• Op 24 december 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke beschouwing ingediend.
• Op 20 januari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.
Andere extra kosten door de stopzetting van de KOT en medische kosten CWS heeft geadviseerd de materiële schade te begroten op € 2.504, vermeerderd met de wettelijke rente tot en met de datum van de beschikking van UHT. De vergoeding van materiële schade van € 2.961 die belanghebbende in het kader van de integrale beoordeling reeds heeft ontvangen, wordt hierop in mindering gebracht.
De Commissie acht het advies van CWS op de in het bezwaar aan de orde gestelde punten begrijpelijk en navolgbaar. In bezwaar zijn door belanghebbende geen feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die zouden behoren te leiden tot aanpassing van de bestreden beschikking. Ook overigens ziet de Commissie in het aangevoerde geen reden om te adviseren tot aanpassing van die beschikking. De Commissie adviseert daarom de bezwaren ongegrond te verklaren.
Immateriële schade
In haar rapportage ‘Oog voor mens en ruimhartiger herstel’ van de maand april 2024 beschrijft de CWS het voornemen om een ruimere toets te hanteren. In haar publicatie ‘De werkwijze en het schadekader van de Commissie Werkelijke Schade’ heeft CWS haar beleid uiteengezet. Dit beleid geldt per 3 juni 2024 (hierna: ‘aangepaste beleid’) en is op 1 juli 2024 gepubliceerd op de website van CWS; https://www.werkelijkeschade.nl/onsschadekader.
CWS heeft geadviseerd de immateriële schadevergoeding te begroten op € 22.700. Met inachtneming van het hiervoor genoemde aangepaste beleid van CWS heeft UHT vervolgens een nader standpunt ingenomen. Het nieuwe schadekader vormt aanleiding tot ophoging van de immateriële schade. UHT voert aan dat aan belanghebbende een totaalbedrag van € 31.500 ter zake van vergoeding van immateriële schade toegekend dient te worden. Met name in haar beschouwing van 24 december 2024 heeft UHT uiteengezet hoe zij tot dit bedrag komt. Belanghebbende stelt dat onvoldoende is gemotiveerd hoe de hoogte van de immateriële schadevergoeding is vastgesteld. Meer specifiek worden vraagtekens gezet bij de berekening van bouwsteen A en B en verzoekt belanghebbende om een hogere vergoeding.
Bouwsteen A
De Commissie overweegt dat in het aangepaste beleid voor de (niet-limitatieve) factoren onder bouwsteen A geen standaardbedragen worden vermeld. De omvang van de immateriële schade wordt onder deze bouwsteen afzonderlijk per factor vastgesteld, afhankelijk van de zwaarte van deze factor. UHT heeft er in haar nadere schadevaststelling voor gekozen om uit te gaan van een standaardbedrag van € 750 per factor. Het waarom daarvan heeft UHT tijdens de hoorzitting toegelicht. De uitkomst van het individuele geval voor deze bouwsteen is gebaseerd op een ruimhartige beoordeling van het verhaal van de ouder in combinatie met de beschikbare stukken. De Commissie acht de nadere beoordeling door UHT van het CWS advies begrijpelijk en het bedrag van € 750 dat is toegekend per factor redelijk.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om de beschikking van 9 november 2023 met kenmerk UHT-HD CWS te herroepen, het bestreden besluit op een aantal onderdelen aan te passen en het verzoek voor een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter