Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2024-15170

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 9 november 2023 met (UHT-HD CWS)

Hoorzitting: 20 januari 2025 om 14:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de beschikking van 9 november 2023 met kenmerk UHT-HD CWS te herroepen.
Daarnaast adviseert de Commissie het verzoek om een proceskostenvergoeding
af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 9 november 2023 genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) met kenmerk UHT-HD CWS (hierna ook te noemen: de bestreden beschikking). Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 12.322.

Procesverloop

• UHT heeft bij beschikking van 27 mei 2021 aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.276, omdat er ten aanzien van de toeslagjaren 2010 en 2011 fouten zijn gemaakt.

• Belanghebbende heeft op 30 november 2021 verzocht om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade.

• CWS heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 20 oktober 2023 aan UHT toegestuurd.

• UHT heeft het advies van CWS gevolgd en bij de bestreden beschikking van 9 november 2023 (met kenmerk: UHT-HD CWS) aan belanghebbende een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 12.322.

• Gemachtigde heeft bij brief van 14 december 2023, ingekomen op 14 december 2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.

• UHT heeft op 14 maart 2024 bij schriftelijke beschouwing gereageerd op het bezwaarschrift. 2

• Op 24 december 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke beschouwing ingediend.

• Op 20 januari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.

UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.

In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.

De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.

Andere extra kosten door de stopzetting van de KOT en medische kosten CWS heeft geadviseerd de materiële schade te begroten op € 2.504, vermeerderd met de wettelijke rente tot en met de datum van de beschikking van UHT. De vergoeding van materiële schade van € 2.961 die belanghebbende in het kader van de integrale beoordeling reeds heeft ontvangen, wordt hierop in mindering gebracht.

De Commissie acht het advies van CWS op de in het bezwaar aan de orde gestelde punten begrijpelijk en navolgbaar. In bezwaar zijn door belanghebbende geen feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die zouden behoren te leiden tot aanpassing van de bestreden beschikking. Ook overigens ziet de Commissie in het aangevoerde geen reden om te adviseren tot aanpassing van die beschikking. De Commissie adviseert daarom de bezwaren ongegrond te verklaren.

Immateriële schade

In haar rapportage ‘Oog voor mens en ruimhartiger herstel’ van de maand april 2024 beschrijft de CWS het voornemen om een ruimere toets te hanteren. In haar publicatie ‘De werkwijze en het schadekader van de Commissie Werkelijke Schade’ heeft CWS haar beleid uiteengezet. Dit beleid geldt per 3 juni 2024 (hierna: ‘aangepaste beleid’) en is op 1 juli 2024 gepubliceerd op de website van CWS; https://www.werkelijkeschade.nl/onsschadekader.

CWS heeft geadviseerd de immateriële schadevergoeding te begroten op € 22.700. Met inachtneming van het hiervoor genoemde aangepaste beleid van CWS heeft UHT vervolgens een nader standpunt ingenomen. Het nieuwe schadekader vormt aanleiding tot ophoging van de immateriële schade. UHT voert aan dat aan belanghebbende een totaalbedrag van € 31.500 ter zake van vergoeding van immateriële schade toegekend dient te worden. Met name in haar beschouwing van 24 december 2024 heeft UHT uiteengezet hoe zij tot dit bedrag komt. Belanghebbende stelt dat onvoldoende is gemotiveerd hoe de hoogte van de immateriële schadevergoeding is vastgesteld. Meer specifiek worden vraagtekens gezet bij de berekening van bouwsteen A en B en verzoekt belanghebbende om een hogere vergoeding.

Bouwsteen A

De Commissie overweegt dat in het aangepaste beleid voor de (niet-limitatieve) factoren onder bouwsteen A geen standaardbedragen worden vermeld. De omvang van de immateriële schade wordt onder deze bouwsteen afzonderlijk per factor vastgesteld, afhankelijk van de zwaarte van deze factor. UHT heeft er in haar nadere schadevaststelling voor gekozen om uit te gaan van een standaardbedrag van € 750 per factor. Het waarom daarvan heeft UHT tijdens de hoorzitting toegelicht. De uitkomst van het individuele geval voor deze bouwsteen is gebaseerd op een ruimhartige beoordeling van het verhaal van de ouder in combinatie met de beschikbare stukken. De Commissie acht de nadere beoordeling door UHT van het CWS advies begrijpelijk en het bedrag van € 750 dat is toegekend per factor redelijk. 

Bouwsteen B

CWS heeft in haar advies toegelicht dat de twee kinderen van belanghebbende in meer of mindere mate emotioneel leed hebben ervaren als gevolg van de problemen met de KOT. CWS heeft binnen de in de werkwijze vastgestelde bandbreedte een vergoeding geadviseerd van € 1.500 per kind. UHT heeft naar aanleiding van een ruime herbeoordeling op basis van het nieuwe schadekader de vergoeding verhoogd naar € 2.250 per kind. Tijdens de hoorzitting heeft UHT toegelicht dat op basis van een beoordeling van alle omstandigheden uit is gekomen op dit bedrag. Dat een lager bedrag dan het maximum binnen de bandbreedte passend wordt geacht, heeft UHT toegelicht door uit te leggen dat er in onderhavig geval bijvoorbeeld geen jeugdbeschermingsmaatregelen hebben gespeeld, dat er bovendien is gekeken naar de impact van de terugvordering in vergelijking met het inkomen en er is gekeken naar richtlijnen en ervaringen die zijn opgedaan in eerdere zaken. Daarnaast is er geen sprake geweest van dak- of thuisloosheid tijdens of na de KOT-problemen. Hoewel de Commissie niet in twijfel trekt dat de sociale en materiële impact van de problemen op belanghebbende en diens gezin groot is geweest, is de Commissie van opvatting dat UHT voldoende gemotiveerd heeft hoe zij tot dit bedrag is gekomen.

Naar het oordeel van de Commissie heeft CWS in haar advies van 20 oktober 2023 voldoende en uitgebreid gemotiveerd hoe zij is gekomen tot het compensatiebedrag. Ook acht de Commissie de uiteenzetting van UHT ten aanzien van de bouwstenen A, B, C en E begrijpelijk, inzichtelijk en consistent en ziet in hetgeen door belanghebbende is aangevoerd geen reden tot een ander oordeel. UHT heeft naar de mening van de Commissie voldaan aan haar vergewisplicht door alle relevante factoren mee te wegen volgens het vaste (bijgestelde) beleidskader.

Proceskostenvergoeding

Hoewel het advies van de Commissie ertoe strekt om de bestreden beschikking te herroepen en een hoger bedrag toe te kennen ter zake van de vergoeding voor immateriële schade en een vergoeding toe te kennen voor regelzaken voor de jaren 2010 en 2011 en de gevoerde CWS-procedure, adviseert de Commissie UHT het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen. De (gedeeltelijke) herroeping is het gevolg van het feit dat de desbetreffende kosten hoger bleken te zijn dan het bedrag aan schadevergoeding ter zake van die kosten waarop belanghebbende aanvankelijk aanspraak maakte en dat door CWS en UHT was toegekend. Het niet eerder toekennen van die pas in bezwaar aan de orde gestelde (aanvullende) schade is derhalve niet het gevolg een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Gelet op artikel 7:15 lid 2 Algemene wet bestuursrecht komen de proceskosten daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om de beschikking van 9 november 2023 met kenmerk UHT-HD CWS te herroepen, het bestreden besluit op een aantal onderdelen aan te passen en het verzoek voor een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter