BAC 2023-14946
Publicatiedatum 15-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 13 oktober 2023 (UHT-HD CWS)
Hoorzitting: 22 november 2024 om 11:15 uur
Overdracht advies aan UHT: 7 februari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de aanvullende schadevergoeding aan te passen conform het nieuwe
schadekader en het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert
de Commissie het verzoek om vergoeding van proceskosten af te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 15.251,- en een
vergoeding van € 5.143,- voor de kosten van het voeren van de procedure bij CWS.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 6 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2007 tot en met 2011. - UHT heeft bij beschikking van 23 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I aan
belanghebbende een compensatiebedrag van € 122.711,- toegekend. - Gemachtigde heeft op 4 augustus 2021 een bezwaarschrift ingediend, dat tevens
is aangemerkt als verzoek om een aanvullende compensatie voor de werkelijke
schade. - Gemachtigde heeft in het kader van het verzoek om aanvullende compensatie
verschillende malen met CWS gecorrespondeerd: op 18 april 2022, 11 januari
2023 en 3 april 2023. - CWS heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 29 augustus
2023 aan UHT toegestuurd. CWS adviseert een aanvullende schadevergoeding
van € 15.251,- toe te kennen. - UHT heeft bij beschikking van 13 oktober 2023 met kenmerk UHT-HD CWS het
CWS advies overgenomen en aan belanghebbende een aanvullende
schadevergoeding toegekend van € 15.251,- en een vergoeding van € 5.143,-
voor de kosten van het voeren van de procedure bij CWS. - Gemachtigde heeft bij brief van 24 november 2023 tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 2 februari 2024 schriftelijk gereageerd.
- UHT heeft op 23 oktober 2024 een aanvullende beschouwing ingediend, mede
gebaseerd op een aanvullend advies van CWS op basis van het nieuwe
schadekader, waarbij aan belanghebbende een aanvullende vergoeding wordt
toegekend van € 12.549,-. - UHT heeft op 5 november 2024 in een aanvullende beschouwing het besluit van
13 oktober 2023 getoetst aan het nieuwe schadekader. - Op 22 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Gemachtigde heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 13
december 2024 een nadere schriftelijke reactie ingediend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de
aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade op de juiste wijze heeft
vastgesteld.
Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een
juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel
plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar.
In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de
Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit
geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van
belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.
Verzoek aanvullende werkelijke schade
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de volgende schadeposten:

Toegewezen aanvullende schadevergoeding
CWS heeft in lijn met het nieuwe schadekader de volgende aanvullende
schadevergoeding vastgesteld:

UHT heeft in haar aanvullende beschouwing van 5 november 2024 de aangepaste
berekening nader toegelicht.
Op basis van het nieuwe schadekader neemt CWS als uitgangspunt dat belanghebbende tijd kwijt is geweest aan regelzaken rondom de kinderopvangtoeslag-problematiek. Hiervoor wordt een forfaitaire vergoeding van € 300,- per toeslagjaar aan verlet- en reiskosten toegekend. In het geval van belanghebbende is dit € 1.500,- (5 x € 300,-). Het regelzakenforfait wordt aangevuld met € 200,- per gevoerde procedure over de gecompenseerde toeslagjaren. In het geval van belanghebbende is dit € 800,- (4 x € 200,-). Het regelzakenforfait wordt begroot op € 2.300,-. De reeds toegekende vergoedingen voor reiskosten (€ 60,42) en vergoeding voor verletdagen en regelzaken (€ 1.125,-) worden daarop in mindering gebracht.
De immateriële schadevergoeding is op basis van het nieuwe schadekader
bijgesteld van € 26.600,- naar € 39.300,-. Zoals CWS in haar advies heeft toegelicht,
vormen de door belanghebbende – en in het advies concreet benoemde - aangevoerde omstandigheden reden om een aanvullende vergoeding aan immateriële schade toe te kennen. In de aanvullende beschouwing heeft UHT de verschillende bouwstenen die samen het bedrag van de immateriële schadevergoeding vormen, toegelicht.
UHT heeft ter zitting toegezegd nader te zullen onderzoeken of aanvullende factoren
kunnen worden meegenomen. De Commissie ziet voor nu echter geen aanleiding haar
advisering daarom aan te houden. De toezegging van UHT is daarvoor onvoldoende
concreet en de aangepaste berekening komt de Commissie voor als in lijn met het
nieuwe schadekader.
Vervangende opvangkosten
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van vervangende opvangkosten ter hoogte van € 7.445,- voor een periode van 2,5 jaar vanaf medio 2007. CWS heeft
geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van deze kosten, omdat pas vanaf april 2010 terugvorderingen hebben plaatsgevonden. UHT heeft abusievelijk niet op deze bezwaargrond gereageerd.
De Commissie acht deze redenering van CWS desondanks zowel begrijpelijk als
navolgbaar. De Commissie adviseert om het bezwaar met betrekking tot de vervangende opvangkosten ongegrond te verklaren.
Inkomensschade en extra studiekosten wegens studievertraging
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van inkomensschade van € 128.536,- en studiekosten wegens studievertraging van € 11.589,-. Zij stelt dat zij als gevolg van de terugvorderingen haar opleiding tot Verzorgende niveau 5 niet heeft kunnen afronden. Hierdoor is zij in een lagere loonschaal terechtgekomen. Daarnaast heeft zij vanaf 2010 meerdere studies gevolgd die zij niet, of met vertraging, heeft afgerond vanwege de problemen met de kinderopvangtoeslag.
Volgens CWS is het verzoek onvoldoende onderbouwd. Het ontbreekt aan informatie
wanneer belanghebbende met de genoemde studies is begonnen en gestopt en de
normale studieduur van deze opleidingen. Belanghebbende heeft haar inkomensschade berekend op basis van algemene inkomensgegevens die niet overeenkomen met de gegevens die bij CWS wel bekend zijn. CWS verwijst daarbij naar de loongegevens van belanghebbende, zoals opgenomen in het dossier van UHT. Sinds 2016 is het bruto-inkomen van belanghebbende aanzienlijk gestegen, van € 49.286,- naar € 61.081,- in 2020.
CWS stelt vast dat er onvoldoende informatie is om te bepalen of belanghebbende de
genoemde schade heeft geleden, deze is geleden als gevolg van de terugvorderingen, op welke periode deze betrekking heeft en waaruit deze schade is opgebouwd.
De Commissie heeft belanghebbende gelet op het voorgaande in de gelegenheid gesteld om haar studievertraging en lagere instromen op de arbeidsmarkt aan de hand van studie- of andere bescheiden nader te onderbouwen. Op 13 december 2024 heeft
belanghebbende een aanvraag van belanghebbende voor een ‘Levenlanglerenkrediet’
overgelegd voor een opleiding die belanghebbende vanaf 1 februari 2018 heeft gevolgd.
Naar opvatting van de Commissie ontbreekt het nog steeds aan een concrete en
deugdelijke onderbouwing van de (omvang van de) geleden schade. Bij deze stand van
zaken kan de Commissie niet anders dan UHT te adviseren het advies van CWS op dit
punt te volgen.
Buitengerechtelijke kosten
Belanghebbende stelt dat de door UHT en CWS berekende vergoeding voor
buitengerechtelijke kosten te laag is. Belanghebbende maakt aanspraak op een bedrag
aan buitengerechtelijke kosten voor rechtsbijstand van haar advocaat bij CWS, bij de
integrale beoordeling en gedurende deze bezwaarprocedure.
De Commissie stelt voorop dat de kosten die gedurende de bezwaarprocedure tegen de beschikking worden gemaakt, niet voor vergoeding als buitengerechtelijke kosten in aanmerking komen. Het betreft dan geen buitengerechtelijke kosten meer, maar
proceskosten die eventueel op grond van de Awb en het Besluit proceskosten
bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Belanghebbende kan wel
aanspraak maken op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten voor haar
rechtsbijstand in het kader van de procedure bij CWS en bij de integrale beoordeling. De hoogte van deze vergoeding wordt begrensd door de dubbele redelijkheidstoets.
CWS heeft de door belanghebbende overgelegde urenstaten beoordeeld en in haar advies een gedeeltelijke vergoeding van de buitengerechtelijke kosten toegekend. Deze vergoeding omvat:
- € 744,- (3 uur x € 248,-) voor rechtsbijstand tijdens de integrale beoordeling; en
- € 4.960,- (20 uur x € 248,-) voor rechtsbijstand gedurende de procedure bij CWS.
CWS acht de opgevoerde uren voor de integrale beoordeling (14,4 uur) onredelijk, omdat dit proces doorgaans intern door UHT wordt uitgevoerd en een nadere onderbouwing van de noodzaak en omvang van deze kosten ontbreekt. Voor de procedure bij CWS beoordeelt CWS het gedeclareerde aantal uren (34,9 uur) eveneens als onredelijk, omdat de aard en omvang van de werkzaamheden in het dossier geen hoger aantal uren rechtvaardigen. UHT heeft het advies van CWS overgenomen.
Deze beoordeling komt de Commissie, gelet op de aard en omvang van het dossier en de correspondentie met gemachtigde, juist voor.
Juridische kosten
Belanghebbende stelt dat de vergoeding voor juridische kosten in eerdere
bezwaarprocedures niet correct is vastgesteld. Bij definitieve beschikking van 23 juni
2021 is een bedrag van € 5.340,- toegekend, terwijl belanghebbende aanspraak maakt
op een totaalbedrag van € 14.960,-.
De Commissie stelt vast dat bij beslissing op bezwaar van 30 november 2023 reeds een bedrag van € 21.762,- aan juridische kosten is vergoed voor het voeren van 13
bezwaarprocedures. Aan het punt van de juridische kosten is dan ook tegemoet gekomen.
Executoriale verkoop scooter
Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat en in welke mate belanghebbende schade heeft geleden omdat haar scooter executoriaal is verkocht. Derhalve acht de Commissie het advies van CWS op dit punt zowel begrijpelijk als navolgbaar.
Kinderen
CWS heeft in haar advies toegelicht dat de vier kinderen van belanghebbende in meer of mindere mate een verminderde kwaliteit van leven hebben ervaren en veel stress en
verdriet hebben ondervonden als gevolg van de problemen met de KOT. Binnen de in de werkwijze vastgestelde bandbreedte heeft CWS een vergoeding van € 1.500,- per kind geadviseerd. UHT heeft deze vergoeding, na een ruime herbeoordeling op basis van het nieuwe schadekader, verhoogd naar € 2.250,- per kind.
De Commissie erkent de aanzienlijke sociale en materiële impact die de problemen
hebben gehad op belanghebbende en diens gezin. Niettemin is zij van oordeel dat UHT
afdoende heeft gemotiveerd hoe dit bedrag tot stand is gekomen. Naar de mening van de Commissie heeft UHT bij haar beoordeling alle relevante omstandigheden in acht
genomen en daarmee een juiste invulling gegeven aan haar vergewisplicht. De
compensatie berust op een evenwichtige en onderbouwde afweging van factoren binnen een vast beleidskader. De Commissie acht de toelichting begrijpelijk en navolgbaar en is van mening dat UHT dit onderdeel op een juiste wijze heeft berekend.
Daarnaast wijst de Commissie erop dat de kinderen van belanghebbende op grond van
artikel 2.10 Wht in aanmerking komen voor de Kindregeling. De reeds ontvangen
aanvullende immateriële schadevergoeding wordt hiermee niet verrekend.
Belanghebbenden hoeven zich niet zelf aan te melden voor de regeling; UHT zal contact opnemen met (de kinderen van) ouders die als gedupeerd zijn vastgesteld.
Schending algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Meer in zijn algemeenheid is bij bezwaar ter discussie gesteld of UHT bij de bestreden
beschikking heeft gehandeld in strijd met het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel. Naar opvatting van de Commissie is de bestreden beschikking
voldoende gemotiveerd. Er zijn geen aanwijzingen dat UHT bij de totstandkoming van de beschikking onzorgvuldig heeft gehandeld of voor strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Geen proceskostenvergoeding bij wijziging beleidskader
Ingevolge artikel 7:15 Awb wordt een proceskostenvergoeding toegekend indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daar is in deze bezwaarprocedure geen sprake van, nu de beschikking bij beslissing op bezwaar wordt aangepast naar aanleiding van een wijziging van het schadebeleid van CWS. Een vergoeding voor de gemaakte proceskosten is daarom niet aan de orde.
Conclusie en advies
Samengevat adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren; en om:
- de samenstelling van de aanvullende schadevergoeding ingevolge het gewijzigde schadekader van CWS aan te passen, zoals door UHT omschreven in haar aanvullende beschouwing van 5 november 2024.
[handtekening]
De secretaris
[handtekening]
De voorzitter