BAC 2023-14402
Publicatiedatum 28-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 27 juni 2023 met kenmerk UHT-HD CWS
Ontvangst bezwaarschrift: 6 juli 2023
Hoorzitting: 22 mei 2024
Overdracht advies aan UHT: 3 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
bij beslissing op bezwaar de aanvullende schadevergoeding bij te stellen aan de
hand van het schadekader zoals dat per 1 juli 2024 door CWS wordt
gehanteerd. De bezwaargronden van belanghebbende kunnen niet slagen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 27 juni 2023 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-HD CWS, waarbij aan belanghebbende een aanvullende schadevergoeding van € 9.429,- is toegekend.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 28 mei 2020 bij UHT aangemeld voor herstel
kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2008 en 2009. - Bij beschikking van 24 juni 2021 heeft UHT belanghebbende een definitief
compensatiebedrag toegekend van € 27.536,- (UHT-DC I). Het
compensatiebedrag is uit hoofde van de Catshuisregeling aangevuld tot €
30.000,-. - Op 22 februari 2022 heeft belanghebbende een verzoek voor aanvullende
schadevergoeding ingediend bij de Commissie aanvullende schadevergoeding
werkelijke schade (hierna: CWS). - Belanghebbende heeft haar verzoek op 28 februari 2023 in een gesprek bij CWS
toegelicht. Van het gesprek is een verslag gemaakt. - Op 11 april 2023 heeft CWS advies uitgebracht aan UHT over het verzoek om een
aanvullende schadevergoeding. CWS adviseert UHT belanghebbende een
aanvullende schadevergoeding toe te kennen van € 9.429,-. - UHT heeft het CWS-advies overgenomen en belanghebbende bij beschikking van
27 juni 2023 met kenmerk UHT-HD CWS een aanvullende schadevergoeding
toegekend van € 9.429,-. - Gemachtigde heeft bij schrijven van 6 juli 2023, dezelfde dag door UHT
ontvangen, tegen de beschikking van 27 juni 2023 met kenmerk UHT-HD CWS
bezwaar gemaakt. - UHT heeft op 14 november 2023 schriftelijk gereageerd.
- Op 22 mei 2024 heeft een hoorzitting bij de Commissie plaatsgevonden. Van de
hoorzitting is verslag gemaakt. Het verslag is als bijlage bij het advies gevoegd. - Partijen zijn na de hoorzitting in de gelegenheid gesteld om stukken uit te
wisselen. Gemachtigde heeft op 23 mei 2024 de op de hoorzitting gehanteerde
pleitnota ingezonden. UHT heeft op 5 juni 2024 een aanvullende reactie
ingezonden. - Per 1 juli 2024 hanteert CWS een nieuw schadekader voor het vaststellen van de
aanvullende schadevergoeding. - De Commissie heeft het volgende advies vastgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toetsingskader voor aanvullende werkelijke schadevergoeding
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een
juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel
plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar.
In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de
Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden. De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.
Inkomensschade
Belanghebbende heeft UHT verzocht de inkomensschade te vergoeden, die zij na 1
september 2012 als gevolg van de nihilstellingen kinderopvangtoeslag 2008 en 2009
heeft geleden. Belanghebbende werkte bij een juwelier en moest vanaf 1 september
2012 noodgedwongen een dag minder gaan werken, waardoor zij loon, pensioenschade en promotiekansen heeft gederfd. In december 2015 stopte zij helemaal met werken, nadat haar partner door het aannemen van een vaste baan niet meer deels de opvang op zich kon nemen. Belanghebbende heeft haar schade als gevolg van het minder en later niet meer werken begroot op € 51.048,20.
Volgens het advies van CWS is het inkomen van belanghebbende in de jaren na 2012,
ongeveer hetzelfde gebleven en is geen sprake geweest van inkomensverlies. Verder
ontbreekt het van de zijde van belanghebbende aan een onderbouwing om vast te stellen of de problemen met de kinderopvangtoeslag tot inkomensschade, waaronder mede begrepen pensioenschade en promotiekansen, hebben geleid. UHT heeft het advies van CWS op dit punt aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd.
Belanghebbende heeft de thuissituatie in de periode na de terugvorderingen bij de
hoorzitting nader toegelicht. Zij heeft gewezen op een achteruitgang van het inkomen na 2008 en 2009. De terugvorderingen vonden echter plaats vanaf 1 september 2012, niet vanaf 1 januari 2010. De inkomensachteruitgang waar belanghebbende op wijst was dus al gaande vóórdat het gezin werd geconfronteerd met de terugvorderingen. Dat belanghebbende promotiekansen zou hebben gemist is onvoldoende concreet geworden. Belanghebbende werkte reeds voor de vermindering van het aantal dagen parttime.
Belanghebbende stopte 1 december 2015 met werken nadat haar partner een vaste baan had aangenomen. Zij had echter doorgewerkt indien de problemen met de terugvorderingen (die inmiddels waren terugbetaald) niet waren ontstaan, zo vertelt belanghebbende. Door de eerdere terugvorderingen wilde zij echter niet meer met
toeslagen in aanraking komen, vertelde zij tijdens de hoorzitting.
De Commissie acht het stoppen met werken na 1 december 2015 onvoldoende in
verband staan met de eerdere terugvorderingen. Zoals belanghebbende zelf aangaf,
werd deze verandering op dat moment ingegeven door het aannemen van een vaste baan (die tot dan toe een ondernemer was met vrije tijdsindeling) door de partner. De
terugvorderingen waren op dat moment bovendien al afgelost. Er zijn volgens de
Commissie dan ook onvoldoende aanknopingspunten om te stellen dat sprake was van druk vanuit de Belastingdienst/Toeslagen op belanghebbende om eind 2015 te stoppen met werken.
Het advies van CWS om geen inkomensschade te vergoeden komt de Commissie gezien het voorgaande juist voor. Het bezwaaronderdeel kan niet slagen.
Immateriële schadevergoeding en het nieuwe schadekader per 1 juli 2024
UHT heeft belanghebbende op grond van het advies van CWS een immateriële
schadevergoeding toegekend van € 20.800,-. Belanghebbende heeft deze schade uit
hoofde van de omstandigheden van het gezin bij pleitnota nader begroot op € 34.500,-. In het advies van CWS was deze schade niet per bouwsteen toegelicht. De Commissie heeft UHT daarom gevraagd per bouwsteen toe te lichten welk bedrag hiervoor is toegekend.
UHT heeft bij aanvullende reactie van 5 juni 2024 de gevraagde toelichting per
bouwsteen van de immateriële schadevergoeding gegeven. De Commissie vindt het –
mede gelet op het advies - voldoende aannemelijk dat alle relevante feiten bij de
vaststelling van de immateriële schadevergoeding in aanmerking zijn genomen en daarbij de juiste keuze binnen de bandbreedte van de onderscheidene bouwstenen is gekozen.
CWS hanteert met ingang van 1 juli 2024 een nieuw schadekader, waarbij andere
bandbreedtes worden gehanteerd voor de berekening van de immateriële schade. UHT past daarom in de lopende CWS-zaken de hoogte van de immateriële schadevergoeding (in positieve zin) aan aan het nieuwe schadekader. Dat is in deze bezwaarprocedure nog niet gebeurd.
De Commissie zal UHT daarom adviseren dit bij beslissing op bezwaar alsnog te doen. Zij heeft er gelet op het advies van CWS en de reactie van 5 juni 2024 voldoende
vertrouwen in, dat UHT tot een juiste nadere vaststelling van het bedrag zal komen met inachtneming van de door belanghebbende aangevoerde feiten en omstandigheden, zodat geen aanleiding bestaat om het uitbrengen van dit advies op te schorten.
Andere schadeposten
Het bezwaar bevat met betrekking tot de andere schadeposten geen nadere
bezwaargronden. De Commissie ziet ambtshalve geen aanleiding nader te adviseren met betrekking tot de andere schadeposten.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Bij beslissing op bezwaar
zal de bestreden beschikking nochtans moeten worden aangepast, in lijn met het per 1
juli 2024 gewijzigde (ruimhartiger) schadekader. De Commissie acht een aanpassing van het schadekader echter niet een aan UHT te wijten omstandigheid, die moet leiden tot de toekenning van een proceskostenvergoeding. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om UHT te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie UHT om de schadevergoeding van belanghebbende bij beslissing op bezwaar vast te stellen overeenkomstig het sedert 1 juli 2024 door CWS gehanteerde schadekader en een aanvullend bedrag aan belanghebbende uit te keren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter