Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-14216

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 17 juli 2023 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.

Hoorzitting: 6 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 25 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden beschikking
deels te herroepen. Daarnaast adviseert de Commissie tot toekenning van een
proceskostenvergoeding.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift van 24 juli 2023 is gericht tegen de door UHT genomen “Beschikking
aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke
Schade” van 17 juli 2023 (met kenmerk: UHT-HD CWS). Aan belanghebbende is met
toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) een aanvullende
compensatie van € 14.287 toegekend.

Procesverloop

  • Op 12 januari 2022 heeft belanghebbende de Commissie Werkelijke Schade
    (hierna: CWS) verzocht om een aanvullende schadevergoeding.
  • Op 4 april 2022 heeft CWS aanvullende vragen gesteld aan belanghebbende. Op
    20 april 2022 en 9 februari 2023 heeft belanghebbende nadere informatie
    verstrekt.
  • Op 14 februari 2023 heeft er een toelichtingsgesprek plaatsgevonden bij CWS,
    waarin belanghebbende haar verzoek om aanvullende schadevergoeding heeft
    toegelicht. Hiervan is een verslag gemaakt (productie 3). Na het
    toelichtingsgesprek heeft belanghebbende op 20 en 23 februari 2023 nadere
    informatie aangeleverd
  • Op 17 mei 2023 heeft CWS aan UHT geadviseerd over een aanvullende
    schadevergoeding ten bedrage van € 14.443.
  • Bij beschikking van 17 juli 2023 (met kenmerk UHT-HD CWS) heeft UHT dit
    advies gevolgd en belanghebbende onder aftrek van de eerder aan belanghebbende toegekende O/GS vergoeding van € 155 een aanvullende
    schadevergoeding toegekend van € 14.287.
  • Bij brief van 24 juli 2023 heeft gemachtigde hiertegen bezwaar gemaakt. Op 23
    augustus 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
    belanghebbende.
  • Op 6 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
    verslag gemaakt.
  • UHT heeft tijdens de hoorzitting een kopie van haar aanvullende reactie verstrekt
    aan de Commissie en gemachtigde.
  • Op 13 juni (en 16 juli) 2024 heeft UHT per e-mail bevestigd dat de toetsing aan
    het nieuwe beleidskader van CWS voor het vaststellen van de aanvullende
    schadevergoeding zal plaatsvinden bij het opstellen van de beslissing op bezwaar.
  • Gemachtigde heeft op 25 juni 2024 heeft gemachtigde gereageerd op deze e-mail
    van 13 juni 2024.
  • De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.


Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.


Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.


UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden. In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.


De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit
geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van
belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.


Inkomensschade
Belanghebbende heeft gesteld dat zij inkomensschade heeft geleden, omdat de
problemen met de KOT al in 2012 begonnen. Door de problemen met de KOT is haar
onderneming failliet is verklaard.

De CWS heeft geadviseerd om geen vergoeding voor inkomensschade toe te kennen,
omdat volgens CWS geen verband bestaat tussen de inkomensschade zoals door
belanghebbende is toegelicht en de KOT-problematiek. De problemen met de KOT
begonnen immers in december 2014. De onderneming van belanghebbende was in
januari 2014 failliet verklaard. UHT heeft dit advies overgenomen.


Hoewel de Commissie begrijpt dat belanghebbende in een moeilijke situatie zat, is zij van oordeel dat UHT mocht afgaan op het advies van CWS dat de inkomensschade
onvoldoende aannemelijk is gemaakt.


Vermogensschade
Volgens belanghebbende is het niet onaannemelijk dat zij de kosten van haar
verzekering en wegenbelasting van haar auto niet meer kon betalen. Haar auto is
uiteindelijk verbeurd verklaard dan wel geveild of vernietigd. Zij heeft niets teruggezien van het verkoopbedrag ad € 1.500.


Volgens CWS heeft belanghebbende recht op een vergoeding van vermogensschade, nu aannemelijk is dat belanghebbende de autokosten niet (meer) kon betalen door de
invordering van de KOT. Ook heeft belanghebbende aangetoond dat de
betalingsachterstand heeft geleid tot inbeslagname en vernietiging van de auto. Het
gevorderde bedrag ad € 1.500 is volgens CWS echter niet aannemelijk. Gezien de leeftijd en het merk van de auto vindt CWS een restwaarde van € 750 wél aannemelijk.

In de schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven dat zij onderzoek heeft gedaan naar de waarde van een auto van het merk Fiat Punto met bouwjaar 2000. De auto’s staan
volgens UHT tussen de € 1.000 en € 2.000 te koop. UHT is dan ook bereid tot een
aanvullende schadevergoeding van € 750, zodat de totale schade van € 1.500 wordt
vergoed. De Commissie overweegt dat het bezwaarschrift op dit punt gegrond is.


Immateriële schadevergoeding
Belanghebbende stelt dat het door UHT in de beschikking toegekende bedrag (op basis van het CWS advies) aan immateriële schadevergoeding te laag is en heeft aanvullende schadevergoeding verzocht. Daaromtrent overweegt de Commissie als volgt.


De CWS heeft geadviseerd om een aanvullende immateriële schadevergoeding toe te
kennen van € 21.300. De CWS heeft hierbij onder andere meegewogen dat er
dwangverrekening heeft plaatsgevonden, de grote financiële gevolgen voor
belanghebbende waaronder de enorme schuldenwolk, dat belanghebbende in haar goede naam is geschaad en dat de KOT-problematiek geleid tot een verminderde kwaliteit van leven van de kinderen.


De Commissie overweegt dat in het Beoordelingskader Immateriële Schade van de CWS het volgende is vermeld: De CWS vindt het belangrijk om in het advies duidelijk te
maken hoe de immateriële schadevergoeding is berekend. Daarom werkt de CWS - zoals gezegd - met bouwstenen. Per bouwsteen bekijkt de CWS een aantal factoren; de feiten en omstandigheden die de ouder heeft aangevoerd. Die factoren wegen mee bij het bepalen van de immateriële schadevergoeding. De factoren zijn een hulpmiddel, en bepalen niet alles. Elk advies is maatwerk. Er is altijd ruimte om extra factoren mee te wegen.


De Commissie stelt vast dat UHT in de schriftelijke reactie niet aan de hand van de
bouwstenen en ook anderszins niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij tot het toegekende bedrag is gekomen. UHT heeft echter tijdens de hoorzitting een aanvullend document aangeleverd waarin is uiteen gezet welke elementen door CWS zijn betrokken bij de beoordeling en hoe deze hebben geleid tot bovenstaand bedrag. De totale immateriële schade komt aan de hand van het verfijnde beleid niet uit op een hoger bedrag dan eerder geadviseerd door CWS, aldus UHT.


De Commissie acht de uiteenzetting van UHT ten aanzien van de bouwstenen A, B, C en E begrijpelijk en inzichtelijk en ziet in hetgeen door belanghebbende is aangevoerd geen reden tot een ander oordeel en adviseert het bezwaar op dat punt ongegrond te
verklaren.

Sinds 3 juni 2024 hanteert de CWS een nieuw beleidskader voor het vaststellen van
aanvullende schadevergoeding. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie UHT ruim de gelegenheid geboden om zich ervan te vergewissen of het advies van de CWS zorgvuldig, begrijpelijk en navolgbaar is tegen de achtergrond van het nieuwe beleidskader. UHT heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De Commissie betreurt dat UHT voornemens is om pas bij de beslissing op bezwaar zich uit te laten over het nieuwe beleidskader. De Commissie gaat ervan uit dat UHT de aanvullende schadevergoeding zal beoordelen volgens het nieuwe beleidskader bij het nemen van de beslissing op bezwaar en de voor belanghebbende meest gunstige regeling zal toepassen.


Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te
wijzen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie UHT om het bezwaar van belanghebbende
gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te herroepen voor wat
betreft de vermogensschade en de bepaling van de immateriële schade. Daarnaast
adviseert de Commissie UHT om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter