Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-14128

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 19 mei 2023 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.

Hoorzitting: 18 juli 2024

Overdracht advies aan UHT: 21 augustus 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te
laten.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 29 juni 2023 is gericht tegen de door UHT genomen “Beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade” van 19 mei 2023 (met kenmerk: UHT-HD CWS). Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 16.561.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld met een verzoek om herbeoordeling
    van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2013 tot en met 2015.
  • Op 20 januari 2022 heeft belanghebbende de Commissie Werkelijke Schade
    (hierna: CWS) verzocht om een aanvullende schadevergoeding.
  • Op 8 februari 2022 heeft belanghebbende gereageerd op vragen van CWS en
    aanvullende informatie verstrekt.
  • Op 7 juni 2022 heeft er een toelichtingsgesprek plaatsgevonden bij CWS.
  • Op 30 maart 2023 heeft CWS aan UHT geadviseerd om belanghebbende een
    aanvullende schadevergoeding toe te kennen van € 16.561.
  • Bij genoemde beschikking van 19 mei 2023 heeft UHT dit advies gevolgd en
    belanghebbende een aanvullende schadevergoeding toegekend van € 16.561.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 29 juni 2023 tegen deze beschikking een
    bezwaarschrift ingediend.
  • Op 21 november 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden
    van belanghebbende.
  • Op 15 juli 2024 heeft UHT een aanvullende reactie ingediend. Daarin is de
    aanvullende schadevergoeding vastgesteld op € 21.308. Aangezien aan
    belanghebbende al eerder een bedrag van € 16,561 is toegekend heeft
    belanghebbende nog recht op een aanvullend schadebedrag van € 4.747.
  • Op 18 juli 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen.
  • Bij e-mail van 8 augustus 2024 heeft UHT een (tweede) aanvullende beschouwing
    ingediend, waarop gemachtigde bij e-mail van 13 augustus 2024 heeft
    gereageerd.
  • De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.


Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.


Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.


UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.


In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een
juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel
plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar.

In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de
Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden. De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.


Studievertraging/studiekosten
Belanghebbende stelt dat de problemen met de KOT hebben geleid tot een aanzienlijke studievertraging en daarmee gepaard gaande extra studiekosten. Volgens haar is onvoldoende rekening gehouden met de impact van deze vertraging op haar financiële situatie.


Opleiding Associate Degree Officemanagement
Belanghebbende begon in september 2013 aan een opleiding Associate Degree
Officemanagement bij ..., maar kreeg in maart 2014 problemen met de KOT. Na een langdurig en stressvol bezwaarproces dat anderhalf jaar duurde, raakte ze financieel in de problemen en liep ze een jaar studievertraging op. Uiteindelijk kon ze
in augustus 2016, dankzij een fonds, haar studie afronden. Belanghebbende heeft bij
deze studie één jaar vertraging opgelopen.


Uit het advies van CWS blijkt dat zij het aannemelijk acht dat de problemen met de KOT hebben bijgedragen aan één jaar vertraging. De stress veroorzaakt door de herzieningen van de KOT, het instellen van (tevergeefse) bezwaren, en de voortdurende contacten met de B/T hebben de ouder belemmerd in haar studievoortgang.


Opleiding Bedrijfskunde (Business Administration)
Na het afronden van haar Associate Degree Officemanagement in augustus 2016, begon belanghebbende direct aan een Hbo-opleiding Bedrijfskunde. Tijdens deze opleiding, die die zij in 2018 had willen afronden, liep ze drie jaar vertraging op.

Deze vertraging werd volgens belanghebbende veroorzaakt door burn-out klachten,
concentratieproblemen, en financiële zorgen die haar energie opslokten. Belanghebbende werkte vanaf april 2017 als telefoniste, een baan die haar de flexibiliteit bood om te studeren maar ook minder tijd voor haar studie liet. Uiteindelijk voltooide ze de opleiding in augustus 2021.


Naar het oordeel van de Commissie heeft CWS voldoende gemotiveerd uitgelegd dat zij het niet aannemelijk acht dat de studievertraging betreffende de Hbo-opleiding
Bedrijfskunde door problemen met de KOT is veroorzaakt. Belanghebbende had in
september 2016 al ongeveer tweeëneenhalf jaar problemen met de KOT, maar deze
problemen werden in oktober 2016 opgelost. De bezwaren van de ouder werden in 2016 gegrond verklaard en de KOT over de jaren 2013, 2014 en 2015 werd alsnog toegekend. De KOT voor 2015 werd tijdelijk stopgezet in augustus 2015, maar in oktober 2016 volledig toegekend. CWS merkt verder op dat belanghebbende in september 2016 aan een vervolgopleiding begon omdat ze de studiefinanciering als bron van inkomen niet kon missen, wat volgens CWS niet aan de BD/T kan worden toegerekend.


De Commissie oordeelt dat UHT het advies van CWS inzake deze schade terecht heeft
gevolgd en adviseert UHT om het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.


Studiekosten- en lening
Belanghebbende stelt dat haar studievertraging heeft geleid tot extra kosten ad
€ 16.645,24 voor collegegeld. Zij heeft een studielening moeten afsluiten om in haar
levensonderhoud te kunnen voorzien tijdens haar studietijd.


De Commissie kan zich vinden in de conclusie van UHT dat het advies van CWS ook wat dit onderdeel betreft zorgvuldig en inzichtelijk gemotiveerd is en navolgbaar tot stand is gekomen. CWS vindt het niet aannemelijk dat de ouder schade heeft geleden door de problemen met de KOT. CWS heeft geadviseerd om één jaar studievertraging van de opleiding Associate Degree Officemanagement te vergoeden voor het studiejaar 2015/2016, wat neerkomt op extra studiekosten van € 1.951. Belanghebbende ontving echter financiële steun van € 2.000 van twee fondsen voor het derde studiejaar van die opleiding, waardoor belanghebbende geen extra kosten had voor 2015/2016. Voor de opleiding Bedrijfskunde geldt dat nu CWS heeft geadviseerd geen inkomensschade te vergoeden voor de drie vertragingsjaren, geadviseerd wordt om de bijbehorende studiekosten ook niet te vergoeden.


Wat betreft de geldleningen, zoals een studielening van DUO, geldt volgens CWS dat
deze in principe geen schadepost vormen omdat ze tegenover een waardevolle uitgave
staan. Belanghebbende heeft met het geleende geld iets gekocht of een dienst
afgenomen. Kwijtschelding of overneming van schulden gebeurt alleen volgens wettelijke regelingen en niet via een CWS-procedure. Daarom komt de studielening van DUO niet in aanmerking voor schadevergoeding.

Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT op het punt van deze schade het advies
van CWS mogen volgen. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt
ongegrond te verklaren.


Schadeberekening
Kosten voor het voeren van de procedure bij de CWS
CWS hanteert in het op 1 juli 2024 gepubliceerde nieuwe beleidskader een vaste
vergoeding van € 500 per huishouden, inclusief wettelijke rente, voor de kosten die
worden gemaakt voor het voeren van de procedure bij CWS. Gelet op de aard van deze
kosten vallen deze niet onder de aanvullende werkelijke schade en worden deze daarom apart aan belanghebbende vergoed om verrekening met al ontvangen compensatie en/of tegemoetkomingen te voorkomen. In de aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT per abuis de € 500 die is toegekend voor de CWS-procedure verrekend met het Surplus Catshuisregeling. UHT heeft in de aanvullende beschouwing van 8 augustus 2024 bevestigd dat dit in de beslissing op bezwaar gecorrigeerd zal worden.


Immateriële schadevergoeding
Tijdens de hoorzitting zijn verschillende afspraken gemaakt., Eén van de afspraken was
dat UHT na zou gaan waar de toegekende bedragen per bouwsteen voor de vergoeding van immateriële schade op zijn gebaseerd. Omdat CWS werkt met bandbreedtes waarbinnen de hoogte van de vergoeding voor belanghebbenden wordt bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden, heeft de Commissie UHT gevraagd om toe te lichten op basis waarvan de hoogte van de vergoeding (per bouwsteen) is vastgesteld. Voorts zou UHT (met betrekking tot het nieuwe beleidskader van CWS) toelichten in welke gevallen UHT zelf de bezwaren toetst aan het nieuwe beleidskader en in welke gevallen eerst om een aanvullend advies van CWS wordt gevraagd. De Commissie constateert dat UHT in de e-mail van 8 augustus 2024 deze vragen (nog) niet heeft beantwoord. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar alsnog een duidelijke en begrijpelijke toelichting bij de berekeningstabel op te nemen.


Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenveroordeling conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien het bezwaar tegen naar het oordeel van de
Commissie ongegrond is, adviseert de Commissie belanghebbende geen proceskosten
toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
bestreden besluit in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter