Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13876

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 13 juni 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.

Hoorzitting: 1 oktober 2024

Overdracht advies aan UHT: 18 december 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren en het verzoek om een
proceskostenvergoeding af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende
ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: de bestreden beschikking).


Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2014 tot en met 2019.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 17 juni 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2016 tot en met 2021. Op 1
    september 2021 heeft belanghebbende tevens verzocht om herbeoordeling van de
    KOT voor het toeslagjaar 2014. Bij aanvang van de herbeoordeling heeft de
    persoonlijke zaakbehandelaar de toeslagjaren aangepast naar de jaren 2014 tot
    en met 2019.
  • UHT heeft bij beschikking van 10 mei 2022 aan belanghebbende medegedeeld dat
    hij niet in aanmerking komt voor een betaling van €30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 12 mei 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat voor de toeslagjaren 2014 tot en met 2019 de
    compensatieregeling niet van toepassing is, aangezien uit de overgelegde stukken
    niet blijkt dat voor deze jaren KOT is aangevraagd door belanghebbende. Voor die
    jaren is ook geen KOT toegekend aan of teruggevorderd van belanghebbende.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat hij
    geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2014 tot en met 2019.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 24 juli 2023 tegen deze beschikking een
    bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 29 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 1 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
    een verslag gemaakt.
  • UHT heeft op verzoek van de Commissie op 25 oktober 2024 een nadere
    beschouwing ingediend. Voorts heeft UHT hierbij de bijbehorende producties
    ingediend.
  • Gemachtigde heeft op 12 november 2024 als reactie op de aanvullende
    beschouwing, een aanvullend bezwaarschrift ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.


Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd en
onzorgvuldig tot stand is gekomen. De gemachtigde voert daarbij aan dat het niet
inzichtelijk is hoe tot de bestreden beschikking is gekomen. De Commissie deelt de
mening van belanghebbende niet. Zij kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten
aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten
grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat door middel van het
indienen van het schriftelijke verweer en de overige producties het bestreden besluit
voldoende is onderbouwd.


Persoonlijk dossier/onvolledig bezwaardossier/equality of arms
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van
equality of arms. In zijn ogen wordt hij in zijn procesbelang geschaad, omdat hij niet de
beschikking krijgt over zijn persoonlijk dossier en een volledig bezwaardossier en
daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt.
Voorts heeft gemachtigde tijdens zitting verzocht om uittreksels van het ‘Heidi’-systeem om zodoende te kunnen aantonen of destijds door belanghebbende aanvragen KOT zijn ingediend. UHT stelt dat als belanghebbende KOT had aangevraagd over de toeslagjaren 2014 tot en met 2019, dit zichtbaar had moeten zijn in de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T), waaronder de Regeling Kinderopvang Toeslagen (RKT), de Toeslagenverstrekkingensysteem (TVS) en het Digitaal archief systeem (DAS). UHT heeft daarom het standpunt ingenomen dat uittreksels uit het ‘Heidi’-systeem geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn als bedoeld in artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.


Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie met de
bijbehorende producties, is op 22 augustus 2024 aan gemachtigde toegezonden.
Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. De Commissie ziet in de concrete stellingname van belanghebbende en UHT geen aanleiding om aan te nemen dat in het beschikbaar gestelde dossier stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. Ook met betrekking tot het ‘Heidi’-systeem heeft de Commissie in het bezwaar geen aanknopingspunten gevonden om van het standpunt van UHT af te wijken. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.


UHT-DCHA
Belanghebbende stelt dat de compensatie voor de toeslagjaren 2014 tot en met 2019 ten onrechte is afgewezen en dat in deze toeslagjaren vooringenomen is gehandeld door B/T. UHT heeft aan de afwijzing van compensatie ten grondslag gelegd dat belanghebbende in geen van de hier aan de orde zijnde toeslagjaren een KOT aanvraag heeft ingediend.


Op grond van artikel 2.1 lid 1 Wht wordt alleen compensatie toegekend aan de aanvrager van KOT. De Commissie verenigt zich met het standpunt van UHT dat uit alle beschikbare informatie, waaronder de hiervoor genoemde systemen van B/T (RKT,TVS en DAS) niet blijkt dat belanghebbende KOT bij B/T heeft aangevraagd. Belanghebbende heeft daartegenover met de enkele stelling dat hij wel KOT aanvragen heeft ingediend, onvoldoende gesteld. Hierbij neemt de Commissie ook de aanvullende beschouwing van UHT in aanmerking en de verklaring van belanghebbende dat hij geen stukken meer in zijn bezit heeft om zijn stellingen te onderbouwen.


Gelet op voorgaande overwegingen ziet de Commissie in het bezwaar geen aanleiding om het advies van CvW en de daarop gebaseerde beslissing van UHT onjuist te achten. De Commissie adviseert daarom om het bezwaar van belanghebbende ongegrond te
verklaren.

Gevolgschade
Belanghebbende stelt (gevolg)schade te hebben geleden door het handelen van B/T. De Commissie merkt hierover op dat voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade in aanmerking komt de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T, de ouder die ten onrechte een kwalificatie opzet/grove schuld heeft gekregen en daardoor een persoonlijke betalingsregeling of buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd of de ouder waaraan ten onrechte een persoonlijke betalingsregeling of buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd en die ingevolge artikel 9.1 Wht een O/GS-tegemoetkoming toekomt. Nu de Commissie van mening is dat UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot het besluit om het verzoek om compensatie van belanghebbende af te wijzen, komt belanghebbende ook niet in aanmerking voor aanvullende compensatie.


Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding
een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en om:

  • het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter