BAC 2023-13831
Publicatiedatum 27-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 2 maart 2023 met kenmerk UHT-HD CWS
Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.
Hoorzitting: 3 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 16 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te
laten.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 11 april 2023 is gericht tegen de door UHT genomen “Beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade” van 2 maart 2023 (met kenmerk: UHT-HD CWS). Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 34.345.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 19 november 2019 bij UHT gemeld met een verzoek
om herbeoordeling van haar situatie ten aanzien van de aan haar uitgekeerde
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2011 en 2012. - Bij beschikking van 23 september 2021 met kenmerk UHT-DC I is aan
belanghebbende ter zake van de definitieve compensatie over de toeslagjaren 2011
en 2012 € 38.341 toegekend. - Op 24 oktober 2021 heeft belanghebbende de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) verzocht om een aanvullende schadevergoeding.
- Op 27 januari 2023 heeft CWS aan UHT geadviseerd om belanghebbende een
aanvullende schadevergoeding toe te kennen van € 34.345. - Bij genoemde beschikking van 2 maart 2023 heeft UHT dit advies gevolgd en
belanghebbende een aanvullende schadevergoeding toegekend van € 34.345. - Bij brief van 11 april 2023 heeft belanghebbende tegen deze beslissing bezwaar
gemaakt. - Bij e-mail van 1 november 2023 heeft gemachtigde het
bezwaarschrift aangevuld. - Op 11 april 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Op 9 september 2024 heeft UHT een aanvullende reactie ingediend. Daarin is de
aanvullende schadevergoeding vastgesteld op € 24.800. Aangezien aan
belanghebbende al eerder een bedrag van € 20.700 is toegekend heeft
belanghebbende nog recht op uitkering van een aanvullend schadebedrag van
€ 4.100. - Op 3 oktober 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. - De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek te
doen tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Dit verzoek
kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht
vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing
van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling
Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde
ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in
welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het
gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor
de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van
CWS baseren nadat ze zich ervan heeft vergewist dat het advies zorgvuldig tot stand is
gekomen, dat de redenering daarin begrijpelijk is en dat de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een
juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel
plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar.
In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de
Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden. De Commissie zal aan de
hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het
advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te bespreken aspecten.
Verkoop woning
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van € 205.545 voor
vermogensschade die is ontstaan doordat zij door de KOT-problematiek haar hypotheek niet meer kon betalen en haar woning in 2016 gedwongen heeft moeten verkopen. Ze heeft hierdoor een restschuld van € 27.545 en mist een geschatte toekomstige waardestijging van € 178.000, omdat vergelijkbare woningen nu veel meer waard zijn. Daarnaast had zij het plan om de overwaarde van haar woning te gebruiken voor de aankoop van een duurdere woning, wat nu niet meer mogelijk is.
Gebleken is dat Sociale Banken Nederland (hierna: SBN) op 29 augustus 2022 de ouder
heeft geïnformeerd dat de restschuld van € 27.545 door SBN wordt overgenomen.
Daarom heeft CWS geadviseerd om deze restschuld niet mee te nemen in de
schadevergoeding.
Wat betreft de gemiste waardestijging overweegt de Commissie, dat de woning van
belanghebbende tegen de destijds geldende marktwaarde is verkocht en niet via een
executoriale verkoop. Daardoor heeft de schade als gevolg van een lagere verkoopprijs
dan de marktwaarde zich niet voorgedaan. Voorts kan de Commissie UHT volgen in het ingenomen standpunt dat de terugbetaling KOT over het jaar 2011 middels
verrekeningen is gestart op 12 januari 2016 en over het jaar 2012 op 31 mei 2016,
terwijl belanghebbende op 9 maart 2016 een brief heeft ontvangen van een
incassobureau waarin verzocht wordt om het volledige bedrag aan hypotheek te
betalen. Hieruit kan worden afgeleid dat belanghebbende al ruim voordat de KOT-problematiek begon betalingsproblemen had.
De Commissie acht het advies van CWS en de aanvulling van UHT op dit onderdeel
begrijpelijk en navolgbaar en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
Geldlening
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van (de hoofdsom van) de geldlening die zij in privé is aangegaan met haar moeder. Volgens belanghebbende is haar moeder een lening van € 15.000 aangegaan bij ABN AMRO, zodat belanghebbende de openstaande vorderingen KOT over de toeslagjaren 2011 en 2012 kon voldoen.
CWS heeft overwogen dat private schulden of aangegane leningen om te voorzien in
eigen levensonderhoud of om een andere schuld in te lossen geen schadepost kunnen
vormen, tenzij aannemelijk is dat de schuld is aangegaan als direct gevolg van de
problemen met de KOT. Dan kunnen rente en kosten wél een schadepost opleveren.
CWS vindt het aannemelijk dat belanghebbende uit vrees voor loonbeslag een bedrag
van € 15.000 inclusief rente van haar moeder heeft geleend. CWS heeft daarom
geadviseerd om tot vergoeding van aanvullende schade in verband met de door
belanghebbende aangegane lening over te gaan.
De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Tandartskosten
Belanghebbende stelt dat zij, mede door de KOT-problematiek, niet de financiële
middelen had voor periodieke onderhoud van haar gebit en dat daardoor schade is
ontstaan aan haar gebit.
De Commissie onderkent de ingrijpende gevolgen van de terugvorderingen in het kader van de KOT-affaire op het leven van belanghebbende. Maar de Commissie meent niettemin dat het standpunt van UHT, dat belanghebbende geen stukken heeft
overgelegd waaruit de door haar genoemde schade blijkt, terecht is. Dat geldt ook
voor het standpunt dat belanghebbende niet heeft kunnen onderbouwen dat deze
schadepost rechtstreeks verband houdt met de problemen rondom de KOT, Al met al
heeft belanghebbende deze schadepost niet aannemelijk gemaakt. De Commissie
adviseert UHT om het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenveroordeling conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien het bezwaar naar het oordeel van de
Commissie ongegrond is, adviseert de Commissie belanghebbende geen vergoeding
voor proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
bestreden besluit in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter