Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13533

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 1 mei 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.

Hoorzitting: 23 oktober 2024

Overdracht advies aan UHT: 11 november 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT
genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 1 mei 2023 met kenmerk UHT-DCHA. Hierbij is over de toeslagjaren 2007 en 2008 geen compensatie ingevolge de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) aan belanghebbende toegekend.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 30 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het jaar 2008. UHT heeft het jaar
    2007 ook meegenomen omdat in dit jaar een neerwaartse bijstelling heeft
    plaatsgevonden.
  • UHT heeft op 30 april 2021 aan belanghebbende meegedeeld dat zij na een lichte
    toets niet in aanmerking komt voor een betaling van €30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 15 maart 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van
    institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen
    recht heeft op compensatie voor de jaren 2007 en 2008.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 12 juni 2023 tegen deze beschikking een
    bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 16 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 5 augustus 2024het bezwaarschrift aangevuld.
  • Op 17 oktober 2024 zijn aanvullende producties naar belanghebbende verzonden.
    Belanghebbende heeft op 19 oktober 2024 een aanvullende reactie met bijlagen
    ingezonden.
  • Op 23 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
    een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • Belanghebbende heeft op 25 oktober 2024 een email ingezonden.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 30 oktober 2024
    een nadere schriftelijke reactie ingediend, vergezeld van bijlagen.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Het inzagerecht van belanghebbende en de op de zaak betrekking hebbende stukken
Belanghebbende heeft verzocht om haar dossier en een overzicht van alle betalingen die de Belastingdienst/Toeslagen aan haar heeft gedaan en de stukken die ten grondslag liggen aan de terugvorderingen.


De Commissie overweegt dat belanghebbende op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb
inzagerecht in haar dossier heeft en voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie
recht heeft op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken.


UHT heeft gedurende de bezwaarprocedure een uitgebreid bezwaardossier overgelegd en in latere instantie de zogenoemde LIC-overzichten 2007 en 2008 met belanghebbende en de Commissie gedeeld. Het komt de Commissie daarmee voor dat belanghebbende kan beschikken over de op haar zaak betrekking hebbende stukken, die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar.


Eerste toets vóór integrale beoordeling door UHT
Bij belanghebbende heerste het misverstand dat in haar geval geen eerste (of lichte)
toets zou hebben plaatsgevonden. UHT heeft in eerste instantie op hoofdlijnen naar haar zaak gekeken. Op 30 april 2021 heeft UHT belanghebbende in kennis gesteld dat in het kader van de lichte toets geen aanleiding is gezien om € 30.000,- toe te kennen en dat nog een integrale beoordeling zal plaatsvinden (productie 3). Op de hoorzitting heeft belanghebbende gezegd dit te begrijpen. Het hiernavolgende advies heeft betrekking op (de totstandkoming en uitkomst van) die integrale beoordeling. Het advies staat dus los van het standpunt van UHT in de brief over de lichte toets.


Beoordeling afwijzing over toeslagjaren 2007 en 2008
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming over de toeslagjaren 2007 en 2008 af te wijzen.

UHT heeft bij bestreden beschikking per jaar gemotiveerd onderbouwd waarom over de toeslagjaren 2007 en 2008 geen sprake zou zijn geweest van vooringenomenheid en/of hardheid bij de uitvoering. De Commissie overweegt over deze toeslagjaren als volgt.


Uit het dossier volgt dat er meerdere correcties van de kinderopvangtoeslag over de
toeslagjaren 2007 en 2008 hebben plaatsgevonden, maar dat deze correcties zijn
ingegeven door de door belanghebbende bij de Belastingdienst/Toeslagen gedane
meldingen en overgelegde bescheiden. Niet weersproken is dat deze wijzigingen
overeenstemmen met de door belanghebbende afgenomen kinderopvang. De
aanpassingen van de kinderopvangtoeslag over deze toeslagjaren komen dan ook als
reguliere correcties voor. Met betrekking tot het toeslagjaar 2007 heeft belanghebbende op de hoorzitting gezegd dat zij akkoord is met de uitleg van UHT in de Beschouwing.


Over het toeslagjaar 2008 overweegt de Commissie nog het volgende.


Het dossier bevat een aantal zogenoemde XML bestanden, waarin meldingen door
belanghebbende genoteerd staan.. Met de melding van 6 december 2007 (productie
23) heeft belanghebbende doorgegeven dat de opvang van haar kinderen per 1 januari
2007 70 en 69 uur per maand bedraagt. Met de melding van 10 april 2008 (productie
24) heeft belanghebbende te kennen gegeven dat het aantal uren kinderopvang 67 per
kind bedraagt. Belanghebbende weerspreekt deze aanpassing van het aantal uren niet
(die overeenkomt met de door haar overgelegde bescheiden), maar vindt het niet
begrijpelijk dat UHT in de Beschouwing zegt dat de neerwaartse correctie in de
beschikking van 21 april 2008 was ingegeven door de wijziging van 10 april 2008, van
198 naar 67 uren voor het ene kind en van 70 naar 67 uren voor het andere kind; zij had immers al op 6 december 2007 de reductie naar 70 en 69 uur per maand doorgegeven. Tijdens de hoorzitting heeft de gemachtigde van UHT uitgelegd dat er een overlap is geweest tussen de wijziging die belanghebbende op 6 december 2007 heeft doorgegeven en de voorschotbeschikking die de Belastingdienst/Toeslagen al op 4 december 2007 voor het toeslagjaar 2008 had toegekend op basis van dagopvang. Hierdoor vond de automatische continuering plaats op basis van verouderde gegevens. Het te veel ontvangen bedrag is later door de Belastingdienst/Toeslagen teruggevorderd van belanghebbende. De Commissie vindt deze uitleg begrijpelijk. Zichtbaar is dat de Belastingdienst/Toeslagen eerst na de wijziging van de gegevens over de omvang van de opvang op 10 april 2008 tot aanpassing van het voorschot is overgegaan met een beschikking van 21 april 2008. Dat had dus zeker eerder gekund, maar dat levert op zich geen vooringenomenheid dan wel hardheid bij de uitvoering naar belanghebbende op.


De volgende melding betreft de stopzetting van de kinderopvangtoeslag per 1 juli 2008 (XML-bestand productie 25). Indien belanghebbende deze melding niet had gedaan, dan had zij deze wel móeten doen, omdat de kinderopvang volgens de door haar overgelegde opzeggingsbevestiging bij MIK Kinderopvang per 30 juni 2008 stopte (productie 10). In deze opzeggingsbevestiging schrijft de kinderopvanginstelling aan belanghebbende “Denkt u eraan de belastingdienst (…) te informeren over deze
beëindiging. Als u dit namelijk niet goed regelt, zult u op het einde van het jaar geld
moeten terugbetalen (…)”. De Commissie acht het in dit licht aannemelijk dat
belanghebbende wel een wijziging in verband met het einde van de kinderopvang heeft doorgegeven.

Belanghebbende heeft nadien op 11 juli 2008 een gewijzigde voorschotbeschikking
kinderopvangtoeslag ontvangen, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Indien
belanghebbende deze voorschotbeschikking niet heeft ontvangen, zoals zij stelt, had
voor de hand gelegen dat zij destijds contact had gezocht met de
Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van het ene op het andere moment geen
kinderopvangtoeslag meer ontving. Dit lijkt echter niet te zijn gebeurd.


Uit het LIC-overzicht 2008 volgt dat belanghebbende als gevolg van deze wijzigingen in totaal € 3.462,- aan te veel ontvangen kinderopvangtoeslag aan de
Belastingdienst/Toeslagen moest terugbetalen. De Commissie heeft er begrip voor dat
een dergelijke terugvordering zwaar kan drukken, maar het gaat ook om een bedrag dat belanghebbende in eerste instantie te veel had ontvangen.


Belanghebbende heeft de bedragen in het LIC-overzicht 2008 ter zitting betwist: volgens haar waren de voorschotbedragen kinderopvangtoeslag 2008 lager. De Commissie gaat bij het ontbreken van een onderbouwing van deze stelling echter uit van de juistheid van het LIC-overzicht 2008. Indien belanghebbende hierin gelijk zou hebben, zou dit bovendien als zodanig geen aanleiding zijn voor compensatie.


De Commissie ziet kortom in het dossier, in wat belanghebbende heeft aangevoerd en
wat op de hoorzitting ter sprake is gebracht, geen aanleiding om te veronderstellen dat
bij een van de neerwaartse correcties over 2007 en 2008 sprake is geweest van
vooringenomenheid dan wel hardheid bij de uitvoering naar belanghebbende toe.


Onvoldoende is gebleken dat belanghebbende over de toeslagjaren 2007 en 2008 een
betalingsregeling heeft aangevraagd die vervolgens is geweigerd. Belanghebbende heeft van het teruggevorderde bedrag € 3.420,- over het toeslagjaar 2008 in één keer
terugbetaald. Er heeft geen O/GS-registratie plaatsgevonden (zie productie 26). Voor
toekenning van een O/GS-tegemoetkoming ingevolge art. 2.6 Wht ziet de Commissie dan ook geen aanleiding.


Het bezwaar van belanghebbende slaagt niet.


Terugbetaling in 2009
Belanghebbende heeft bankafschriften overgelegd, waaruit blijkt dat zij op 20 november 2009 een bedrag van € 1.706,- heeft betaald aan de Belastingdienst/Toeslagen. Niet zeker is of het een terugbetaling van kinderopvangtoeslag betreft. Deze betaling heeft, gelet op de LIC-overzichten 2007 en 2008 in het dossier, anders dan belanghebbende stelt, in ieder geval geen betrekking op de toeslagjaren 2007 en 2008.


Indien belanghebbende alsnog een herbeoordeling over het toeslagjaar 2009 (of een
ander toeslagjaar) wenst, dan dient zij daarom te verzoeken bij UHT.


Nu andere toeslagjaren dan 2007 en 2008 nu niet voorliggen, staat het de Commissie
niet vrij daarover te adviseren. Belanghebbende kan de door UHT na de hoorzitting
ingezonden beschouwing en gegevens over 2009 betrekken om zo’n verzoek te
overwegen.

Schending motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Belanghebbende is het gelet op haar bezwaarschrift, oneens met de – volgens haar
onzorgvuldige - wijze waarop bij de vaststelling van de bestreden beschikking met haar is gecommuniceerd. De Commissie betreurt dat, maar kan hier in haar advisering geen gevolgen aan verbinden. Gelet op het dossier komt het de Commissie voor dat bij de integrale beoordeling is gekeken naar alle feiten en omstandigheden die voor het
beoordelen van het recht op forfaitaire compensatie ingevolge de Wht van belang zijn.


De Commissie ziet geen aanleiding, mede gelet op de gronden van het bezwaar, om te
veronderstellen dat UHT bij de totstandkoming van de bestreden beschikking
onzorgvuldig heeft gehandeld, of dat de bestreden beschikkingen ondeugdelijk zijn
gemotiveerd.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter