BAC 2023-13502
Publicatiedatum 10-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 2 juni 2023 met kenmerk UHT-DCHA
Ontvangst bezwaarschrift: 8 juni 2023
Hoorzitting: 13 januari 2025
Overdracht advies aan UHT: 23 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DCHA ongegrond te
verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag van 2 juni 2023 met kenmerk UHT-DCHA.
Aan belanghebbende is met toepassing van ]de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2015, 2016 en 2017.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 31 maart 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2015 en 2016. Tijdens het
oudergesprek is het toeslagjaar 2017 toegevoegd. - UHT heeft bij beschikking van 2 juni 2023 met kenmerk UHT-DCHA (hierna: de
bestreden beschikking) aan belanghebbende medegedeeld dat zij niet in
aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 24 april 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij
geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2015, 2016 en 2017. - Gemachtigde heeft bij brief van 8 juni 2023, ingekomen op 16 juni 2023, tegen
deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 22 augustus 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 13 januari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter] en [leden van de Commissie].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaar 2015, 2016 en 2017
De Commissie overweegt dat, gelet op een en ander, niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2015, 2016 en 2017 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel.
Belanghebbende stelt dat er in 2015 twee keer sprake is geweest van een
terugvordering, te weten in oktober 2015, welke terugvordering is verrekend met de KOT 2015, en bij de definitieve beschikking van 3 maart 2017. UHT licht toe dat, zoals uit de stukken in het dossier blijkt, de verrekening in oktober voortkwam uit het feit dat belanghebbende de KOT per 1 oktober 2015 had stopgezet en er op dat moment al meer was uitbetaald aan voorschot dan waar op dat moment recht op bestond. Voorts blijkt daaruit dat per 16 november 2015 belanghebbende weer KOT heeft aangevraagd en heeft gekregen voor twee kinderen. De terugvordering KOT in de definitieve beschikking 2015 is, aldus UHT, vervolgens gelegen in een te hoog voorschot. Bij het antwoordformulier 2015 heeft belanghebbende de jaaropgave van de kinderopvanginstelling overgelegd. Hieruit blijkt dat, in de periode van 1 januari tot en met september 2015, er voor één kind 156 uur opvang was afgenomen in plaats van 208 uur. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze gang van zaken op onjuiste gegevens berust. De Commissie neemt in dit verband kennis van het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum (LIC), waaruit blijkt dat de terugvordering van € 2.982,- voor een deel is verrekend en voor een deel, te weten een bedrag van € 1.768,-, is afgeboekt. Belanghebbende heeft dit bedrag niet hoeven terug te betalen.
De terugvordering KOT in de definitieve beschikking van het toeslagjaar 2016 was
gelegen in een te hoog voorschot dat op basis van het aantal gewerkte uren zoals
opgegeven door belanghebbende door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna B/T)
opnieuw is berekend. Belanghebbende had in 2016 1307 uur gewerkt. Op basis van het aantal gewerkte uren bestond er recht op 153 uur aan opvanguren per maand voor beide kinderen.
Verder hebben in genoemde toeslagjaren, waaronder ook het toeslagjaar 2017, reguliere correcties plaatsgevonden op basis van door belanghebbende doorgegeven wijzigingen, verstrekte jaaropgaven, gewerkte uren en het toetsingsinkomen. Deze bijstellingen zijn, zoals de Commissie heeft kunnen vaststellen, conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie Opzet/Grove Schuld (“O/GS”), zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie is van mening dat UHT, met de beschikbaarheidstelling van het bezwaardossier en daarop gegeven toelichting, voldaan heeft aan haar plicht tot motivering van het besluit en verantwoording van de zorgvuldigheid van het hieraan grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de bestreden beschikking voldoende heeft toegelicht.
Proceskostenvergoeding
De Commissie adviseert om de bestreden beschikking in stand te laten. Zij adviseert om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- de bestreden beschikking van 2 juni 2023 met kenmerk UHT-DCHA in stand te laten;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter