Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13335

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 8 mei 2023 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 19 mei 2023

Hoorzitting: 1 december 2023

Overdracht advies aan UHT: 15 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d. d. 19 mei 2023 is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking ‘aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade’ (hierna: CWS) van 8 mei 2023.


In die beschikking is aan belanghebbende meegedeeld dat aan haar een aanvullende schadevergoeding wordt toegekend van € 12.056,-.


Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.


Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.


Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van UHT van 1 februari 2021 is aan belanghebbende een tegemoetkoming opzet/grove schuld voor de jaren 2012 en 2013 toegekend van
    € 5.164,-.
  • Bij beschikking van UHT van 5 maart 2021 is aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2011 een compensatie kinderopvangtoeslag van € 79.485,- toegekend, in welk bedrag is begrepen een bedrag van € 11.000,- voor immateriële schade. Door belanghebbende is bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op het bezwaar is nog niet beslist.
  • Op 22 september 2021 heeft belanghebbende een verzoek om aanvullende
    schadevergoeding ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS)
  • Op 23 maart 2023 heeft CWS aan UHT geadviseerd over het verzoek om aanvullende schadevergoeding en geadviseerd om een aanvullende schadevergoeding van € 12.056,- toe te kennen.
  • Bij beschikking van 8 mei 2023 heeft UHT dit advies gevolgd en aan belanghebbende meegedeeld dat zij een aanvullende schadevergoeding van € 12.056,- ontvangt.
  • Bij brief van 19 mei 2023, door UHT ontvangen op 19 mei 2023, heeft gemachtigde namens belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt.
  • UHT heeft op 13 juni 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 1 december 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader
De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het bestreden besluit van UHT het volgende voorop.


In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt het kabinet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld. De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.


Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich volgens vaste jurisprudentie op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders. De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 27 september 2023 (nrs. 202206507/1/A2 en 202303941/1/A2, ECLI:NL:RVS:2023:3620) scherpt in dat de beoordeling van een aanspraak op een aanvullende vergoeding van de werkelijke schade niet alleen moet worden beoordeeld naar de ‘door CWS vastgestelde beleidskaders’, maar dat beslissend is, of de belanghebbende op grond van het civiele schadevergoedingsrecht aanspraak kan maken op een vergoeding van de geleden schade.


UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.


In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op juiste wijze en met inachtneming van de hiervoor omschreven inscherping invulling heeft gegeven aan haar vergewisplicht.


Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.


De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.

Beoordeling
De vraag of UHT zich in het besluit mocht baseren op het advies van CWS, beantwoordt de Commissie bevestigend. De Commissie meent, gelet op de stukken en het onderzoek ter zitting, dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar is. De Commissie ziet in hetgeen gemachtigde heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten die twijfel doen rijzen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De Commissie licht dit standpunt voor de diverse onderdelen van het bezwaar als volgt toe.


Geen immateriële schadevergoeding voor jongste kind
Het jongste kind van belanghebbende is geboren op 17 juni 2019. CWS heeft geadviseerd voor dit kind, anders dan voor de vier oudere kinderen, geen (aanvullende) immateriële schadevergoeding toe te kennen, nu belanghebbende, zoals als onweersproken vast staat, vanaf 2016 geen gebruik meer maakte van reguliere kinderopvang, vanaf dat jaar geen kinderopvangtoeslag (hierna: kot) meer ontving en voor het laatst in juli 2017 kot heeft terugbetaald. CWS vindt het daarom niet aannemelijk dat het jongste kind immaterieel leed heeft ervaren. De Commissie wijst erop dat (ook) het jongste kind aanspraak heeft op vergoeding op grond van de zogenoemde Kindregeling en dat in die zin is erkend dat ook het jongste kind immaterieel leed heeft ervaren. Het gaat hier om de vraag of daarnaast aanleiding is voor een aanvullende vergoeding voor immateriële schade. Volgens het gehanteerde Beleidskader begroting immateriële schadevergoeding, zoals dat op 8 november 2022 is gepubliceerd, wordt niet automatisch, in aanvulling op de vergoeding op grond van de Kindregeling, een aanvullende schadevergoeding toegekend. De Commissie is van mening dat CWS in de door haar omschreven feiten en omstandigheden heeft kunnen adviseren om voor het jongste kind geen aanvullende vergoeding voor immateriële schade toe te kennen en dat UHT zich dus op dat advies heeft mogen baseren.


Hoogte immateriële schadevergoeding voor het overige
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de immateriële schadevergoeding en daartoe aangevoerd dat de hoogte van de vergoeding niet voldoende inzichtelijk is gemaakt. Onder meer is ten onrechte geen vergoeding voor bouwsteen D (onterecht geen recht op kot) toegekend.


De Commissie merkt in dit verband op dat in het hiervoor genoemde beleidskader de bouwstenen staan die CWS gebruikt voor de immateriële schadeberekening en de factoren die daarbij worden meegenomen. Dit kader in combinatie met de door CWS in haar advies aangegeven feiten en omstandigheden maakt het totaalbedrag naar de mening van de Commissie voldoende duidelijk.


Anders dan door belanghebbende is bepleit, is niet aannemelijk is geworden dat er jaren zijn geweest dat belanghebbende geen toegang had tot kot, terwijl ze daar wel recht op had.


UHT heeft het advies van CWS ten aanzien van de hoogte van de immateriële schadevergoeding dan ook kunnen overnemen.


Verrekening tegemoetkoming O/GS
Belanghebbende heeft aangevoerd dat ten onrechte de eerder toegekende forfaitaire tegemoetkoming O/GS in mindering is gebracht op de aanvullende schadevergoeding. De Commissie wijst erop dat volgens artikel 2.6 lid 3 Wht een aanvullende O/GS tegemoetkoming toegekend kan worden indien en voor zover de werkelijke schade het toegekende forfaitaire bedrag overschrijdt. Dit brengt met zich mee dat de forfaitaire vergoeding verrekend wordt bij de vaststelling van het bedrag van de werkelijke schade. Zo heeft CWS dat ook in de door haar gehanteerde beleidskaders vast gelegd. Met de verrekening wordt voorkomen dat dubbele compensatie wordt toegekend. Ook de forfaitaire tegemoetkoming O/GS dient derhalve in mindering te komen op het uit te keren bedrag aan werkelijke schade.


In het advies van CWS is niet met zoveel woorden een aanvullende O/GS vergoeding toegekend. Echter, uit het advies blijkt dat de totale aanvullende schadevergoeding zowel betrekking heeft op jaren waarin sprake was van terugvordering (2009 tot en met 2011) als op jaren waarin sprake was van een onterechte kwalificatie O/GS (2012 en 2013). De geadviseerde vergoeding omvat dus mede de aanvullende O/GS tegemoetkoming.


UHT heeft ook op dit onderdeel het advies van CWS kunnen volgen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter