Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13331

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 11 april 2023 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 15 mei 2023

Hoorzitting: 5 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 2 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Door [gemachtigde] is namens [belanghebbende] op 15 mei 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 11 april 2023 waarin belanghebbende is meegedeeld dat hij een aanvullende schadevergoeding krijgt van € 7.575 en een vergoeding van € 152 voor de betaling van de buitengerechtelijke kosten voor het voeren van de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 17 november 2021 is belanghebbende meegedeeld dat hij in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 58.213, omdat er ten aanzien van de toeslagjaren 2008 en 2009 fouten zijn gemaakt.
  • Op 25 oktober 2021 heeft belanghebbende een verzoek om aanvullende schadevergoeding ingediend bij de CWS.
  • Op 9 februari 2023 heeft de CWS geadviseerd om een aanvullende schadevergoeding toe te kennen van € 7.575 en om de buitengerechtelijke kosten voor het voeren van de procedure bij de CWS te vergoeden.
  • Bij beschikking van 11 april 2023 is het advies van de CWS overgenomen.
  • Bij brief van 15 mei 2023 is tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
  • Op 18 september 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 5 maart 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij het advies gevoegd. De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor het antwoord op de vraag of UHT de aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade niet te laag heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de bezwaargronden van belanghebbende en de daarop ter hoorzitting gegeven toelichting.

Toetsingskader

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te
doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij de CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

Omdat de CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.

Nadat de CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van de CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.

UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van de CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van de CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van de CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit
geval kon baseren op het advies van de CWS.

Vervangende opvangkosten

Belanghebbende heeft aangegeven dat zijn ex-schoonmoeder vanaf 2010 over een periode van 10 jaar vaak op zijn 2 oudste kinderen heeft gepast. De CWS heeft in haar advies toegelicht dat voor vergoeding van kosten van vervangende opvang aan een gedupeerde aan een aantal eisen moet zijn voldaan. Een van deze eisen is dat de gedupeerde geen KOT heeft aangevraagd, terwijl hij daar wel recht op had. De CWS heeft overwogen dat belanghebbende aan deze eis niet voldoet, omdat hij vanaf 2010
tot op heden een Wajong-uitkering ontvangt en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij
in die periode een re-integratietraject volgde, werkte of een opleiding volgde. Om die reden maakte belanghebbende geen aanspraak op KOT.

De Commissie acht het advies van de CWS op dit punt begrijpelijk en navolgbaar. Belanghebbende heeft het vorenstaande ook onvoldoende betwist.

Reiskosten

Blijkens het advies van de CWS heeft belanghebbende gevraagd om een vergoeding van kosten van € 2.000 die hij heeft moeten maken om naar zittingen van de rechtbank, deurwaarders en familieleden te reizen. In een nadere toelichting hierover
heeft belanghebbende aangegeven dat zijn kind vanaf 2010 in een rolstoel zit en iedere dag met de auto naar onder meer school moest worden gebracht.
Belanghebbende heeft gesteld, dat hij na de echtscheiding ten behoeve van het
vervoer per taxi kosten heeft moeten maken om zijn kind naar therapie te brengen. Daardoor kon hij andere rekeningen niet meer betalen.
De CWS heeft overwogen dat zij het niet aannemelijk vindt dat er een verband is
tussen de problemen met de KOT en het beëindigen van de taxikostenvergoeding,
omdat het toekennen van de taxikostenvergoeding niet wordt bepaald door B/T maar
door een andere instantie. Verder heeft de CWS overwogen dat uit de gegevens van
de gemeentelijke basisadministratie is gebleken dat belanghebbende vanaf 22 april
2008 geen huishouden meer vormde met zijn 2 oudste kinderen. De kinderen woonden bij hun moeder en zij droeg de zorg voor de kinderen. De CWS heeft belanghebbende gevraagd om de overige reiskosten toe te lichten. Van deze gelegenheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.

De Commissie acht het advies van de CWS op dit punt begrijpelijk en navolgbaar. Belanghebbende heeft het vorenstaande ook onvoldoende betwist.

Overige vermogensschade

Blijkens het advies van de CWS heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van vermogensschade van € 15.000. Dit betreft kosten voor het ontruimen van zijn
huurwoning, zijn ontruimde inboedel en een waardevermindering van zijn auto waarin
belanghebbende noodgedwongen heeft geleefd.
De CWS heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat belanghebbende zijn huurwoning is kwijtgeraakt als gevolg van de problemen met de KOT. De huurovereenkomst is beëindigd per 18 december 2009, omdat belanghebbende vanaf
1 juli 2009 geen huur meer zou hebben betaald. De CWS is van oordeel dat het niet
aannemelijk is dat de betalingsonmacht is gelegen in de problemen met de KOT,
omdat de eerste terugbetaling pas plaatsvond op 1 maart 2010. Daar komt bij dat
belanghebbende in de periode van 26 februari 2009 tot 17 november 2009 een bedrag van € 46.630 aan KOT heeft ontvangen. De CWS heeft derhalve geen aanleiding gezien om de adviseren de kosten voor het ontruimen van de woning en de ontruimde inboedel te vergoeden. Dit geldt ook voor de waardevermindering van zijn auto.

De Commissie acht het advies van de CWS op dit punt begrijpelijk en navolgbaar. Belanghebbende heeft het vorenstaande ook onvoldoende betwist.

Immateriële schade

De CWS heeft geadviseerd om een aanvullende immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 19.500. De CWS heeft hierbij meegewogen dat er dwangverrekening en loonbeslag heeft plaatsgevonden, de grote financiële gevolgen voor belanghebbende
waaronder de enorme schuldenwolk en dat belanghebbende in zijn goede naam is geschaad. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het onduidelijk op welke wijze tot het bedrag van € 19.500 is gekomen en daarbij verwezen naar het ‘CWS beleidskader
begroting immateriële schadevergoeding.’

De Commissie overweegt dat in het Beoordelingskader Immateriële Schade van de
CWS het volgende is vermeld: De CWS vindt het belangrijk om in het advies duidelijk
te maken hoe de immateriële schadevergoeding is berekend. Daarom werkt de CWS –
zoals gezegd – met bouwstenen. Per bouwsteen bekijkt de CWS een aantal factoren;
de feiten en omstandigheden die de ouder heeft aangevoerd. Die factoren wegen mee bij het bepalen van de immateriële schadevergoeding. De factoren zijn een hulpmiddel, en bepalen niet alles. Elk advies is maatwerk. Er is altijd ruimte om extra
factoren mee te wegen.

De Commissie stelt vast dat in het geval van belanghebbende niet aan de hand van de bouwstenen en ook anderszins niet inzichtelijk is gemaakt hoe tot het toegekende bedrag is gekomen. Weliswaar heeft de CWS aangegeven met welke feiten en omstandigheden rekening is gehouden, maar onduidelijk is op welke wijze dit heeft geleid tot het toegewezen bedrag aan (immateriële) schadevergoeding. Verder stelt de Commissie vast dat de CWS ook niet heeft geadviseerd om het maximale bedrag toe te kennen. Zonder deugdelijke motivering kan belanghebbende de immateriële schade niet adequaat betwisten. Op dit punt is het advies van de CWS, en daarmee de bestreden beschikking, onvoldoende gemotiveerd en het bezwaar gegrond. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar, bij voorkeur aan de hand van de in het Beoordelingskader genoemde bouwstenen, inzichtelijk te maken hoe het toegekende bedrag aan immateriële schadevergoeding is opgebouwd.

Bezwaar compensatiebesluit d.d. 17 november 2021 UHT-DC I

De Commissie stelt vast dat belanghebbende in onderhavig bezwaarschrift ook bezwaar heeft gemaakt tegen de renteberekening zoals die is vervat in de definitieve compensatiebeschikking van 17 november 2021. De Commissie overweegt te dien aanzien dat tegen dat besluit geen bezwaar is gemaakt, zodat het in rechte vaststaat.
Bezwaren daartegen laat de Commissie dan ook buiten beschouwing.

Proceskostenvergoeding

Nu de Commissie het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond acht, bestaat er aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar met betrekking tot de immateriële schadevergoeding gegrond te verklaren;
  • in de beslissing op bezwaar met betrekking tot de immateriële schadevergoeding te beslissen zoals hiervoor is overwogen;
  • de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter