Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13314

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 30 maart 2023 (UHT-DCH)

Ontvangst bezwaarschrift: 5 mei 2023

Hoorzitting: 24 januari 2025 om 10:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 7 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking aan te passen conform dit advies en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.000 voor de jaren 2008 en 2009.

Procesverloop

Belanghebbende heeft op 17 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT) over de jaren 2005 tot en met 2008. In overleg met de PZB-er heeft belanghebbende de omvang van de herbeoordeling laten aanpassen naar de toeslagjaren 2008 en 2009.

UHT heeft bij beschikking van 26 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat hij wel in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000.

UHT heeft bij vooraankondiging van 6 maart 2023 aan belanghebbende een voorlopige compensatie toegekend van € 21.299.

UHT heeft bij de bestreden beschikking aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 21.333.

Gemachtigde heeft bij brief van 5 mei 2023, ingekomen op 5 mei 2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.

UHT heeft op 29 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.

Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 9 januari 2025 het bezwaarschrift aangevuld.

Op 24 januari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.

De Commissie, bestaande uit [voorzitter], [lid] en [lid], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Op de zaak betrekking hebbende stukken
Belanghebbende heeft, onder meer onder inroeping van het equality of arms-beginsel, aangevoerd dat UHT heeft verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zijn.
De Commissie overweegt ter zake als volgt. Op grond van artikel 7:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
De schriftelijke reactie met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen” (LIC-overzichten), alsmede de vooraankondiging van de compensatie, zijn tijdig aan gemachtigde toegezonden op 1 oktober 2024. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren.
De Commissie ziet in de stellingname van belanghebbende geen aanleiding om aan te nemen dat in het beschikbaar gestelde dossier stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. Van schending van genoemd artikellid is dan ook niet gebleken. De door belanghebbende in dit verband ontwikkelde bezwaren kunnen dan ook niet tot het door hem gewenste resultaat leiden. De Commissie adviseert UHT daarom deze bezwaren ongegrond te verklaren.

De inhoudelijke bezwaren
De Commissie ziet zich, gelet op de inhoud van de bestreden beschikking en de daartegen aangevoerde bezwaren, geplaatst voor de beantwoording van de vraag of UHT de compensatie over de jaren 2008 en 2009 juist heeft berekend.

Juistheid compensatieberekening
In de schriftelijke beschouwing heeft UHT in detail de compensatieberekening nagelopen. UHT heeft in de beschouwing en ter zitting toegelicht welke componenten dienen te worden aangepast.
De Commissie adviseert UHT om de berekening conform de schriftelijke beschouwing en het door UHT ter zitting gestelde aan te passen in de beslissing op bezwaar met inachtneming van de Wht.
Belanghebbende heeft in het aanvullende bezwaar gesteld dat in component b van de compensatieberekening over 2009 het bedrag van € 0,0 moet worden ingevuld.
De Commissie overweegt ten eerste dat belanghebbende over 2009 reeds is gecompenseerd vanwege vooringenomenheid. Dit leidt tot de voor belanghebbende meest gunstige compensatie. Overigens wordt de berekening van de componenten bepaald door de artikelen 2.2 en 2.3 Wht.
In artikel 2.3 lid 1 a Wht staat dat het bedrag, bedoeld in artikel 2.2 sub a Wht, gelijk is aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd (…) en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met: a) een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of b) een alsnog toegekende KOT over het jaar waarop de compensatie betrekking heeft.
De wetgever heeft hiervoor gekozen om dubbele vergoeding van schade te voorkomen. Nu over 2009 alsnog KOT is toegekend (in oktober en november 2010, en in juli 2015) wat onder meer blijkt uit het LIC overzicht en uit de verklaring van belanghebbende in productie 41, kan dat niet leiden tot de gevraagde correctie van component b.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.

Startdatum immateriële schadevergoeding
Belanghebbende betwist de startdatum van 4 september 2009. Dit had 26 maart 2009 moeten zijn als datum van de nihilstelling over 2009. Ook de einddatum van deze vergoeding moet worden bijgesteld naar de datum van de beslissing op bezwaar.
UHT licht toe dat er conform de Wht slechts één begindatum kan worden gehanteerd. Daarbij is de datum van de eerste neerwaartse beschikking leidend. In de beschikking is echter de (eerdere) datum van de behandelstap in het RKT gebruikt (productie 16). De juiste datum had 19 september 2009 moeten zijn. UHT licht in de schriftelijke beschouwing toe dat belanghebbende op 26 maart 2009 zelf de KOT heeft stopgezet per 1 januari 2009.
De Commissie overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat de KOT op 26 maart 2009 werd stopgezet op verzoek van belanghebbende en uit het dossier voldoende blijkt dat 19 september 2009 de datum is van de eerste neerwaartse beschikking. In de bestreden beschikking is echter gekozen voor 4 september 2009, wat in het voordeel van belanghebbende is.
Daarnaast was sprake van een uitvraag door B/T aan belanghebbende naar bewijzen van de opvang, en liep er een bezwaarprocedure. Uit het dossier blijkt dat B/T de KOT heeft toegekend toen belanghebbende de desbetreffende gegevens had aangeleverd.
Tijdens het bezwaar zijn geen concrete feiten of omstandigheden aannemelijk geworden om een eerdere startdatum te kunnen aannemen. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Omdat UHT heeft verklaard de compensatieberekening aan te passen, zal de Commissie UHT adviseren de bestreden beschikking te herroepen en alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op dit bezwaar.

Verruiming immateriële schadevergoeding 2008
Belanghebbende stelt dat hij in toeslagjaar 2008 is betrokken geweest bij een fraudeonderzoek en zijn KOT ten onrechte op nihil is gesteld als gevolg van een ongeldige VOG-verklaring. Omdat belanghebbende tweemaal is benadeeld, vraagt hij een verruiming van de immateriële schadevergoeding.
UHT stelt dat een verruiming niet mogelijk is omdat de immateriële schadevergoeding een standaard wettelijk vastgesteld bedrag per halfjaar betreft.
De Commissie overweegt dat de desbetreffende vergoeding inderdaad wettelijk is vastgesteld. In dat kader heeft belanghebbende tevens verklaard (invulformulier, productie 4) dat hij over 2008 niets heeft hoeven terug te betalen. Dit blijkt ook uit het LIC overzicht. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard een verzoek tot aanvullende schade te hebben ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade.
De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Extra compensatie 1%
UHT verklaart in de schriftelijke beschouwing dit onderdeel van de berekening aan te passen omdat de berekening op een aantal andere, daarmee samenhangende, punten wordt aangepast.
De Commissie adviseert UHT conform de schriftelijke beschouwing de bestreden beschikking aan te passen en het bezwaar op dit onderdeel gegrond te verklaren.

Niet beoordeelde toeslagjaren 2006, 2007 en 2010 t/m 2014
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de toeslagjaren 2006, 2007 en 2010 tot en met 2014 ten onrechte niet zijn meegenomen in de herbeoordeling.
UHT stelt op grond van de stukken dat belanghebbende en de PZB-er destijds hebben afgesproken dat alleen de toeslagjaren 2008 en 2009 zouden worden herbeoordeeld omdat voor de andere jaren geen KOT zou zijn afgenomen. Een en ander komt de Commissie, mede geplaatst tegen de achtergrond van de systemen van UHT (productie 48), niet onaannemelijk voor.
De Commissie overweegt dat het oorspronkelijke verzoek en de bestreden beschikking de omvang van de onderhavige bezwaarprocedure bepalen. De Commissie ziet daarom geen grond om de desbetreffende toeslagjaren (alsnog) in deze bezwaarprocedure te betrekken. De Commissie kan daarover eventueel pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van die jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen.
De Commissie adviseert UHT om dit bezwaaronderdeel ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie adviseert de bestreden beschikking gedeeltelijk te herroepen, adviseert de Commissie UHT ook de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking aan te passen en de, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij, conform het door UHT zelf op dit punt gehanteerde beleid, de einddatum van de daarvoor in aanmerking komende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit in zoverre te herroepen;
  • belanghebbende een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste tarief;
  • het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter