BAC 2023-13223
Publicatiedatum 23-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 10 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA
Ontvangst bezwaarschrift: 6 april 2023
Hoorzitting: 3 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 14 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren en het bestreden besluit
met kenmerk UHT-DCHA in stand te laten. Tevens adviseert de Commissie het
verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 10 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 1 juni 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het toeslagjaar 2015. In overleg met belanghebbende is dit verzoek uitgebreid naar het toeslagjaar 2019.
- Bij beschikking van 21 februari 2022, met kenmerk UHT CHR GU, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een forfaitair
compensatiebedrag van € 30.000 ingevolge de Catshuisregeling. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 1 maart 2023 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort samengevat - geoordeeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2015 en 2019 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel. - Bij beschikking van 10 maart 2023, met kenmerk UHT-DCHA, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie over de
toeslagjaren 2015 en 2019 wegens vooringenomen handelen of hardheid. - Bij brief van 4 april 2023, binnengekomen op 6 april 2023, heeft gemachtigde bezwaargemaakt tegen de beschikking van 10 maart 2023, met kenmerk UHT-DCHA.
- Bij brief van 29 februari 2024 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
- UHT heeft op 4 maart 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
belanghebbende. - Bij e-mail van 23 september 2024 heeft gemachtigde aanvullende stukken ingediend.
- Op 3 oktober 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
- De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Onjuiste gegevens in systemen Belastingdienst
Belanghebbende stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) de gegevens van haar toeslagpartner incorrect in de systemen heeft opgenomen. Daarnaast stelt belanghebbende dat de B/T fouten heeft gemaakt bij het nemen van beschikkingen KOT. Zo ontbrak volgens belanghebbende bij meerdere beschikkingen de naam van haar tweede zoon.
UHT stelt zich op het standpunt dat zij het betreurt als de persoonlijke gegevens van de toeslagpartner van belanghebbende incorrect zouden zijn verwerkt door B/T. Daarbij stelt UHT dat niet kan worden vastgesteld dat deze mogelijke incorrecte verwerking heeft geleid tot vooringenomenheid of hardheid. De Commissie merkt op dat belanghebbende onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke gegevens incorrect zijn verwerkt en dat dit tot vooringenomenheid of hardheid heeft geleid. Daarnaast merkt de Commissie op dat fouten in beschikkingen KOT in het verleden buiten de reikwijdte van de huidige bezwaarprocedure vallen. De huidige procedure ziet op de beschikking die is afgegeven in het kader van het verzoek om herbeoordeling van de KOT door belanghebbende. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Recht op compensatie over toeslagjaar 2015
UHT heeft ambtshalve de herbeoordeling van de KOT over toeslagjaar 2015 heroverwogen. UHT heeft gemotiveerd toegelicht dat over het toeslagjaar 2015 meerdere neerwaartse- en opwaartse bijstellingen hebben plaatsgevonden. De eerste neerwaartse bijstelling van 21 mei 2015 vond zijn grondslag in een wijziging van het toetsingsinkomen en een verlaging in het aantal opvanguren die belanghebbende zelf heeft doorgegeven. De neerwaartse bijstelling van 4 mei 2016 vond zijn grondslag in een verlaging van het aantal opvanguren in de maand december 2015 die belanghebbende zelf heeft doorgegeven. De neerwaartse bijstelling van 11
november 2016 vond zijn grondslag in de doorvoering van het definitieve aantal opvanguren door de kinderopvanginstelling en een wijziging van het toetsingsinkomen. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat de neerwaartse bijstellingen over het toeslagjaar 2015 reguliere correcties zijn op basis van nieuwe informatie. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Recht op compensatie over toeslagjaar 2019
Belanghebbende stelt dat over toeslagjaar 2019 sprake is geweest van vooringenomen
handelen. Zij stelt dat zij het aantal opvanguren niet heeft verlaagd tot 0 opvanguren. Daarbij stelt zij dat de KOT op 7 februari 2020 neerwaarts is bijgesteld van € 16.114 naar € 9.251. Volgens belanghebbende had B/T voor het doorvoeren van deze verlaging haar eerst o aanvullende informatie moeten vragen. Belanghebbende is van mening dat dit vooringenomen handelen is.
UHT stelt zich op het standpunt dat de neerwaartse bijstelling van 7 februari 2020 buiten de reikwijdte van de Wht valt, nu de Wht alleen ziet op vooringenomenheid of hardheid vóór 23 oktober 2019. De Commissie kan zich voorstellen dat een terugvordering van bijna € 7.000, die daarvan het gevolg is geweest, tot financiële problemen voor belanghebbende heeft geleid. Zij kan UHT echter volgen in het ingenomen standpunt dat de neerwaartse bijstelling van 7 februari 2020 buiten de reikwijdte van de Wht valt, nu belanghebbende niet aannemelijk heeft
gemaakt dat sprake is van een causaal verband tussen de neerwaartse bijstelling van 7
februari 2020 en eerdere handelingen over het toeslagjaar 2019 voor 23 oktober 2019 door B/T. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Betalingsregeling
Belanghebbende stelt dat B/T ten onrechte geen voor haar passende betalingsregeling heeft willen treffen. Zij stelt dat B/T niet verder wilde gaan dan een afbetalingsregeling van € 500 /per maand. Maatwerk was niet mogelijk. Daarbij stelt belanghebbende dat zij geen idee heeft welke bedragen zij aan B/T heeft betaald en welke bedragen zijn verrekend. Zij verzoekt om inzage in haar betalingen. Zij heeft stukken overgelegd die zien op de terugbetalingen van de KOT over de toeslagjaren 2019 en 2020.
De Commissie maakt uit het LIC-overzicht van toeslagjaar 2015 op dat belanghebbende over dat toeslagjaar in totaal € 1.048 aan KOT heeft terugbetaald en dat € 100 is verrekend met de KOT uit 2016. Uit het LIC-overzicht van toeslagjaar 2019 maakt de Commissie op dat belanghebbende in totaal € 2.321 aan KOT heeft terugbetaald en dat in dat jaar geen verrekeningen hebben plaatsgevonden.
UHT stelt dat B/T alleen betalingsregelingen weigerde op basis van onterechte kwalificaties opzet/grove schuld (hierna: O/GS). UHT heeft stukken aan het dossier toegevoegd waaruit blijkt dat belanghebbende deze kwalificatie niet heeft gehad. UHT heeft verder geen document aangetroffen waaruit een dergelijk verzoek blijkt. Ook uit andere omstandigheden is deze stelling niet aannemelijk geworden. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is en het bestreden besluit in stand kan blijven, adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure af te wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaar dat gericht is tegen de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCHA ongegrond te verklaren en het verzoek om een proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter