BAC 2023-13208
Publicatiedatum 23-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 6 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA
Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.
Hoorzitting: 24 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 31 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 6 maart 2023 genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2008 tot en met 2011.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 28 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
de KOT over de jaren 2008, 2009 en 2010. In samenspraak met belanghebbende
heeft UHT haar onderzoek uitgebreid met het jaar 2011. - UHT heeft bij beschikking van 1 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
hij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000 (Catshuisregeling). - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 16 februari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat over de jaren 2008 tot en met 2011 geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden. - UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCHA aan
belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op compensatie over de
jaren 2008 tot en met 2011. - Gemachtigde heeft bij brief van 16 april 2023, ingekomen op 17 april 2023, tegen
deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. - Gemachtigde heeft bij brieven van 11 maart 2024 en 15 oktober 2024 het
bezwaarschrift aangevuld. - UHT heeft op 24 juni 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 24 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt. - De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het bezwaarschrift en de daarbij behorende aanbiedingsbrief heeft gemachtigde
verzocht om aanvulling van het dossier. Uit het bezwaar heeft UHT vervolgens
opgemaakt dat het primaire besluit (onder meer) wordt bestreden omdat het
onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
Uit de voorhanden stukken volgt dat terugvorderingen hebben plaatsgevonden over de jaren 2010 en 2011. Het bezwaar van belanghebbende heeft betrekking op beide
toeslagjaren, maar spitst zich inhoudelijk toe op het toeslagjaar 2010. Op 24 november 2010 heeft belanghebbende de KOT met terugwerkende kracht vanaf 14 augustus 2010 stop gezet omdat hij en zijn partner uit elkaar waren en het kind, waarvoor opvang werd verleend, bij zijn ex-partner woonde. De KOT was aangevraagd door belanghebbende, maar werd tot 24 november 2023 overgemaakt op de bankrekening van zijn ex-partner die ook het kinderdagverblijf betaalde. Van belanghebbende werd vervolgens door B/T KOT teruggevorderd over de periode van 14 augustus tot 24 november 2010, terwijl de KOT was overgemaakt aan zijn partner. Belanghebbende stelt dat hij brieven die met betrekking tot deze terugvordering door B/T zouden zijn gestuurd niet heeft ontvangen en de terugvordering voor hem zonder enige vooraankondiging plaats vond. Uit het bezwaarschrift, de aanvulling daarop en de toelichting op het bezwaarschrift op de hoorzitting leidt de Commissie af dat belanghebbende meent dat de KOT niet, althans niet zonder vooraankondiging, bij hem teruggevorderd had mogen worden. De terugvorderingen getuigen volgens belanghebbende van hardheid van het stelsel.
Belanghebbende meent dat het bestreden besluit dient te worden herroepen en verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT compensatie of tegemoetkoming
voor de jaren 2008 tot en met 2011 terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Motivering van het besluit
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking weliswaar niet voldoende heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.
De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
KOT 2008 en 2009
Belanghebbende heeft de stelling van UHT in de schriftelijke beschouwing, dat over 2008 en 2009 geen verlagingen van de KOT hebben plaatsgevonden, niet betwist. Er hebben over die jaren ook geen terugvorderingen plaatsgevonden zodat er van compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid geen sprake kan zijn.
Terugvordering KOT 2010
De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat bij de terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2010 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen
handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over
toeslagjaar 2010 was gelegen in een te hoog voorschot dat op basis van een reguliere
wijziging, te weten een stopzetting met terugwerkende kracht, opnieuw is berekend.
Deze bijstelling is conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven op grond
van de wet geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De
Commissie begrijpt dat het voor belanghebbende een hard gelag was dat KOT bij hem is teruggevorderd die niet op zijn rekening is uitbetaald, maar heeft geen
aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Belanghebbende was gerechtigd tot KOT zolang hij de zorg had over zijn bij hem en zijn ex-partner inwonende kind, maar had geen recht meer op KOT vanaf het moment (14 augustus 2010 volgens zijn eigen mededeling aan B/T) dat zijn kind niet langer bij hem woonde. De KOT die betrekking had op de periode na 14 augustus is door B/T daarom op goede gronden van hem teruggevorderd. Dat de KOT-betalingen op verzoek van belanghebbende op een rekening ten name van zijn ex-partner werden gedaan maakt het vorenstaande niet anders. Het bleven betalingen aan belanghebbende als KOT-gerechtigde. Verder is ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt.
Terugvordering KOT 2011
De Commissie overweegt dat ook ten aanzien van de terugvordering van de KOT voor
toeslagjaar 2011 niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van institutioneel
vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het stelsel. De
terugvordering KOT over toeslagjaar 2011 was gelegen in een te hoog voorschot dat op basis van reguliere wijzigingen, te weten stopzettingsberichten van belanghebbende en de opgave dat hij in 2011 geen kinderopvang heeft genoten, naar beneden is bijgesteld.
Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in
beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De
Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van
belanghebbende anders over te oordelen. Verder is ook geen sprake geweest van een
onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt.
De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding
om een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter