Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13188

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 20 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH ZV

Ontvangst bezwaarschrift: 3 april 2023

Hoorzitting: 4 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 3 juli 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende op 30 maart 2023 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 20 februari 2023.


In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 738 toegekend voor toeslagjaar 2012. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode fouten gemaakt bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Het compensatiebedrag is op basis van de Catshuisregeling aangevuld tot € 30.000. Compensatie voor toeslagjaar 2011 is afgewezen.


Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 26 januari 2021 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2011, 2012 en 2013. Op 16
    maart 2021 heeft belanghebbende het verzoek uitgebreid met toeslagjaar 2014. In
    overleg met belanghebbende heeft de uiteindelijke herbeoordeling zich beperkt tot
    de toeslagjaren 2011 en 2012.
  • Bij beschikking van 29 april 2021 heeft UHT op basis van de lichte toets meegedeeld
    dat belanghebbende (nog) geen recht heeft op een bedrag van € 30.000.
  • Belanghebbende heeft hiertegen op 1 juni 2021 bezwaar gemaakt. UHT heeft het
    bezwaar op 20 december 2022 ongegrond verklaard.
  • Op 18 januari 2023 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op toeslagjaar 2011.
  • Bij beschikking van 20 februari 2023 heeft UHT op basis van de integrale beoordeling het definitieve compensatiebedrag voor toeslagjaar 2012 vastgesteld op € 738. Het bedrag is aangevuld tot € 30.000. Compensatie voor toeslagjaar 2011 is afgewezen.
  • Op 30 maart 2023 heeft belanghebbende hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 3 april 2023 heeft gemachtigde zich gesteld als gemachtigde.
  • Op 8 januari 2024 heeft UHT een schriftelijke beschouwing ingediend.
  • Op 4 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • De Commissie heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende meent dat zij ook over toeslagjaar 2011 vooringenomen is behandeld en acht het besluit onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand gekomen. Belanghebbende stelt dat B/T voorafgaand aan de verlaging van de KOT in 2011 onterecht geen rappelverzoek heeft gestuurd. Daarnaast acht belanghebbende het aannemelijk dat aan de verlaging van de KOT in 2011 ook vooringenomenheid ten
grondslag ligt. Belanghebbende stelt dat de institutionele vooringenomenheid verband houdt met haar studie Islam en Arabisch, de Arabische voor- en Braziliaanse achternaam van haar kind en haar Aziatische komaf. Volgens belanghebbende is hiermee voldoende aanleiding om vooringenomenheid aan te nemen.


De Commissie overweegt als volgt. Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T.


Uit het bezwaardossier volgt dat voor toeslagjaar 2011 twee neerwaartse en één
opwaartse correcties hebben plaatsgevonden. De reden van de eerste neerwaartse
bijstelling was het hogere toetsingsinkomen van belanghebbende. De tweede
neerwaartse bijstelling kwam door een menselijke fout van de medewerker van B/T.
Belanghebbende maakte in die tijd gebruik van twee kinderopvanginstellingen. Bij het
verwerken van het aantal afgenomen opvanguren heeft B/T slechts het aantal uren van één kinderopvanginstelling meegenomen. Als gevolg hiervan heeft B/T op 21 januari 2014 de KOT 2011 neerwaarts gecorrigeerd van € 10.853 naar € 9.988. Nadat
belanghebbende hiertegen bezwaar heeft gemaakt, is dit hersteld en de KOT op 22 maart 2014 opwaarts gecorrigeerd naar € 11.520.


UHT stelt dat de correcties het gevolg zijn geweest van reguliere wijzigingen en een
menselijke fout, die na een bezwaarprocedure is hersteld. Er is geen sprake geweest van vooringenomenheid dan wel hardheid.

Naar het oordeel van de Commissie is er geen reden het advies van de CvW en het
standpunt van UHT onjuist te achten. De Commissie is verder van oordeel dat met het
indienen van het schriftelijke verweer, hetgeen besproken ter hoorzitting en de overige
producties, UHT voldoende heeft gemotiveerd waarom zij op basis van de integrale
beoordeling aan belanghebbende geen compensatie heeft toegekend voor toeslagjaar 2011. Het bestreden besluit is daarmee voldoende onderbouwd en zorgvuldig tot stand gekomen. De Commissie acht het bezwaar ongegrond.


Overige gronden van bezwaar
Belanghebbende heeft voorts aangegeven dat in toeslagjaar 2011 mogelijk meer
opvanguren zijn afgenomen dan destijds door B/T zijn verwerkt. Daarnaast vermoedt
belanghebbende dat terugvorderingen van kindgebonden budget en het afwijzen van een betalingsregeling door DUO verband houdt met de vooringenomen behandeling door B/T in 2012.


De Commissie overweegt dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen
handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op eventuele
omissies in de aanvraag of de vaststelling van KOT destijds. UHT heeft niet de
bevoegdheid om tot herziening van de in het verleden vastgestelde KOT over te gaan.
Voor hetgeen belanghebbende heeft ervaren rondom het kindgebonden budget en de
afwijzing van een betalingsregeling door DUO, geldt tevens dat de Wht hier niet op ziet. De Commissie acht het bezwaar op deze punten ongegrond.


Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar ongegrond acht, bestaat geen aanleiding voor een
proceskostenvergoeding.

    Conclusie

    Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

    • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren; en
    • de bestreden beschikking in stand te laten; en
    • een proceskostenvergoeding af te wijzen.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter