Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13129

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 april 2023 (UHT-DCHA)

Ontvangst bezwaarschrift: 30 mei 2023

Hoorzitting: 21 oktober 2024 om 11:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 5 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DCHA ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende op 30 mei 2023 ingediende bezwaar is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking beoordeling kinderopvangtoeslag van 21 april 2023 (UHT-DCHA) (hierna: de bestreden beschikking).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) geen compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010, 2012 en 2013.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

Belanghebbende heeft op 16 juni 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2005 tot en met 2013.
Na overleg met belanghebbende is de herbeoordeling beperkt tot de toeslagjaren
2007 tot en met 2010, 2012 en 2013.

De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft in haar advies geoordeeld dat
gedurende de betrokken toeslagjaren geen sprake is geweest van institutionele
vooringenomenheid en/of hardheid.

UHT heeft bij beschikking van 7 april 2022 (UHT CHR GU) aan belanghebbende
medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-.

De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft in haar advies geoordeeld dat
gedurende de betrokken toeslagjaren geen sprake is geweest van institutionele
vooringenomenheid en/of hardheid.

UHT heeft bij de bestreden beschikking aan belanghebbende meegedeeld dat zij
geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010,
2012 en 2013.

Gemachtigde heeft bij brief van 30 mei 2023 tegen deze beschikking bezwaar
ingediend.

UHT heeft op 3 juni 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaar.

Op 21 oktober 2024 heeft bij de Commissie een hoorzitting plaatsgevonden. Van
de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.

UHT heeft op 22 oktober 2024 een aanvullende beschouwing ingediend.

UHT heeft op 17 december 2024 een tweede aanvullende beschouwing ingediend.

Gemachtigde heeft op 17 januari 2025 schriftelijk gereageerd op de aanvullende
beschouwing.

De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

    Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

    Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

    Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

    De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
    gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
    tegemoetkoming af te wijzen. Dus of het juist is dat er geen sprake is van
    vooringenomen handelen en/of hardheid in de toeslagjaren 2007 tot en met 2010, 2012 en 2013.

    Voor compensatie komt, op grond van de Wht, in aanmerking de ouder bij wie
    aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op kinderopvangtoeslag in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T).
    Allereerst stelt UHT zich op het standpunt dat de kinderopvanginstelling Kindercentra
    UniQ, voor zover UHT kan zien, niet op een lijst staat van toeslaggerelateerde CAFzaken.

    Verder was UniQ niet betrokken bij een (individueel of groepsgewijs) onderzoek
    dat (nog) niet op CAF-11-vergelijkbaarheid is beoordeeld.

    Toeslagjaren 2007 tot en met 2009
    De KOT voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2009 is bijgesteld naar aanleiding van de
    door belanghebbende aangeleverde informatie. Het ging hier om reguliere correcties.
    Deze kunnen niet worden aangemerkt als vooringenomen handelen. Deze jaren staan
    ook niet ter discussie tussen partijen.

    Toeslagjaar 2010
    De KOT voor het toeslagjaar 2010 is op nihil gesteld. Belanghebbende heeft verklaard, zo blijkt uit het Informatie- en beoordelingsformulier, dat zij dacht dat er geen opvang was afgenomen in 2010 omdat haar partner meestal thuis was; hij werkte maar sporadisch, en verder hielpen haar moeder en oma met de kinderen. In bezwaar stelt
    belanghebbende zich op het standpunt dat zij in 2010 een opleiding volgde en dat haar kinderen naar de opvang gingen. UHT stelt zich op het standpunt dat het juist is dat belanghebbende een opleiding volgde, maar dat er geen recht is op compensatie omdat belanghebbende niet heeft gereageerd op de twee schriftelijke verzoeken om informatie van B/T. Hierdoor kon het recht op KOT niet worden vastgesteld. Deze verzoeken om informatie zijn overgelegd door UHT. Er zijn verder ook geen gegevens in de systemen gevonden dat er gekwalificeerde opvang was afgenomen.

    UHT stelt zich verder op het standpunt dat er geen recht is op compensatie volgens de
    hardheidsregeling op basis van KOT naar KOI. In deze situatie werd de KOT uitbetaald
    aan de kinderopvanginstelling, maar bij de ouder teruggevorderd omdat het recht op
    KOT lager bleek te zijn. Dit kan gezien worden als een bijzondere omstandigheid die
    aanleiding geeft tot matiging van de terugvordering (hardheid). Uit het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) blijkt dat in het toeslagjaar 2010 drie keer een bedrag is betaald aan de Stichting Centrale voor Kinderopvang Triodis. Het betreft een bedrag in totaal van € 8.082,-. Uit het antwoordformulier 2010 dat belanghebbende heeft opgestuurd blijkt dat er in totaal € 16.461,34 aan kosten zijn gemaakt. Er is volgens UHT geen recht op compensatie omdat er niet meer is betaald aan de kinderopvanginstelling dan de kosten voor werkelijk afgenomen kinderopvang.
    Uht stelt verder dat er geen sprake is van een Opzet/Grove Schuld-kwalificatie (O/GS)
    over het toeslagjaar 2010. Daarom is er geen recht op de O/GS-tegemoetkoming.

    De Commissie deelt het standpunt van UHT. Er is voldoende uitgevraagd door B/T.
    Belanghebbende heeft niet gereageerd op de vraagbrieven waardoor B/T niet heeft
    kunnen vaststellen of er recht bestond op KOT. Er zijn geen gegevens van opvang in de
    systemen gevonden. Verder merkt de Commissie op dat er over het toeslagjaar 2010 een bedrag van € 10.777,31 niet is teruggevorderd bij belanghebbende.

    Toeslagjaren 2012 en 2013
    De KOT voor de toeslagjaren 2012 en 2013 is op nihil gesteld vanwege het ontbreken
    van informatie om het recht op KOT te kunnen vaststellen. UHT kan niet aantonen dat er voldoende is uitgevraagd. Dit wordt nu aangemerkt als vooringenomen handelen. UHT stelt zich echter op het standpunt dat er evident geen recht was op KOT, omdat
    belanghebbende heeft verklaard (in het ouderverhaal, opgenomen in het Informatie- en beoordelingsformulier) dat zij in 2012 en 2013 een uitkering had en hulp kreeg van
    mensen om haar heen, en dat er geen gekwalificeerde opvang voor de kinderen is
    genoten. In bezwaar heeft belanghebbende weliswaar gesteld dat er wel opvang was in 2012 en 2013, dat zij een uitkering had van de gemeente, een opleiding volgde en
    werkte in de schoonmaak, maar UHT acht het zojuist bedoelde ouderverhaal
    aannemelijk. Niet is namelijk gebleken uit de systemen van B/T dat er kinderopvang
    werd afgenomen. Verder blijkt uit de door UHT overgelegde inkomensgegevens dat
    belanghebbende alleen een uitkering had in genoemde jaren van de gemeente Den Haag (WWB). UHT stelt zich op het standpunt dat er geen recht is op compensatie vanwege vooringenomen handelen, omdat belanghebbende in 2012 en 2013 evident geen rechthad op KOT.

    De Commissie ziet onvoldoende aanknopingspunten om het standpunt dat
    belanghebbende in bezwaar heeft ingenomen te volgen. In 2012 en 2013 is niet
    voldoende uitgevraagd door B/T. Tussen partijen is daarmee niet in geschil dat B/T
    vooringenomen heeft gehandeld. Echter blijft compensatie, ingevolge artikel 2.1, lid 2
    van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een
    belanghebbende evident geen recht had op KOT. Daarvan was sprake in de toeslagjaren 2012 en 2013, aangezien de Commissie aannemelijk acht dat belanghebbende in die jaren geen gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang.

    De Commissie is van mening dat er voor de toeslagjaren 2012 en 2013 ook geen recht is op compensatie volgens de hardheidsregeling. Er was weliswaar een terugvordering of verlaging van de KOT van € 1.500 of meer. Er was echter geen sprake van een kleine
    formele tekortkoming, het slechts betalen van een deel van de opvangkosten,
    gedupeerdheid vanwege fraude door een derde of andere bijzondere omstandigheden. Er is verder geen kwalificatie van Opzet/Grove Schuld(O/GS) over deze toeslagjaren. Daarom is er geen recht op de O/GS-tegemoetkoming.
    Financiële benadeling door automatische continuering

    De Commissie meent dat, op grond van de wet, de KOT automatisch wordt
    gecontinueerd en dat belanghebbende er zelf verantwoordelijk voor is om tijdig
    wijzigingen door te geven. De Commissie ziet dat dit financiële gevolgen kan hebben,
    maar het automatisch continueren levert geen compensatie op grond van hardheid op als er in werkelijkheid geen recht is op KOT.

    Beslagvrije voet, hardheid
    Belanghebbende voert aan dat, bij gebrek aan wetenschap, B/T geen rekening heeft
    gehouden met de beslagvrije voet bij het verrekenen van de terugvorderingen.
    Zoals is overwogen, doet zich hier de situatie voor dat er evident geen recht op KOT is
    over de jaren 2010, 2012 en 2013. Daarom is (achteraf bezien) terecht de KOT over
    genoemde jaren teruggevorderd. Het verrekenen van terechte terugvorderingen levert
    geen compensatie op grond van hardheid op.

    Aan de bezwaargrond dat B/T bij de verrekeningen geen rekening heeft gehouden met
    de beslagvrije voet, komt de Commissie gelet op wat hiervoor is overwogen niet meer
    toe.

    Onvoldoende gemotiveerd, ontbrekende stukken en equality of arms

    De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
    motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de bestreden beschikking voldoende heeft toegelicht.

    Gemachtigde voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van
    equality of arms. In zijn ogen wordt belanghebbende in haar procesbelang geschaad,
    omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en/of een volledig
    bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde
    documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.

    De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
    artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

    Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de wht heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De beschouwing, met de bijbehorende producties, is op 9 september 2024 aan gemachtigde toegezonden. hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die op de zaak betrekking hebben en gelegenheid gehad om daarop te reageren.

    De Commissie acht de bezwaren tegen de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013 dan ook ongegrond.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter