BAC 2023-13101
Publicatiedatum 23-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 13 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA
Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.
Hoorzitting: 17 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 23 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking beoordeling kinderopvangtoeslag (met kenmerk UHT-DCHA) van 13 februari 2023.
Met toepassing van de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) is aan belanghebbende bij voornoemd besluit medegedeeld dat hij over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 geen recht heeft op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid. Ook heeft hij geen recht op een tegemoetkoming wegens O/GS.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 15 december 2021 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011.
- Bij brief van 10 mei 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om belanghebbende € 30.000 te betalen, maar dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 31 januari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid. - Bij beschikking van 13 februari 2023 (met kenmerk UHT-DCHA) is aan
belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op een compensatiebedrag
over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011. - Bij brief van 22 maart 2023 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 13 februari 2023. Op 30 maart 2023 heeft UHT de ontvangst van dit bezwaar schriftelijk bevestigd.
- Op 17 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt. - De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motivering van het bestreden besluit
Belanghebbende stelt dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd is.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit.
De Commissie stelt vast dat UHT in het bestreden besluit per toeslagjaar heeft toegelicht waarom belanghebbende geen recht heeft op enige herstelregeling. De Commissie is van oordeel dat UHT het bestreden besluit hiermee voldoende heeft gemotiveerd. Door middel van het indienen van een beschouwing en een uitgebreide uitleg met behulp van onder meer het Informatie- en beoordelingsformulier, de betaal- en verrekenoverzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: het LIC) en overige producties, heeft UHT het bestreden besluit bovendien verder aangevuld. Deze schriftelijke beschouwing en bijbehorende stukken zijn op 5 september 2024 aan
belanghebbende verzonden. Op basis van de in dit dossier opgenomen stukken kon
belanghebbende inzicht verkrijgen in de totstandkoming van de bestreden beschikking. Eventuele gebreken aan de motivering van de beschikking heeft UHT, zo die er al waren, hiermee hersteld. De Commissie adviseert tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.
Inzake in de stukken / Equality of arms
Volgens belanghebbende zou geen sprake zijn van ‘equality of arms’ in de zin van artikel 6 EVRM, omdat belanghebbende niet over het volledige dossier beschikt(e) en UHT wel. Belanghebbende zou daarom in zijn procesbelang zijn geschaad. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie en de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen”, zijn op 5 september 2024 aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en
gelegenheid gehad om daarop te reageren.
Gelet hierop heeft de Commissie geen aanknopingspunten kunnen vinden om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten uit de Awb. De Commissie volgt daarom belanghebbende niet in haar stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn, of dat hij niet in de gelegenheid is gesteld het besluit aan de hand van het dossier te controleren. Zij adviseert daarom tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.
Beslagvrije voet
Belanghebbende stelt dat UHT over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, terwijl de gegevens hierover wel bij B/T voorhanden waren. Er is volgens belanghebbende daarom sprake van hardheid.
UHT stelt dat de beslagvrije voet niet van toepassing is op de KOT. Deze toeslag is namelijk niet bedoeld als inkomensvoorziening, maar voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Van hardheid van het stelsel is volgens UHT dan ook geen sprake.
De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in artikel 475c sub j Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij terugvorderingen of verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van de begrippen vooringenomen handelen en hardheid van het stelsel binnen het kader van de Wht en daarmee buiten de reikwijdte van de huidige bezwaarprocedure.
De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Toeslagjaren 2009 tot en met 2011
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of de UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2009 tot en met 2011 af te wijzen, nu belanghebbende stelt dat wel degelijk sprake is geweest van vooringenomenheid in deze toeslagjaren en dat hij (gevolg)schade heeft geleden door het handelen van de B/T.
UHT meent dat over het toeslagjaar 2009 geen terugvordering of verlaging van de KOT heeft plaatsgevonden, zodat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid. Ook heeft belanghebbende geen recht op een O/GS tegemoetkoming, omdat er geen sprake is van een O/GS-kwalificatie in dit toeslagjaar.
Over het toeslagjaar 2010 vindt weliswaar een neerwaartse correcte plaats, maar dit betreft volgens UHT een reguliere correctie op basis van de door belanghebbende aangeleverde gegevens. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is geweest van vooringenomen handelen door BD/T, zodat er geen recht is op compensatie vanwege vooringenomen handelen. Een voorwaarde voor de toekenning van een hardheidsregeling is dat er een terugvordering of een verlaging van de
kinderopvangtoeslag van € 1.500 of meer is. Nu daarvan over het toeslagjaar 2010 geen sprake is, bestaat er evenmin een recht op compensatie volgens de hardheidsregeling. Ook heeft belanghebbende geen recht op een O/GS tegemoetkoming, omdat er geen sprake is van een O/GS-kwalificatie in dit toeslagjaar.
Over het toeslagjaar 2011 vindt eveneens een neerwaartse correctie plaats, maar ook dit betreft volgens UHT een reguliere correctie op basis van de door belanghebbende aangeleverde gegevens. Geconcludeerd kan worden dat geen sprake is geweest van vooringenomen handelen door BD/T, zodat er geen recht is op compensatie vanwege vooringenomen handelen. Belanghebbende komt bovendien niet in aanmerking voor compensatie wegens de hardheidsregeling, nu geen sprake was
van een kleine formele tekortkoming, het slechts betalen van een deel van de opvangkosten, fraude door een derde of andere bijzondere omstandigheden. Ook heeft belanghebbende geen recht op een O/GS tegemoetkoming, omdat er geen sprake is van een O/GS-kwalificatie in dit toeslagjaar.
De Commissie overweegt dat over het toeslagjaar 2009 in het geheel geen terugvordering of verlaging van de KOT heeft plaatsgevonden, zodat zij UHT volgt in het standpunt dat belanghebbende over dit toeslagjaar niet in aanmerking komt voor compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid. Evenmin is aannemelijk geworden dat bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT over de toeslagjaren 2010 en 2011 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T. De terugvordering van KOT over deze toeslagjaren was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in
beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. Daarbij heeft UHT naar het oordeel van de Commissie terecht vastgesteld dat over het toeslagjaar 2010 niet is voldaan aan het minimumvereiste dat er een terugvordering of een verlaging van de KOT van € 1.500 of meer dient te zijn, terwijl over het toeslagjaar 2011 geen sprake is geweest van bijzonder omstandigheden die een toekenning op grond van de hardheidsregeling rechtvaardigen.
De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft in het bezwaarschrift een verzoek gedaan tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Omdat het bezwaar niet leidt tot de herroeping van het bestreden besluit, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15, tweede lid van de Awb niet in aanmerking voor de toekenning van een proceskostenvergoeding.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter