BAC 2023-13033
Publicatiedatum 23-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 21 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH ZV
Ontvangst bezwaarschrift: 16 maart 2023
Hoorzitting: 10 september 2024
Overdracht advies aan UHT: 7 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen het bestreden besluit (gedeeltelijk) gegrond te verklaren en
het verzoek om een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De gemachtigde heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 21 februari 2023 waarbij belanghebbende is meegedeeld:
- dat er bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2005 tot en met 2011, 2014,
2017, 2018 en 2019 gebleken is dat er fouten zijn gemaakt en dat
belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 21.756 (dit is
aangevuld tot € 30.000) (UHT-DCH ZV).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 21 januari 2021 een verzoek gedaan voor een
herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij brief van 23 juni 2021 is belanghebbende meegedeeld dat zij, in het kader van
de eerste toets, in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000. - Op 28 november 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies
uitgebracht. De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat de compensatieregeling
van toepassing is voor de toeslagjaren 2010, 2011 en 2017. - Bij brief van 21 februari 2023 is vorenstaand besluit genomen.
- Bij brief van 14 maart 2023 heeft gemachtigde hiertegen bezwaar gemaakt.
- Op 13 december 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 22 juli 2024 heeft gemachtigde aanvullende stukken ingediend.
- Op 3 september 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar
ingediend. - Op 10 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Op 1 oktober 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke beschouwing
ingediend. - Op 15 oktober 2024 heeft gemachtigde hierop gereageerd.
- De Commissie heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Herbeoordeelde toeslagjaren
De KOT voor de (afgewezen) herbeoordeelde toeslagjaren is, naar op grond van de
stukken aannemelijk is geworden, bijgesteld naar aanleiding van door belanghebbende zelf aangeleverde informatie. Uit die informatie volgt dat in deze jaren (onder andere) minder kinderopvanguren zijn afgenomen dan waarop de voorschotbeschikkingen waren gebaseerd en het toetsingsinkomen is gewijzigd. De LIC-overzichten en de andere stukken uit het dossier die UHT heeft aangeleverd geven de Commissie geen aanleiding om aan te nemen dat deze onjuist zijn. De stelling dat de vastgestelde afgenomen opvang van 88 uur over toeslagjaar 2006 onjuist is, is in onvoldoende mate aannemelijk gemaakt.
De slotsom is dat de verplichting tot terugbetaling van de KOT voor de voor
compensatie afgewezen toeslagjaren het gevolg is van reguliere correcties. Er is geen
sprake van institutioneel vooringenomen handelen. De reguliere correcties wijzen ook
niet op onbillijkheden vanwege hardheid waarmee het wettelijk systeem werd
toegepast. Daarbij ligt het in de aard van een voorschot besloten, dat de werkelijke,
later vast te stellen aanspraak, op een ander bedrag kan uitkomen. Aan een voorschot
kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend, dat een definitieve
aanspraak op een daarmee overeenstemmend bedrag bestaat. Daar komt bij dat niet
aannemelijk is geworden dat een bedrag van minimaal € 1.500 te veel aan KOT bij de
kinderopvanginstelling (hierna: KOI) terecht is gekomen. De KOT naar KOI regeling is
dan ook niet van toepassing.
Vergoeding toeslagrente over gemiste KOT
In de schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven dat component O van de
compensatieberekening onjuist is vastgesteld. Anders dan daarover is opgemerkt in de
schriftelijke reactie, adviseert de Commissie om de rentevergoeding over gemiste KOT
opnieuw te berekenen bij de beslissing op bezwaar. Het gegeven dat het resultaat van de nieuwe compensatieberekening het compensatiebedrag van 30.000 niet zal
overschrijden, maakt het voorgaande niet anders.
Immateriële schadevergoeding
Nu de rente over gemiste KOT moet worden aangepast, en het bezwaar op dit punt
derhalve gegrond is, dient de vergoeding voor immateriële schade te worden
doorberekend tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de
hoogte van de vergoeding voor immateriële schade bij de beslissing op bezwaar opnieuw dient te worden vastgesteld. De omstandigheid dat de vergoeding van de immateriële schade niet hoger zal worden (omdat deze niet hoger uit kan vallen dan het bedrag onder 'e' in de compensatieberekening) maakt het voorgaande niet anders.
Aanvullende vergoeding van 1 procent
Het advies van de Commissie om de vergoeding voor de rente over gemiste KOT en de
einddatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen, leidt ertoe dat de aanvullende vergoeding van 1 procent in de beslissing op bezwaar over een hoger
subtotaal moet worden berekend dan het geval is in de definitieve compensatiebeschikking.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Ingevolge
artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden proceskosten alleen
vergoed als het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Op grond van de op dit punt heersende rechtspraak (zie bijvoorbeeld CRVB 9 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3140, JB 2021/25), is sprake van herroepen in de zin van artikel 7:15 lid 2 Awb als het primaire besluit wordt gewijzigd voor wat betreft het met dat besluit beoogde rechtsgevolg. De aanpassing van de compensatieberekening heeft (zeer waarschijnlijk) niet tot gevolg dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan compensatie dan de al eerder uitgekeerde € 30.000,-. De aanpassing van de compensatieberekening heeft wel tot gevolg dat het vertrekpunt voor een eventuele procedure over aanvullende compensatie voor de werkelijke schade verandert. De Commissie is daarom, in lijn met de genoemde rechtspraak en gelet op het systeem van de Wht, van mening dat er sprake is van een wijziging van het rechtsgevolg. Daarom adviseert de Commissie aan UHT om een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaar tegen het besluit met het kenmerk (UHT-DC I) gegrond te verklaren
en dat besluit te herroepen zoals hiervoor aangegeven; - de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding te betalen te honoreren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter