Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12971

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 februari 2022 en 9 maart 2022 (UHT-O OGS B en UHT-DC I)

Hoorzitting: 19 november 2024 om 14:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 2 december 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaarschrift gericht tegen de definitieve compensatieberekening gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie het bezwaarschrift gericht tegen de7 opgezet/grove schuld (hierna: O/GS) tegemoetkoming ongegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften worden geacht te zijn gericht tegen de volgende door UHT genomen besluiten.

  1. De beschikking van 9 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I waarin UHT heeft
    beslist dat aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 33.390
    wordt toegekend voor de jaren 2008 en 2009. De reden is dat
    Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) over deze periode fouten bij het
    toekennen van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) heeft gemaakt.
  2. De beschikking van 24 februari 2022 met kenmerk UHT-O OGS B waarin UHT
    heeft beslist dat belanghebbende voor de jaren 2010 en 2011 in aanmerking komt voor een O/GS tegemoetkoming.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 27 februari 2020 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van de
    KOT voor de jaren 2009 tot en met 2012. Na het gesprek met de persoonlijk
    zaakbehandelaar is de herbeoordeling aangepast naar de toeslagjaren 2008 tot en
    met 2011. Op 17 februari 2023 heeft belanghebbende verzocht om toeslagjaar 2019
    ook mee te nemen in de herbeoordeling.
  • Bij beschikking van 23 februari 2021 heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag van
    € 30.000.
  • Op 16 november 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies
    uitgebracht. De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat niet is gebleken van
    institutioneel vooringenomen handelen voor de jaren 2010 en 2011 noch dat er met
    betrekking tot deze jaren reden is voor toepassing van de hardheidscompensatie.
  • Bij beschikking van 24 februari 2022 heeft UHT meegedeeld dat belanghebbende
    voor de toeslagjaren 2010 en 2011 in aanmerking komt voor een O/GS
    tegemoetkoming.
  • Bij beschikking van 9 maart 2022 heeft UHT meegedeeld dat belanghebbende recht
    heeft op een definitief compensatiebedrag van € 33.390 voor de jaren 2008 en 2009.
  • Op 19 april 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende twee bezwaarschriften tegen bovenstaande beschikkingen ingediend.
  • Op 27 februari 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 19 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • Op 26 november 2024 heeft UHT, daartoe in de gelegenheid gesteld door de
    Commissie, een aanvullende beschouwing ingediend. Op 26 november 2024 heeft
    gemachtigde hierop gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie
en de O/GS tegemoetkoming op de juiste wijze heeft berekend en zal ingaan op de
overige gronden van bezwaar.

Definitieve compensatieberekening
Belanghebbende stelt het niet eens te zijn met het aan haar toegekende
compensatiebedrag. De aan belanghebbende toegekende compensatie bestaat op grond van artikel 2.2 Wht uit verschillende componenten. De hoogte van die componenten is bepaald in artikel 2.3 Wht. In haar schriftelijke reactie heeft UHT de componenten en de hoogte hiervan concreet toegelicht. UHT heeft zich daarin op het standpunt gesteld dat de rentevergoeding gemiste KOT onjuist blijkt te zijn vastgesteld voor de jaren 2008 en 2009. Voor deze jaren komt UHT op een hogere rentevergoeding uit. Tevens stelt UHT zich op het standpunt dat de aanvangsdatum voor de immateriële schadevergoeding onjuist is vastgesteld. Daarnaast heeft UHT de Commissie meegedeeld dat UHT, indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie heeft geen aanleiding UHT in bovenstaande standpunten niet te volgen. De Commissie adviseert UHT daarom aan haar toezeggingen uit de schriftelijke reactie gevolg te geven en de compensatieberekening dienovereenkomstig aan te passen in de beslissing op bezwaar.

De aanpassingen hebben tevens tot gevolg dat ook de aanvullende vergoeding van 1%
wijzigt. De overige bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en de definitieve beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de schriftelijke reacties, de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum en de overige producties, de compensatieberekening en daarmee het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en in zoverre zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit de stellingname van gemachtigde volgt niet dat in het beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad.

Nog los van de vraag of dat beginsel als zodanig van toepassing is in de bezwaarfase,
volgt de Commissie gemachtigde daarom niet in de stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn.

Tot slot merkt de Commissie op dat zij geen aanknopingspunten ziet om te
veronderstellen dat het compensatiebedrag, enkel vanwege het gebruik van een ander
berekeningsformat, niet zou kloppen. De Commissie adviseert UHT wel om in de
beslissing op bezwaar de berekening weer te geven in het meest recente
berekeningsformat.

Toeslagjaren 2010 en 2011
In haar aanvullende schriftelijke reactie naar aanleiding van de bezwaren van
belanghebbende tijdens de hoorzitting, heeft UHT het standpunt ingenomen dat zij
voornemens is om belanghebbende alsnog te compenseren over de toeslagjaren 2010 en 2011 vanwege, alsnog geconstateerde, hardheid van het stelsel. De Commissie heeft geen aanleiding UHT in die opvatting niet te volgen.

Bij de beoordeling van de beschikking UHT-O OGS B (O/GS tegemoetkoming voor de
jaren 2010 en 2011) heeft belanghebbende, gelet op het gewijzigde inzicht van UHT met betrekking tot deze jaren, geen belang meer. Het door belanghebbende in dit verband opgebrachte punt betreffende de hoogte van de O/GS tegemoetkoming, kan reeds hierom blijven rusten. Daarom adviseert de Commissie het tegen deze beschikking gerichte bezwaarschrift, ongegrond te verklaren.

Niet herbeoordeelde toeslagjaren
Belanghebbende heeft verzocht om alle jaren (voor november 2019) mee te nemen in de herbeoordeling. Ter zitting van 19 november 2024 heeft belanghebbende toegelicht dat zij enkel wenst dat toeslagjaar 2019 wordt meegenomen in de herbeoordeling. De Commissie kan hierover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van dit jaar een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.

Proceskostenvergoeding
Nu het primaire besluit naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen,
adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van
rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit
proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2
procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie de bezwaren gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B ongegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter