BAC 2023-12968 & 2021-02309
Publicatiedatum 10-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: de bezwaarschriften van [belanghebbende]
Primair besluit: Van 30 april 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093, van 16 november 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en van 16 november 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 8 november 2021 en 17 april 2023
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 12 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften d.d. 8 november 2021 en 17 april 2023, zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikking ‘hoe gaat het met uw aanmelding’ van 30 april 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093, de ‘definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag’ van 16 november 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en de ‘beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag’ van 16 november 2022 met kenmerk UHT-DH5 A.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- De bewindvoerder van belanghebbende heeft namens belanghebbende op 10 februari 2021 een verzoek om herbeoordeling gedaan van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor toeslagjaar 2013.
- Bij beschikking van 30 april 2021 (met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij (nog) niet in aanmerking komt voor een compensatie van € 30.000,-.
- Tegen de beschikking van 30 april 2021 heeft gemachtigde bij brief van 8 november 2021 een ongemotiveerd bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 10 oktober 2022 een schriftelijke reactie ingediend op het bezwaarschrift van 8 november 2021.
- De Commissie van Wijzen heeft haar advies over het verzoek om een herbeoordeling van de aanspraak op KOT op 14 oktober 2022 aan UHT toegestuurd.
- Bij beschikking van 16 november 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie voor toeslagjaar 2013.
- Bij beschikking van 16 november 2022 (met kenmerk UHT-DH5 A) is belanghebbende bericht dat zij in het kader van de herbeoordeling geen recht heeft op een tegemoetkoming voor 2013.
- Tegen de beschikkingen van 16 november 2022 heeft gemachtigde bij brief van 17 april 2023 een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 10 oktober 2023 een beschouwing ingediend op het bezwaarschrift van 17 april 2023.
- Op 15 februari 2024 heeft de gemachtigde zijn bezwaarschriften aangevuld. Hij laat de Commissie weten dat hij niet naar de op 16 februari 2024 geplande hoorzitting kan komen en vraagt de Commissie advies uit te brengen.
- UHT heeft de Commissie per e-mail van 16 februari 2024 geïnformeerd over het feit dat bij beschikking met kenmerk UHT DCHO aan belanghebbende recent compensatie is verleend. Tegen deze beschikking is bezwaar gemaakt door gemachtigde en hiervoor loopt een aparte bezwaarprocedure.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ten aanzien van de afwijzing van compensatie over het toeslagjaar 2013
Bij besluiten van 16 november 2022 (met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A) is het verzoek om compensatie van belanghebbende voor het toeslagjaar 2013 afgewezen omdat er bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag geen fouten zijn gemaakt en evenmin sprake is geweest van hardheid of van een onrechte kwalificatie Opzet/Grove Schuld.
In het bezwaarschrift van 17 april 2023 voert gemachtigde wat algemeen geformuleerde bezwaargronden aan tegen een besluit dat hem naar eigen zeggen niet bekend was: belanghebbende had nog niet de beschikking over schriftelijke besluitvorming.
Als reactie daarop geeft UHT in haar beschouwing van 10 april 2023 met bijbehorende producties een onderbouwing van de bestreden besluiten.
In zijn e-mailbericht van 15 februari 2024 stelt gemachtigde dat de besluitvorming van 16 november 2022 na de integrale beoordeling onjuist en onrechtmatig is aangezien er wel compensatie is toegekend voor het jaar 2011.
De Commissie overweegt dat de onderhavige procedure alleen ziet op de beschikkingen die gevolgd zijn op het verzoek van de bewindvoerder van belanghebbende tot herbeoordeling van het jaar 2013. Dat, zoals de Commissie begrijpt, in een later stadium alsnog herbeoordeling over (onder meer) het jaar 2011 heeft plaatsgevonden en daarvoor compensatie is verleend, maakt de integrale beoordeling over het jaar 2013 niet onrechtmatig, reeds omdat daaraan een ander feitencomplex ten grondslag ligt.
Ten aanzien van het niet toekennen van het forfaitaire bedrag van € 30.000 na de lichte toets
Gemachtigde vraagt in zijn bezwaarschrift van 8 november 2021 om een toelichting op het besluit van 30 april 2021 en om de van belang zijnde stukken. De Commissie meent dat UHT door middel van het indienen van de schriftelijke beschouwing met verwijzing naar producties in het bezwaardossier, aan het verzoek van gemachtigde heeft voldaan.
Gemachtigde stelt verder in zijn e-mailbericht van 15 februari 2024 dat het thans vaststaande gegeven dat belanghebbende over het toeslagjaar 2011 alsnog recht heeft op compensatie, betekent dat het besluit van UHT om na de lichte toets geen compensatie toe te kennen onrechtmatig is.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft de wetgever aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling.
De Commissie meent dat UHT gelet op de omvang van het beoordelingsverzoek en het beperkte toetsingskader van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Blijkens de schriftelijke reactie van 10 oktober 2022 met producties heeft aan de lichte toets een zorgvuldige afweging ten grondslag gelegen. De omstandigheid dat later, in het kader van een integrale beoordeling anders is geoordeeld, doet daaraan niet af. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om de bezwaren ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter