Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12913

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 15 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Hoorzitting: 1 augustus 2024 om 13:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 12 november 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar ongegrond te verklaren, het bestreden besluit in stand te laten
en om het verzoek om toekenning van een vergoeding van de proceskosten af
te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigd namens belanghebbende op 23 maart 2023 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 15 februari 2023
genomen beschikking met kenmerk UHT-DCHA.

Met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) is aan
belanghebbende bij voornoemde beschikking medegedeeld dat hij over de toeslagjaren 2005 tot en met 2019 niet in aanmerking komt voor compensatie.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 24 juni 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2012 en 2013. Nadien is
    besloten om de herbeoordeling uit te breiden naar de toeslagjaren 2005 tot en met
    2019.
  • Bij beschikking van 12 april 2022 met kenmerk UHT CHR-GU heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat hij nog niet in aanmerking komt voor € 30.000 op grond van de Catshuisregeling, alsmede dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Bij brief van 5 januari 2023 met kenmerk UHT-VC I A heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat belanghebbende vooralsnog geen recht heeft op een vergoeding op grond van één van de herstelregelingen.
  • Bij beschikking van 15 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op compensatie of een
    tegemoetkoming over de toeslagjaren 2005 tot en met 2019.
  • Gemachtigde heeft op 23 maart 2023, ingekomen op 24 maart 2023, een
    bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 15 februari 2023 met kenmerk
    UHT-DCHA.
  • UHT heeft op 12 februari 2024 een schriftelijke reactie ingediend op het bezwaar van belanghebbende.
  • Op 1 augustus 2024 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. De Commissie heeft UHT verzocht nog een aantal documenten en informatie over te leggen.
  • Op 30 september 2024 heeft UHT nogmaals het dossier, inclusief de gevraagde
    nadere documentatie en informatie toegestuurd. Tevens heeft UHT een nadere
    schriftelijke reactie overgelegd.
  • Op 21 oktober 2024 heeft gemachtigde op de stukken van UHT gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Compleetheid dossier en motivering besluit
Belanghebbende stelt dat de onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan de
bestreden beschikking van 15 februari 2023 ontbreken. Derhalve is de bestreden
beschikking onvoldoende gemotiveerd.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Ter voorbereiding van het nemen van de beschikking heeft UHT onderzoek gedaan in de haar ter beschikking staande systemen. De gegevens zijn afkomstig van uitdraaien van interne meldingen, correspondentie, een beschikkingsoverzicht en een telefoonnotitie. Daarnaast heeft UHT op 30 juli 2024 per e-mail toegelicht dat vanwege een pilot het informatie- en beoordelingsformulier niet aanwezig is in het dossier. De Commissie is van oordeel dat het bestreden besluit door middel van het indienen en delen met gemachtigde op 4 maart, 30 juli en 30 september 2024 van de schriftelijke reactie en bijbehorende stukken voldoende inzichtelijk is gemaakt en is gemotiveerd. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals opgenomen
in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en
de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat hij niet de beschikking heeft over zijn
volledige dossier. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier, zoals hierboven al is opgemerkt, op 4 maart, 30 juli en 30 september 2024 ontvangen. Hij heeft de gelegenheid gekregen en daarvan gebruik gemaakt om zijn standpunt uiteen te zetten. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Recht op KOT
Belanghebbende voert aan dat UHT zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij over de genoemde jaren geen KOT heeft aangevraagd. Hij stelt dat hij in 2007 of 2012
telefonisch KOT heeft aangevraagd met behulp van een medewerker van een
kinderopvanginstelling.

De Commissie is met UHT van oordeel dat in het geval van belanghebbende niet vast is
komen te staan dat hij voor compensatie op grond van de Wht in aanmerking kan komen omdat hij nooit KOT heeft aangevraagd. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, Wht kan
compensatie wordt toegekend aan de aanvrager van KOT. Uit het dossier komt naar
voren dat belanghebbende tijdens het oudergesprek op 23 december 2022 heeft gezegd dat hij rond 2012 telefonisch KOT heeft aangevraagd. Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende verklaard dat die telefonische aanvraag in 2007 heeft plaatsgevonden.

UHT heeft gesteld dat zij in de ter beschikking staande systemen geen aanvraag van KOT door belanghebbende heeft kunnen terugvinden. Belanghebbende heeft geen gegevens overgelegd van de kinderopvanginstelling(en) waar de kinderen van belanghebbende zouden zijn opgevangen.

Tijdens de hoorzitting heeft UHT – desgevraagd door belanghebbende - toegezegd
aanvullende informatie te doen toekomen, namelijk het klantbeeld en uitdraaien van de KOI-viewer en van het Heidi-systeem. Op 30 september 2024 heeft UHT de gevraagde informatie overgelegd. Hieruit blijkt dat belanghebbende geen aanvragen voor KOT heeft ingediend in de periode 2006 tot en met 2019. Uit de uitdraaien van de KOI viewer blijkt dat voor de kinderen van belanghebbende geen gegevens bekend zijn
van kinderopvanginstellingen, waar zij zouden zijn opgevangen. Met betrekking tot het Heidi-systeem heeft UHT een Kamerbrief van 4 april 2024 overgelegd waarin wordt toegelicht op welke manier dit systeem is gebruikt door B/T. Het systeem is gebruikt voor het verzamelen van portaldata om te kunnen traceren of sprake was van opvallend gedrag wat een indicatie kan zijn voor een verhoogd risico op misbruik van toeslagen. Sinds het stopzetten van het Intensief Toezicht-proces in 2020 wordt geen gebruik meer gemaakt van portaldata voor het detecteren van risico’s op misbruik. UHT stelt dat zij geen toegang heeft tot het Heidi-systeem. Bij een aanvraag van KOT dient een XML bestand aanwezig te zijn. Daarvan is geen sprake. UHT heeft naar aanleiding van deze nadere informatie opnieuw geconcludeerd dat belanghebbende geen aanvraag voor KOT heeft ingediend.

Belanghebbende heeft in zijn reactie aangevoerd dat vanwege een fout in het klantbeeld hij geen aanspraak kan maken op compensatie op grond van de ex-partnerregeling. Voor zover belanghebbende een beroep doet op de ex-partnerregeling, overweegt de Commissie dat dit onderwerp geen onderdeel uitmaakt van deze bezwaarprocedure, aangezien het geen betrekking heeft op de bestreden beschikking. Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat uit de overgelegde Kamerbrief niet blijkt dat UHT geen toegang zou hebben tot het Heidi-systeem. Wat hier ook van zij, de Commissie overweegt dat UHT op basis van de beschikbare informatie heeft mogen concluderen dat belanghebbende inderdaad geen aanvraag heeft ingediend voor KOT.

Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat belanghebbende niet voor
compensatie op grond van deze herstelmaatregel in aanmerking komt. De Commissie
adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende ongegrond te verklaren.
Hardheid van het stelsel wegens niet toepassen beslagvrije voet
Belanghebbende voert aan dat B/T ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn beslagvrije voet, terwijl de gegevens hiervoor wel voorhanden waren. Daarom is sprake van hardheid van het stelsel.

De Commissie overweegt dat noch gesteld, noch gebleken is dat B/T KOT heeft
teruggevorderd of verrekend. De stelling van belanghebbende dat B/T geen rekening
heeft gehouden met de beslagvrije voet is reeds daarom ongegrond.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure af te wijzen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • het bezwaar tegen de beschikking van 15 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA
    ongegrond te verklaren,
  • het bestreden besluit in stand te laten en
  • het verzoek om toekenning van een vergoeding van de proceskosten af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter