Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12905

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 3 mei 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Hoorzitting: 29 oktober 2024 om 15:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 20 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren en het verzoek om een proceskostenvergoeding af te
wijzen.

Onderwerp van advies

Het door mr. S. Arakelyan (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking
beoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 3 mei 2023 met kenmerk UHTDCHA.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2010 tot en met 2012.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 28 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
    KOT over de toeslagjaren 2009 tot en met 2014. In overleg met de persoonlijk
    zaaksbehandelaar is afgesproken om de herbeoordeling te beperken tot de jaren
    2010 tot en met 2012.
  • UHT heeft bij beschikking van 30 april 2021 aan belanghebbende medegedeeld
    dat zij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 17 april 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake geweest is van
    institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij
    voor de jaren 2010 tot en met 2012 geen recht heeft op compensatie.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 1 mei 2023 tegen deze beschikking een
    bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 17 juli 2024 op het bezwaarschrift schriftelijk gereageerd.
  • Op 29 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft op 27 november 2024 een aanvullende beschouwing ingediend.
    Gemachtigde heeft op 20 december 2024 daarop gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de bestreden beschikking in
strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel is genomen en of belanghebbende alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ontvangen.

Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat bij de voorbereiding en totstandkoming van de bestreden
beschikking niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen en dat deze onvoldoende gemotiveerd is.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van de beschikking en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag
liggende onderzoek. De Commissie meent dat UHT met de bestreden beschikking van
mei 2023 en de beschouwingen van 7 juli en 27 november 2024 de afwijzing van
compensatie over de toeslagjaren 2010 tot en met 2012 voldoende heeft toegelicht. De Commissie stelt zich dan ook op het standpunt dat deze bezwaargrond geen doel treft.

Bezwaardossier
Gemachtigde verzoekt om de onderliggende stukken, waaronder het ouderdossier. De
Commissie stelt vast dat aan gemachtigde de schriftelijke beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken (ofwel: het bezwaardossier) op 3 september 2024 zijn toegezonden.

Op 27 november 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing ingebracht, ter
onderbouwing van de gestelde vragen van de Commissie tijdens de hoorzitting van 29
oktober 2024, en aanvullende stukken aan het bezwaardossier toegevoegd. Per email
heeft gemachtigde op 27 november 2024 de beschouwing en aanvullende stukken
toegestuurd gekregen en op 20 december 2024 daarop gereageerd.

Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in
beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De
Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van
belanghebbende anders over te oordelen.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat over de jaren 2010 tot en met 2012 de KOT aan de kinderopvanginstelling is betaald en dat zij de KOT heeft moeten terugbetalen. De hardheidsregeling is van toepassing indien de grens van € 1.500,- wordt overschreden en daarbij dient volgens belanghebbende rekening gehouden te worden met de betaald eigen bijdrage aan de kinderopvanginstelling. In reactie hierop heeft UHT gesteld dat de grens van € 1.500,- over deze jaren niet is overschreden. De betaalde eigen bijdrage aan de kinderopvanginstelling speelt daarbij geen rol.
De Commissie overweegt hierover het volgende.

Wanneer de KOT rechtstreeks is uitbetaald aan de kinderopvanginstelling maar bij de
ouder wordt teruggevorderd omdat het recht op KOT lager bleek te zijn, kan volgens
vaste uitvoeringspraktijk - zoals opgenomen in het Handboek Integrale Beoordeling
Vaktechnisch van UHT - sprake zijn van een bijzondere omstandigheid die aanleiding
geeft tot recht op compensatie vanwege hardheid. Voor het aannemen van het bestaan van een bijzondere omstandigheid is, volgens die praktijk, niet voldoende dat bij de ouder een bedrag van tenminste € 1.500,- is teruggevorderd. Ook moet duidelijk zijn dat een bedrag van tenminste € 1.500,- teveel is uitbetaald aan de kinderopvanginstelling en niet ten goede aan belanghebbende is gekomen. De Commissie heeft in de Wht geen aanknopingspunten gevonden die zouden moeten leiden tot de opvatting dat deze praktijk zich niet met die wet zou verdragen of anderszins in strijd zou komen met een wet in formele zin of een rechtsregel van hogere orde. Evenmin acht de Commissie plaats voor de opvatting dat deze praktijk een toets aan het evenredigheidsbeginsel niet zou kunnen doorstaan. De Commissie volgt UHT in het standpunt dat in dit geval, toepassing gevend aan deze praktijk, geen aanspraak bestaat op compensatie vanwege hardheid van het stelsel. Voor de hier aan de orde zijnde toeslagjaren is aannemelijk geworden het bedrag dat teveel is uitgekeerd aan de kinderopvanginstelling en niet ten goede is
gekomen aan de belanghebbende lager was dan € 1.500,-.

Over het toeslagjaar 2010 is de KOT aan de kinderopvanginstelling overgemaakt. Het
gaat om een totaalbedrag van € 5.647,- en gelet op de jaaropgave van 2010 zijn de
totale werkelijke kosten aan kinderopvang € 5.554,-. Het verschil tussen deze bedragen bedraagt € 93,-. Met betrekking tot 2011 ziet de Commissie telkenmale dat de KOT opwaarts wordt bijgesteld met uiteindelijk een verlaging van € 13.731,- naar € 13.079,- De wijziging is het gevolg van bijstelling van het aantal opvanguren. Belanghebbende heeft slechts het bedrag van € 88,- hoeven terug te betalen. Uit het LIC-overzicht blijkt dat het restant ter grootte van € 564,- niet terugbetaald hoefde te worden. De Commissie constateert dat over 2012 aan de kinderopvanginstelling € 12.448,- is uitbetaald en dat gelet op de jaaropgave van 2012 de werkelijke kosten aan
kinderopvang € 11.733,50 bedroegen. Hierdoor is een bedrag van € 714,50 teveel
betaald aan de kinderopvang.

Dit leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan de hiervoor omschreven door UHT
gehanteerde vereisten om voor toekenning van compensatie wegens hardheid van het
stelsel in aanmerking te komen. De Commissie heeft in de stukken en in het verhandelde ter zitting ook geen aanleiding kunnen vinden om de opvatting te huldigen dat UHT hier ten gunste van belanghebbende van deze praktijk had moeten afwijken. Dat mogelijk sprake is geweest van eigen bijdragen van belanghebbende maakt dat in dit geval niet anders. Het door belanghebbende op dit punt ontwikkelde bezwaar treft dan ook geen doel.

Opzet/Grove Schuld (O/GS)-tegemoetkoming
In de aanvullende beschouwing van 27 november 2024 en aanvullende documenten
heeft UHT toegelicht dat over de toeslagjaren 2010 tot en met 2012 niet is gebleken van het weigeren van een aangevraagde persoonlijke betalingsregeling of schuldregeling. Belanghebbende komt daarom niet in aanmerking voor een O/GS-kwalificatie. Het verzoek om in aanmerking te komen voor een O/GS-tegemoetkoming dient dan ook afgewezen te worden. Uit de ingebrachte aanvullende documenten heeft UHT uitgelegd dat met de brief van 11 februari 2015 wordt ingestemd met een persoonlijke betalingsregeling. Gedurende een periode van 24 maanden betaalt belanghebbende maandelijks € 41,- van het voorschot zorgtoeslag af op de ontstane terugvordering van KOT.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
    verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter