BAC 2023-12901
Publicatiedatum 23-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 17 februari 2023 (UHT-DCHA)
Hoorzitting: 24 oktober 2024 om 13:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 19 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking van 17 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2009 tot en met 2012.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 3 mei 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 tot en met 2012. In
overleg met belanghebbende is dit verzoek gewijzigd naar de toeslagjaren 2009
tot en met 2012. - Bij brief van 9 november 2022 (met kenmerk UHT-CHR GU) heeft UHT
belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog
geen reden zag € 30.000 te betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar was. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 2 februari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de jaren 2009 tot en met 2012 geen sprake is
geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden - UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij
geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2009 tot en met 2012. - Gemachtigde heeft bij brief van 24 maart 2023 tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend. Op 3 april 2023 heeft UHT een ontvangstbevestiging
hiervan gestuurd. - UHT heeft op 8 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 24 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Op 5 en 7 november 2024 heeft gemachtigde aanvullende informatie aangeleverd.
- UHT heeft op 14 november 2024 een nadere reactie gegeven op de aanvullende
informatie van gemachtigde. - Op 17 november 2024 heeft gemachtigde wederom aanvullende informatie
aangeleverd. - Op 9 december 2024 heeft UHT aangegeven dat zij geen nadere
reactie heeft op de aanvullende informatie van gemachtigde.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compleetheid dossier en motivering besluit
Belanghebbende stelt dat onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan de
bestreden beschikking van 17 februari 2023 ontbreken. Derhalve is de bestreden
beschikking onvoldoende gemotiveerd.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Ter voorbereiding van de definitieve compensatiebeschikking zijn de bedragen in de compensatieberekening vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De gegevens zijn afkomstig van onder meer de
voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen, RKT-bestanden en SAS- en LIC-overzichten. De Commissie is daarom van oordeel dat het bestreden besluit door
middel van het indienen van een schriftelijke beschouwing en de bijbehorende producties voldoende zijn onderbouwd.
De Commissie stelt vast dat belanghebbende inmiddels beschikt over de schriftelijke
beschouwing van UHT en de bijbehorende stukken, die op 5 september 2024 aan
gemachtigde zijn verzonden. Op basis van de in dit dossier opgenomen stukken kon
belanghebbende genoegzaam inzicht verkrijgen in de totstandkoming van de bestreden beschikking. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.
Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals opgenomen in artikel 6 van het EVRM, omdat zij niet de beschikking heeft over haar volledige dossier. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier op 5 september 2024 ontvangen en zij heeft de gelegenheid gekregen, en daarvan gebruik gemaakt, om haar standpunt uiteen te zetten. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.
Recht op compensatie?
Belanghebbende voert aan dat ten onrechte geen compensatie is toegekend voor de
jaren 2009 tot en met 2012. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht komt voor een compensatie in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T). Toekenning van compensatie blijft, ingevolge artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT. Volgens UHT was daarvan sprake in de jaren 2010 en 2011, nu belanghebbende in die jaren geen gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. Belanghebbende heeft de juistheid van dat standpunt vervolgens niet bestreden. Volgens beleid van UHT kan in uitzonderlijke situaties sprake zijn van hardheid. Niet, althans onvoldoende, is
gebleken, dat belanghebbende in zodanige, voor de toepassing van dit beleid relevante, uitzonderlijke omstandigheden heeft verkeerd. Belanghebbende komt voor de jaren 2010 en 2011 dus niet in aanmerking voor compensatie op grond van de Wht.
De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren. Wat betreft de jaren 2009 en 2012 overweegt de Commissie dat, gelet op een en ander, niet aannemelijk is geworden dat bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor die toeslagjaren sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over de toeslagjaren 2009 en 2012 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
DigiD
Belanghebbende stelt dat zij haar DigiD gegevens met de gastouder heeft gedeeld, zodat deze namens belanghebbende KOT zou aanvragen en ook alle benodigde wijzigingen zou doorgeven. Achteraf is gebleken dat deze gastouder KOT heeft aangevraagd voor kinderopvanginstellingen waar de kinderen niet naartoe gingen. Daaromtrent overweegt de Commissie als volgt.
Om een aanvraag KOT te kunnen doen, moet de aanvrager inloggen met haar
persoonlijke DigiD-inloggegevens. Daarmee heeft B/T willen bewerkstelligen dat alleen een rechthebbende op de toeslag een dergelijke aanvraag kan indienen. Een DigiD biedt immers een persoonsgebonden ingang naar een digitaal portaal.
Belanghebbende heeft aangegeven dat zij haar inloggegevens in die tijd met anderen heeft gedeeld. Hoewel de Commissie niet uitsluit dat belanghebbende dit te goeder trouw heeft gedaan, is zij toch van mening dat het delen van DigiD-inloggegevens voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Hardheid van het stelsel
Belanghebbende voert aan dat zij in aanmerking komt voor een hardheidscompensatie, omdat bij de terugvorderingen door B/T geen rekening zou zijn gehouden met de beslagvrije voet. Ook zou een (haalbare) betalingsregeling - ondanks verzoeken daartoe – zijn geweigerd.
De Commissie overweegt dat bij verrekening van of beslag op toeslagen tot 1 januari
2021 ingevolge artikel 4:93 lid 4 Awb jo. 475c onderdeel j Rv tot 1 januari 2021 in het
geheel geen beslagvrije voet van toepassing was. Vanaf 1 januari 2021 worden in de
wettelijke regeling de toeslagen wél meegenomen in de beslagvrije voet (artikel 475c
onderdeel j Rv), met uitzondering van de KOT. De KOT is namelijk niet bedoeld als
inkomensvoorziening maar voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie. De
beslagvrije voet is dus geen belemmering voor het verrekenen van terugvorderingen
KOT. Wat betreft de door belanghebbende verzochte betalingsregelingen, heeft UHT geen stuk aangetroffen waarin een dergelijk verzoek is neergelegd en ook uit andere
omstandigheden is deze stelling niet aannemelijk geworden. De Commissie acht het
bezwaar daarom op deze punten ongegrond.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenveroordeling conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien het bezwaar naar het oordeel van de
Commissie ongegrond is, adviseert de Commissie belanghebbende geen vergoeding
voor proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
bestreden besluit in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter