BAC 2023-12893
Publicatiedatum 23-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 14 maart 2023 (UHT-DCHA)
Hoorzitting: 7 november 2024 om 11:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 3 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking van 14 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2013, 2014 en 2015.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 30 september 2021 verzocht om een herbeoordeling
van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2013 tot en met 2015. - Bij brief van 22 maart 2022 (met kenmerk UHT-CHR GU) heeft UHT
belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog
geen reden zag € 30.000 te betalen ingevolge de Catshuisregeling en dat de
herbeoordeling nog niet klaar was - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 16 februari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de jaren 2013 tot en met 2015 geen sprake is
geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden - UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij
geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2013 tot en met 2015. - Gemachtigde heeft bij brief van 7 april 2023, ingekomen op 12 april 2023, tegen
deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. Op 25 april 2023 heeft UHT een
ontvangstbevestiging hiervan gestuurd. - Op 9 februari 2024 heeft UHT het bezwaardossier naar gemachtigde verstuurd.
- UHT heeft op 15 juli 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 7 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Gemachtigde heeft op 15 november 2024 aanvullende informatie aangeleverd.
- Op 26 november 2024 heeft UHT gereageerd op de aanvullende informatie van
gemachtigde.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compleetheid dossier en strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Belanghebbende stelt dat onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan de
bestreden beschikking van 14 maart 2023 ontbreken. Voorts voert belanghebbende aan dat ten aanzien van de bestreden besluiten sprake is van strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De Commissie deelt het standpunt van UHT ten aanzien van de motivering van het
besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Ter
voorbereiding van de definitieve compensatiebeschikking zijn de bedragen in de
compensatieberekening vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar
beschikking had. De gegevens zijn afkomstig van onder meer de
voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen en SAS- en LIC-overzichten. De
Commissie is daarom van oordeel dat het bestreden besluit door middel van het indienen van een schriftelijke beschouwing en de bijbehorende producties voldoende zijn onderbouwd.
Namens belanghebbende zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd
die tot een andere zienswijze nopen. De Commissie stelt vast dat belanghebbende
inmiddels beschikt over de schriftelijke beschouwing van UHT en de bijbehorende
stukken, die op 29 augustus 2024 aan gemachtigde zijn verzonden. Op basis van de in
dit dossier opgenomen stukken kon belanghebbende genoegzaam inzicht verkrijgen in de totstandkoming van de bestreden beschikking. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.
De toeslagjaren 2013 tot en met 2015
Belanghebbende voert aan dat ten onrechte geen compensatie is toegekend voor de
toeslagjaren 2013 tot en met 2015.
De Commissie overweegt dat, gelet op de stukken in het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of
terugvordering van de KOT voor de toeslagjaren 2013 tot en met 2015 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) dan wel van hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over de toeslagjaren 2013 tot en met 2015 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. De Commissie zal dit nader toelichten.
Uit de stukken blijkt dat in het toeslagjaar 2013 op 1 augustus 2014 een neerwaartse
bijstelling heeft plaatsgevonden. Hierbij is de hoogte van de KOT gewijzigd van € 3.949
naar € 3.366. Deze neerwaartse bijstelling heeft plaatsgevonden, omdat belanghebbende op 6 juli 2014 aan de B/T heeft doorgegeven dat zij een toeslagpartner heeft. Op 1 augustus 2014 is de KOT definitief vastgesteld op € 3.366.
Belanghebbende heeft tijdens de hoorzitting gesteld dat het aantal opvanguren 288
bedroeg. Echter, zowel uit het SAS-overzicht als uit de door gemachtigde aangeleverde
nadere stukken blijkt dat het aantal opvanguren 139 bedroeg en niet 288. Daarom acht de Commissie het bezwaar van belanghebbende op dit punt ongegrond.
Voor het toeslagjaar 2014 heeft belanghebbende via het digitale burgerportaal op 29
maart 2014 het aantal opvanguren gewijzigd van 139 uren naar 126 uren. Dat heeft
geleid tot een neerwaartse bijstelling op 21 mei 2014 van € 9.768 naar € 8.722.
Vervolgens heeft vanwege de melding van 6 juli 2014, namelijk dat belanghebbende een toeslagpartner heeft, op 21 augustus 2014 een tweede neerwaartse bijstelling
plaatsgevonden. De KOT is verlaagd naar € 7.435. Op 7 januari 2016 heeft naar
aanleiding van gewijzigde informatie in de KOI-viewer een derde neerwaartse bijstelling plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt dat een wijziging heeft plaatsgevonden in het aantal opvanguren en in de periode waarin opvang is genoten. De KOT is definitief beschikt op € 5.097.
Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende gesteld dat zij ook na september 2014
opvang heeft genoten. De Commissie heeft belanghebbende de gelegenheid geboden om nadere stukken aan te leveren, waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk na september 2014 opvang heeft genoten. Belanghebbende heeft geen nadere stukken ingediend en
bovenstaande niet met nader gestelde feiten of omstandigheden op enigerlei wijze
onderbouwd. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te
verklaren.
In het toeslagjaar 2015 heeft belanghebbende zelf via het digitale burgerportaal op 28
januari 2015 de KOT per die datum stopgezet. Naar aanleiding van deze wijziging heeft
op 21 februari 2015 een neerwaartse bijstelling plaatsgevonden en is de hoogte van het voorschot gewijzigd naar € 522. Volgens deze informatie heeft belanghebbende de
kinderopvang zelf stopgezet. De bijstelling voor het jaar 2015 heeft dan ook
plaatsgevonden conform deze stopzetting. Vervolgens heeft op 11 november 2016
vanwege een gewijzigd toetsingsinkomen een tweede neerwaartse bijstelling
plaatsgevonden en is de KOT uiteindelijk definitief vastgesteld op € 433.
Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in
beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De
Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van
belanghebbende anders over te oordelen. Verder is ook geen sprake geweest van een
onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
Oudergesprek
Belanghebbende stelt dat zij niet in staat is gesteld om het oudergesprek bij te wonen.
De Commissie overweegt hierover het volgende. Uit het bezwaardossier blijkt dat de persoonlijke zaakbehandelaar in januari 2023 contact heeft opgenomen met de toenmalige gemachtigde van belanghebbende om een oudergesprek te plannen. Daarbij is afgesproken dat dit gesprek zou plaatsvinden op 2e februari 2023 om 11:00 uur. Echter, de toenmalige gemachtigde gaf aan dat belanghebbende een fysiek gesprek wenste en niet akkoord ging met een telefonisch gesprek. Vervolgens heeft telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de toenmalige gemachtigde en de persoonlijke zaakbehandelaar. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat tijdens dit overleg is afgesproken dat belanghebbende instemde met het overdragen van
haar dossier aan het beoordelingsteam en dat zij haar ouderverhaal schriftelijk zou
mailen. Gelet hierop acht de Commissie het bezwaar op dit punt ongegrond.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenveroordeling conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien het bezwaar naar het oordeel van de
Commissie ongegrond is, adviseert de Commissie belanghebbende om geen vergoeding voor proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
bestreden besluit in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter