BAC 2023-12812
Publicatiedatum 10-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 25 april 2023 met kenmerk UHT-DCH
Ontvangst bezwaarschrift: 25 april 2023
Hoorzitting: 4 februari 2025
Overdracht advies aan UHT: 10 februari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren en het verzoek om een proceskostenvergoeding af te
wijzen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) voor de toeslagjaren 2012 en 2013 compensatie toegekend voor een bedrag van € 40.080. In de beschikking van 25 april 2023 met kenmerk UHT-DCH (hierna: de
bestreden beschikking) is belanghebbende hiervan op de hoogte gebracht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 4 maart 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2010 tot en met 2015. In overleg met de persoonlijk zaaksbehandelaar is de herbeoordeling beperkt naar de jaren 2012 en 2013.
- UHT heeft bij beschikking van 23 juni 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
zij in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000. - UHT heeft bij vooraankondiging aan belanghebbende een compensatie toegekend
voor een bedrag van € 39.743. - UHT heeft met de bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat
aan haar een compensatie wordt toegekend voor een bedrag van € 40.080. - Gemachtigde heeft met de brief van 25 april 2023 tegen de bestreden beschikking
een bezwaarschrift ingediend. Op 18 juni 2024 heeft gemachtigde het
bezwaarschrift aangevuld. - UHT heeft op 9 juli 2024 schriftelijk op de bezwaren gereageerd.
- Op 26 januari 2025 heeft gemachtigde aanvullende bezwaargronden ingediend.
- UHT heeft in de aanvullende beschouwing van 27 januari 2025 op de nadere bezwaargronden gereageerd.
- Op 4 februari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Op 4 februari 2025 heeft UHT aanvullende informatie naar gemachtigde en de
Commissie gestuurd. - Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter] en [leden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie zal ingaan op de volgende bezwaargronden:
- De onderliggende stukken;
- Is er strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel;
- De componenten g en k van 2012 en 2013;
- Uitblijven van reacties op vraagbrieven en beschikkingen voor 2013, en vaststelling van risicoselectie.
De onderliggende stukken
Gemachtigde verzoekt om de onderliggende stukken. De Commissie stelt vast dat aan
gemachtigde de schriftelijke beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken (ofwel: het bezwaardossier) op 12 december 2024 zijn toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet voldaan is aan de in artikel 7:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie is van oordeel dat deze bezwaargrond geen doel treft.
Is er strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat bij de voorbereiding en totstandkoming van de bestreden
beschikking niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen en dat de beschikking
onvoldoende is gemotiveerd.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van de beschikking en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag
liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT met de beschouwing van 9 juli 2024 onder verwijzing naar de diverse producties de bestreden beschikking voldoende heeft onderbouwd. UHT heeft voor de onderbouwing gebruik gemaakt van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) en de SAS-overzichten. De bestreden beschikking is dan ook op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De Commissie stelt zich dan ook op het standpunt dat deze bezwaargrond geen doel treft.
De componenten g en k van 2012 en 2013
Belanghebbende voert aan dat in de compensatieberekening component k ten onrechte op nihil is gesteld, terwijl uit het LIC-overzicht blijkt dat er is verrekend met zorg en huurtoeslag 2018. In reactie daarop stelt UHT dat er geen boetebeschikkingen zijn opgelegd en dat daarom component k voor 2012 en 2013 nihil bedraagt. Met betrekking tot component f volgt dat voor 2012 door middel van verrekening volledig is voldaan en daarom op nihil is gesteld. Over 2013 is ten onrechte gecompenseerd maar wordt dat in bezwaar niet ten nadele van belanghebbende daarop teruggekomen.
De Commissie stelt vast dat UHT genoegzaam heeft gemotiveerd dat aan
belanghebbende geen boetebeschikkingen zijn opgelegd en dat daarom deze component over zowel 2012 als 2013 vastgesteld is op nihil.
De Commissie ziet verder geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van
component g over de jaren 2012 en 2013 van de compensatieberekening. Uit de LIC-overzichten blijkt dat belanghebbende over 2012 door middel van verrekeningen met de zorg en huurtoeslag en kind gebonden budget de vordering volledig heeft voldaan. Over 2013 heeft belanghebbende een deel van de openstaande vordering voldaan middels verrekening met de huur en zorgtoeslag. Het overige deel van de vordering ter grootte van € 7.294 is vanwege de toeslagen affaire verwijderd. Deze bezwaargrond treft geen doel.
Uitblijven van reacties op vraagbrieven en beschikkingen voor 2013, en vaststelling van risicoselectie
De Commissie merkt allereerst, binnen het kader van deze bezwaarprocedure, op dat het antwoord op het vraagpunt rond het ontvangen hebben (en daarop reageren) door
belanghebbende van brieven en beschikkingen betreffende toeslagjaar 2013 geen
procesbelang meer dient. Daarop aansluitend is de vraag of belanghebbende in de
periode gelegen tussen juni 2013 en oktober 2014 telefonisch contact met B/T heeft
opgenomen, eveneens niet van belang. Voor deze bezwaarprocedure is ook niet van
belang of belanghebbende door het niet reageren op informatieverzoeken ten onrechte als risicofactor is aangemerkt.
De Commissie merkt hierbij op dat belanghebbende over de jaren 2012 en 2013 is
gecompenseerd met € 40.080 omdat B/T jegens belanghebbende vooringenomen heeft gehandeld. Deze compensatie staat hier verder niet ter discussie en daarmee zijn de voorgaande opgeworpen vragen voor de beoordeling niet meer van belang.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding
een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter