Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12702

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 5 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 23 mei 2023

Hoorzitting: 14 februari 2025

Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden beschikking van 5 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I te herroepen. Voorts adviseert de Commissie het verzoek voor een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaar is gericht tegen de op 5 augustus 2022 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-DC I, waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2009 en 2010 een definitief compensatiebedrag van € 51.000 is toegekend.


Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht wordt de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 18 mei 2021 verzocht om een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. UHT heeft de herbeoordeling gericht op de toeslagjaren 2009 en 2010.
  • UHT heeft bij beschikking van 19 mei 2022 met kenmerk UHT-VC I aan belanghebbende over de toeslagjaren 2009 en 2010 een compensatiebedrag van
    € 50.768 toegekend.
  • UHT heeft bij definitieve beschikking van 5 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I (de bestreden beschikking) dit compensatiebedrag aangevuld tot € 51.000.
  • Gemachtigde heeft op 23 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen de beschikking met
    kenmerk UHT-DC I.
  • UHT heeft op 5 maart 2024 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Gemachtigde heeft de Commissie op 13 november 2024 bericht dat belanghebbende in verband met schikkingsonderhandelingen afziet van de hoorzitting bij de Commissie op 15 november 2024.
  • Op 14 februari 2025 heeft alsnog een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • De Commissie bestaande uit [voorzitter] en [leden] heeft het bezwaar behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Procedurele bezwaren


Belanghebbende heeft, onder meer onder inroeping van het equality of arms-beginsel, aangevoerd dat UHT heeft verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zijn. De Commissie overweegt ter zake als volgt.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie met de
bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of
verrekeningen toeslagen” (LIC-overzichten), zijn tijdig aan gemachtigde toegezonden.
Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. De Commissie ziet in de stellingname van belanghebbende geen aanleiding om aan te nemen dat in het beschikbaar gestelde dossier stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. Van schending van even genoemd artikellid is dan ook niet gebleken. De door
belanghebbende in dit verband ontwikkelde bezwaren kunnen dan ook niet tot het door haar gewenste resultaat leiden.
De Commissie adviseert UHT daarom deze bezwaren ongegrond te verklaren.


Beoordeling compensatieberekening 2009 en 2010


Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de compensatieberekening door UHT.


UHT heeft in de schriftelijke reactie op het bezwaar de compensatieberekening in detail beoordeeld en nader toegelicht. UHT heeft gemotiveerd dat in de beslissing op bezwaar:

  • de compensatie voor rente en kosten over 2009 zal worden verhoogd;
  • de einddatum van de immateriële schade daarom zal worden aangepast naar de datum van de beslissing op bezwaar;
  • alle daarmee verband houdende componenten ook zullen worden herberekend.

De Commissie overweegt dat tijdens deze procedure niets is gesteld dat, en ook geen feiten aannemelijk zijn geworden die, tot een andersluidende beslissing op bezwaar kunnen leiden.

Belanghebbende heeft ter zitting nog opgemerkt dat UHT stelt dat de ingangsdatum voor de immateriële schade ten onrechte op 11 mei 2010 is gesteld. UHT betwist dat, maar heeft toegezegd de ingangsdatum van 11 mei 2010 te handhaven. De Commissie adviseert UHT aan die toezegging gevolg te geven. Deze bezwaargrond behoeft daarom voor het overige geen nadere behandeling.

De Commissie adviseert UHT het bezwaar deels gegrond te verklaren en de bestreden beschikking aan te passen conform de schriftelijke reactie van UHT.

Proceskostenvergoeding

Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht, adviseert de Commissie UHT het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (een punt voor het bezwaarschrift en een punt het bijwonen van de zitting) met een wegingsfactor 2.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie UHT:

  • het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en de bestreden beschikking aan te passen conform dit advies;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Voorzitter