Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12700

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I, 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DH A en 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 29 maart 2023

Hoorzitting: 17 januari 2025

Overdracht advies aan UHT: 29 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar tegen de beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk
gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen. De Commissie
adviseert voorts om de bezwaren gericht tegen de beschikkingen van 5 oktober 2022
met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag van 5 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A en de beschikkingen herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 5 oktober 2022 met kenmerken UHT-DH A en UHT-DH5 A.


Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 43.644,- voor de jaren 2010, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2018 en geen compensatie toegekend voor de jaren 2009, 2011, 2013, 2017 en 2019.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 30 juli 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). De jaren 2009 tot en met 2019 zijn herbeoordeeld.
  • UHT heeft bij beschikking van 1 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
    zij (nog) niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 28 juni 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de jaren 2009, 2011, 2013, 2017 en 2019 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende compensatie toegekend van € 43.644,- voor de jaren 2010, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2018 op grond van vooringenomenheid.
  • UHT heeft bij beschikkingen van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, UHTDH
    A en UHT-DH5 A aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2009, 2011, 2013, 2017 en 2019 geen compensatie toegekend.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 27 maart 2023, ingekomen op 29 maart 2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 29 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 17 januari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter] en [leden].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de jaren 2010, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2018 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissingen om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2009, 2011, 2013, 2017 en 2019 af te wijzen.


Beoordeling forfaitaire compensatieberekening 2010, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2018


Tussen partijen is niet in geschil en ook voor de Commissie staat daarmee vast dat de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) over de toeslagjaren 2010, 2012, 2014, 2015,
2016 en 2018 institutioneel vooringenomen jegens belanghebbende heeft gehandeld.
UHT heeft ter compensatie volgens de forfaitaire systematiek van de Wht € 43.644,- aan belanghebbende toegekend.

UHT heeft naar aanleiding van deze bezwaarprocedure nogmaals gekeken naar deze
compensatieberekening en blijkens het gestelde in haar beschouwing geconstateerd dat onderdeel o) “de rente over de gemiste KOT” over alle toeslagjaren onjuist is berekend. UHT heeft toegezegd de rente gemiste KOT voor de toeslagjaren 2012, 2014, 2015 en 2016 te herzien. Voor de toeslagjaren 2010 en 2018 zijn de rentebedragen in het voordeel van belanghebbende hoger vastgesteld dan waar recht op bestond. Deze zullen niet worden aangepast.


UHT acht het bezwaar op dit onderdeel derhalve gegrond en zal de compensatieberekening aanpassen in de beslissing op bezwaar. UHT heeft daarnaast
toegezegd dat, overeenkomstig het beleid van UHT in zaken waarin het bezwaar
(gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, bij de berekening van de vergoeding voor
immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum de datum van de beslissing op bezwaar zal worden gehanteerd. Tot slot zal door UHT ook de hoogte van de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal in de beslissing op bezwaar worden aangepast (onderdeel p) in de compensatieberekening).


Met betrekking tot het betoog van belanghebbende dat het forfaitaire bedrag van € 500,- per maand voor immateriële schadevergoeding ontoereikend zou zijn gezien haar specifieke situatie, overweegt de Commissie als volgt. De Commissie wijst erop dat in het geval van compensatie op grond van artikel 2.1 Wht een forfaitaire compensatie wordt toegekend, waarmee gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel dat zij ondervonden hebben, vergoed krijgen. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het handelen door B/T hoger is dan de (deels) forfaitaire compensatie uit hoofde van artikel 2.3 Wht, dan kan belanghebbende op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht in aanmerking komen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Dat geldt ook voor immateriële schade. De aansluiting die belanghebbende zoekt bij de normbedragen uit het strafrecht voor, kortweg, ‘ten onrechte’ in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, gaat evenmin op (zie ook de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 juni 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4449). De Commissie acht het bezwaar op deze punten ongegrond.


De Commissie adviseert UHT om aan de in de beschouwing gedane toezeggingen gevolg te geven, de compensatieberekening aan te passen conform de in de beschouwing opgenomen toezeggingen en om bij haar beslissing op bezwaar een nieuwe compensatieberekening aan belanghebbende te verstrekken.


Beoordeling afwijzing compensatie toeslagjaren 2009, 2011, 2013, 2017 en 2019


Belanghebbende stelt dat zij ook recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2009, 2011, 2013, 2017 en 2019, omdat mogelijk ook in deze jaren sprake was van
onregelmatigheden door B/T.


De Commissie overweegt als volgt. Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T.

UHT stelt, onder verwijzing naar stukken in het dossier, dat er in de toeslagjaren 2009,
2011, 2017 en 2019 geen sprake is van vooringenomenheid, omdat de correcties van de kinderopvangtoeslag voor de desbetreffende jaren zijn gebaseerd op door
belanghebbende doorgegeven wijzigingen, inkomenswijzigingen en de
kinderopvanggegevens. Er is volgens UHT ook geen recht op compensatie op grond van de hardheidsregeling, omdat geen sprake is geweest van bijzondere omstandigheden. Gemachtigde heeft de stellingname van UHT op dit punt niet gemotiveerd weersproken.


Gelet op het voorgaande is de Commissie van opvatting dat bij de behandeling van de
KOT voor de jaren 2009, 2011, 2017 en 2019 ervan kan worden uitgegaan dat sprake is geweest van reguliere wijzigingen. De op dit punt ontwikkelde bezwaren kunnen daarom niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat leiden.


Ten aanzien van toeslagjaar 2013 merkt de Commissie op dat op grond van artikel 9 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen slechts recht bestaat op een
tegemoetkoming indien de partner rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van
de Vreemdelingenwet 2000. De Commissie heeft geen aanknopingspunten kunnen
vinden om het standpunt in te nemen dat UHT er hier niet van mocht uitgaan dat
belanghebbende pas vanaf 3 juni 2013 aan het vereiste van doelgroeper voldeed. Pas
vanaf die datum immers beschikte haar toeslagpartner over een geldige verblijfstitel. Het feit dat de toeslagpartner reeds op 8 februari 2013 stond ingeschreven in de
basisregistratie persoonsgegevens doet daar, gelet op het hier toepasselijke normatieve kader, niet aan af. Het door belanghebbende op dit punt ontwikkelde bezwaar kan daarom niet tot het door haar gewenste resultaat leiden.


Tegemoetkoming opzet/grove schuld


Belanghebbende stelt dat zij in aanmerking komt voor een O/GS-tegemoetkoming, dan wel dat onvoldoende is gemotiveerd waarom zij geen aanspraak maakt op een dergelijke tegemoetkoming.


De Commissie overweegt dat uit producties 129 en 130 van het dossier volgt dat er in
geen van de jaren sprake is geweest van een O/GS-kwalificatie. De Commissie heeft
geen reden daarover te twijfelen. Zo is niet aannemelijk geworden dat B/T een verzoek
om een betalingsregeling van belanghebbende heeft afgewezen. De Commissie adviseert dit bezwaar dan ook ongegrond te verklaren.


Werkelijke schade


Belanghebbende stelt dat zij meer schade heeft geleden dan het in de definitieve
compensatiebeschikking toegekende bedrag. De Commissie overweegt dat bij
compensatie op grond van de Wht aan gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke
nadeel wordt vergoed dat zij hebben ondervonden. Wanneer aannemelijk is dat de
werkelijke schade als gevolg van het handelen door B/T hoger is dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van artikel 2.3 Wht, kan de ouder op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder moet daartoe dan wel een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade indienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade. Dit kan online via www.werkelijkeschade.nl.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie, de hiervoor geformuleerde eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend beantwoordend, gedeeltelijk gegrond is en leidt tot herroeping van de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I, adviseert de Commissie om de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (gegrond bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaar tegen de beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren; en
  • alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij, conform het door UHT zelf op dit punt gehanteerde beleid, de einddatum van de daarvoor in aanmerking vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit in zo verre te herroepen;
  • om het bezwaar gericht tegen de beschikkingen van 5 oktober 2022 met de kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter