BAC 2023-12684
Publicatiedatum 09-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH
Ontvangst bezwaarschrift: 24 april 2023
Hoorzitting: 7 november 2024
Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de
rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag. Ook adviseert de
Commissie het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te
wijzen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de op 21 maart 2023 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-DCH.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 44.060 voor de toeslagjaren 2007
tot en met 2009. Over het toeslagjaar 2010 is geen compensatie toegekend.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 27 juli 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2007 tot en met 2010.
- Bij beschikking van 1 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij nog niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling, alsmede dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 30 januari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende het toeslagjaar 2010 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
- Bij brief van 20 februari 2023 met kenmerk UHT-VCH heeft UHT aan belanghebbende een voorlopige compensatie toegekend van € 43.984.
- Bij beschikking van 21 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH heeft UHT aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van €44.060 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2009. Omdat belanghebbende eerder al € 43.984 had ontvangen, krijgt zij nog € 76. UHT oordeelt dat over het toeslagjaar 2010 geen recht bestaat op compensatie.
- Gemachtigde heeft bij brief van 24 april 2023 tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
- Gemachtigde heeft bij brief van 12 mei 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
- UHT heeft op 26 maart 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 7 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Het toeslagjaar 2010
Belanghebbende is van mening dat ten aanzien van 2010 vooringenomen is gehandeld, omdat zij ervan overtuigd is dat zij de KOT niet op 16 september 2010 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010 per telefoon heeft stopgezet. Naar de mening van belanghebbende mocht B/T niet vertrouwen op een enkel telefoongesprek.
De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat niet aannemelijk is geworden dat bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2010 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel van hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over toeslagjaar 2010 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van een reguliere wijziging in de aanvraag van de belanghebbende opnieuw is berekend. Deze bijstelling is conform de wet uitgevoerd.
Belanghebbende heeft blijkens een telefoonnotitie in het dossier de KOT op 16 september 2010 met ingang van 1 januari 2010 stopgezet. Door belanghebbende is niet weersproken dat de 13-jarige dochter van belanghebbende vanaf september 2010 naar de middelbare school ging en dat mogelijk daarom de KOT vanaf dat moment moest worden stopgezet. De Commissie heeft geen aanwijzingen gevonden in het dossier en evenmin tijdens de hoorzitting van 7 november 2024 dat belanghebbende (destijds) stappen heeft ondernomen om de stopzetting terug te (laten) draaien, bezwaar te maken of om een nieuwe aanvraag in te dienen. Zij heeft hierover ook geen contact opgenomen met B/T. De Commissie gaat er daarom vanuit dat het de bedoeling van belanghebbende is geweest om de KOT stop te zetten.
Voor wat betreft de periode januari-september 2010 heeft belanghebbende aangevoerd, maar op geen enkele wijze (nader) onderbouwd, dat haar dochter naar de opvang ging. In de systemen van B/T zijn volgens UHT echter geen aanwijzingen te vinden dat in het toeslagjaar 2010 opvang is afgenomen. Wel is gebleken dat de KOT over 2010 aan belanghebbende is uitgekeerd en dat zij in dat jaar een uitkering ontving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam, hetgeen door haar niet is betwist.
De Commissie deelt dit standpunt van UHT.
De genoemde bijstellingen van (een voorschot op) KOT geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier in het geval van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hieraan geen aanspraak op compensatie kan worden ontleend. De Commissie adviseert UHT derhalve om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Indien belanghebbende van mening is dat zij in aanmerking komt voor aanvullende schade verwijst de Commissie belanghebbende naar de Commissie Werkelijke Schade. Ten overstaan van die Commissie kan belanghebbende toelichten waarom zij niet heeft gereageerd na de stopzetting in 2010. Belanghebbende kan in die procedure ook
uitleggen hoe de gebeurtenissen in verband staan met de terugvorderingen.
Juistheid compensatieberekening
UHT heeft ambtshalve geconcludeerd dat de compensatieberekening niet correct is geweest. Daarom heeft zij de compensatie opnieuw berekend. UHT is van opvatting dat de ingangsdatum van de rentevergoeding voor gemiste KOT, component o in de compensatieberekening, onjuist is. De rentevergoeding wordt aangepast voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2009.
De Commissie oordeelt als volgt. Op grond van artikel 2.2, aanhef onder g, Wht wordt rente vergoed over het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de KOT of het beëindigen van de voorschotverlening van KOT. De rente wordt volgens artikel 2.3, lid 7, Wht berekend over het bedrag aan compensatie voor
correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). Op grond van artikel 27 Awir wordt de rente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de datum van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, tot herziening van de tegemoetkoming of tot herziening van de terugvordering. De Commissie onderschrijft het oordeel van UHT dat het bezwaar op dit punt gegrond verklaard dient te worden.
Aangezien sprake is van (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het bezwaar, dient de periode waarover de forfaitaire vergoeding van immateriële schade wordt berekend door te lopen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Daardoor wijzigt de aanvullende vergoeding van één procent van het subtotaal ook, zoals UHT bevestigt in de schriftelijke reactie.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de proceskosten in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de rente over de gemiste KOT (component o);
- het bestreden besluit op dit punt te herroepen;
- alle, ingevolge de Wht met de nieuwe berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT samenhangende vergoedingen (waaronder de vergoeding voor immateriële schade) opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies;
- het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren en
- een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Voorzitter