Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12598

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 februari 2023 (UHT-DCHA)

Hoorzitting: 3 oktober 2024 om 14:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 25 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 21 februari 2023 genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag met kenmerk (UHT-DCHA).

Met toepassing van de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie
toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) is belanghebbende bij
voornoemde beschikking medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie of een
tegemoetkoming omdat er in haar geval in de jaren 2011 tot en met 2014 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen, hardheid of een opzet/grove schuld (hierna:
OG/S) kwalificatie. Aan belanghebbende is geen compensatie toegekend.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 5 juli 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het jaar 2011. In overleg met
    belanghebbende zijn de toeslagjaren waarop het herbeoordelingsverzoek zag
    uitgebreid naar de jaren 2011 tot en met 2014.
  • UHT heeft bij beschikking van 7 september 2022 met kenmerk UHT CHR GU aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij nog niet in aanmerking komt voor een
    betaling van € 30.000 en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 25 januari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de definitief vastgestelde bedragen
    aan KOT voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2014 onjuist zijn vastgesteld of dat
    de Belastingdienst / Toeslagen (hierna: B/T) voor deze jaren institutioneel
    vooringenomen heeft gehandeld. Ook zijn er geen aanwijzingen voor
    onbillijkheden als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wht.
  • UHT heeft bij bestreden beschikking met kenmerk DCHA afgezien van de
    toekenning van compensatie of een tegemoetkoming aan belanghebbende voor de
    jaren 2011 tot en met 2014 omdat er in de betreffende jaren geen sprake is
    geweest van vooringenomen handelen jegens belanghebbende, hardheid van het
    stelsel of een onterechte kwalificatie OG/S. In de bijlage die bij de beschikking is
    gevoegd, heeft UHT de bestreden beslissing per toeslagjaar toegelicht.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 20 februari 2023, ingekomen op 10 maart
    2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 2 februari 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 3 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de bestreden beschikking omdat zij
destijds door B/T in grote schuldproblemen is gekomen toen B/T overging tot
verrekening van KOT die belanghebbende vanaf 2013 had ontvangen. De door
belanghebbende terug te betalen KOT werd in 2017 met haar huurtoeslag verrekend,
terwijl zij niet over vorderingen van B/T werd geïnformeerd. Zij vernam de beslissingen
met betrekking tot de verrekening pas toen zij in 2017 telefonisch contact opnam met
B/T. Zij heeft door deze verrekening haar huur gedurende maanden niet kunnen voldoen.

Aldus is zij in financiële problemen geraakt. Belanghebbende verzoekt deze bijzondere
omstandigheden bij de beoordeling van haar dossier te betrekken.

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie en
tegemoetkoming voor de jaren 2011 tot en met 2014 af te wijzen. In dit besluit is door
UHT geoordeeld dat de bijstelling van de KOT het gevolg is geweest van reguliere
wijzigingen in onder meer het aantal afgenomen uren, de inkomenssituatie van
belanghebbende en stopzettingen door ouder. Ook is de KOT gewijzigd op grond van
gegevens van de KOI-viewer. Deze bijstellingen zijn derhalve, volgens UHT, niet het
gevolg geweest van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid bij de toepassing van het stelsel en/of het gevolg van een onterechte kwalificatie O/GS.

Verrekening van in 2013 en 2014 teveel ontvangen KOT
Het bezwaar van belanghebbende richt zich niet tegen de berekening van de KOT in de
toeslagjaren die door UHT opnieuw zijn beoordeeld; te weten de jaren 2011 tot en met 2014. In het bezwaar van belanghebbende ligt de vraag besloten of B/T door KOT terug te vorderen over de jaren 2013 en 2014 en daarbij met de huurtoeslag van
belanghebbende te verrekenen vooringenomen heeft gehandeld of dat daarbij sprake is geweest van een onterechte kwalificatie OG/S of een te harde uitwerking van het stelsel van toeslagen.

De terugvordering KOT over de toeslagjaren 2013 en 2014 vindt zijn oorzaak in de
omstandigheid dat aan belanghebbende in beide jaren een te hoog voorschot KOT was toegekend, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. De
terugvorderingen zijn gebaseerd op wijzigingen die belanghebbende zelf bij B/T heeft
doorgevoerd ten aanzien van het aantal afgenomen uren kinderopvang en haar
inkomenssituatie. Daarnaast zijn de wijzigingen gebaseerd op informatie uit de
zogeheten ‘KOI-viewer’. Belanghebbende heeft de herberekeningen en de gegevens
waarop die berekeningen waren gebaseerd niet betwist.

De Commissie overweegt dat, gelet op een en ander, niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor de toeslagjaren 2013 en 2014 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over de toeslagjaren 2013 en 2014 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming.

De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van
belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
    bestreden besluit ongewijzigd in stand te laten.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter