Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12436

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 2 mei 2022 met kenmerk UHT-CHR GU en 26 december 2022 met kenmerk UHT-DCH ZV

Ontvangst bezwaarschrift: 13 februari 2022

Hoorzitting: 13 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 14 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift tegen de beschikking van 2 mei 2022 ongegrond te
verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking van 26 december 2022
over het definitieve compensatiebedrag gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de proceskosten toe te
kennen.

Onderwerp van advies

Op 2 mei 2022 en 26 december 2022 heeft UHT twee beschikkingen genomen ten
aanzien van belanghebbende:

  1. In de beschikking met kenmerk UHT-CHR GU heeft Belastingdienst/Toeslagen
    (hierna: B/T) beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een voorschot van
    € 30.000 (de zgn. Catshuisregeling) omdat uit een eerste beoordeling niet is
    gebleken dat de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) onterecht is stopgezet.
  2. In de beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV heeft UHT beslist dat uit de integrale beoordeling blijkt dat belanghebbende recht heeft op een definitieve compensatie van € 52.795 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010. Daarnaast heeft UHT aangegeven dat voor de toeslagjaren 2006 en 2011 geen recht is op compensatie. Voor deze periode is niet gebleken van een te strenge uitvoering van de regels van de KOT.

Door gemachtigde is namens belanghebbende tegen deze twee bovenstaande beschikkingen een afzonderlijk bezwaarschrift ingediend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Op 12 mei 2021 heeft belanghebbende schriftelijk verzocht om herbeoordeling van
    KOT voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011.
  • Bij beschikking van 2 mei 2022 (UHT-CHR GU) heeft UHT naar aanleiding van de
    lichte toets besloten dat belanghebbende geen recht heeft op een voorschot van het
    forfaitair bedrag van € 30.000 en kenbaar gemaakt dat de situatie van
    belanghebbende nog niet helemaal is beoordeeld.
  • Op 6 juli 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Deze is
    op 19 juli 2022 door UHT ontvangen.
  • Op 17 november 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) in het kader
    van de integrale beoordeling als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en
    hardheidsregeling niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2006 en 2011, omdat
    voor die periode geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen. Voor de
    toeslagjaren 2007 tot en met 2010 heeft belanghebbende wel recht op compensatie, omdat sprake is van vooringenomen handelen.
  • Bij beschikking van 26 december 2022 (UHT-DCH ZV) heeft UHT meegedeeld dat het
    definitieve compensatiebedrag is bepaald op € 52.795 voor de toeslagjaren 2007 tot
    en met 2010. Voor de toeslagjaren 2006 en 2011 heeft belanghebbende geen recht
    op een compensatie.
  • Op 2 februari 2023 heeft gemachtigde een bezwaarschrift tegen deze beschikking
    ingediend. Dit bezwaarschrift is op 13 februari 2023 door UHT ontvangen.
  • Op 23 maart 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 13 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van de bezwaarschriften is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Lichte toets (beschikking van 2 mei 2022: UHT-CHR GU)
Belanghebbende kan zich niet vinden in de afwijzende beschikking van 2 mei 2022
waarin is bepaald dat belanghebbende geen recht heeft op een voorschot van het
forfaitair bedrag van € 30.000. Belanghebbende geeft aan dat zij niet het volledige
dossier in bezit heeft. Zij beroept zich ook op de inspanningsverplichting van B/T.
Met de beschikking van 26 december 2022, met kenmerk UHT-DCH ZV, heeft UHT de
integrale beoordeling afgerond en belanghebbende alsnog gecompenseerd met een
bedrag van € 52.795 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010.

De Commissie ziet in het bezwaar geen reden om te adviseren dat de onderbouwing van de beschikking van 2 mei 2022 die gaat over de lichte toets tekort schoot. De
beschikking verwijst naar het ontbreken van informatie en stelt dat bij de (integrale)
herbeoordeling zal worden gekeken hoe een en ander precies zat. Het bezwaar verwijst
naar de wens aanvullende stukken te ontvangen en dat punt lijkt vooral te zien op
hetgeen in het kader van de integrale beoordeling op tafel behoort te komen (en met
betrekking tot de integraal herbeoordeelde toeslagjaren op tafel is gekomen). De
Commissie adviseert UHT het bezwaar gericht tegen de beschikking van 2 mei 2022 met kenmerk UHT CHR GU ongegrond te verklaren.

Integrale beoordeling (beschikking van 26 december 2022: UHT-DCH ZV))

Schending equality of arms
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van
equality of arms. In haar ogen wordt zij in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over een volledig bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een
belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift, met alle van belang zijnde producties is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat er in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.

Zorgvuldigheid- en motiveringsbeginsel
Voor zover UHT de bestreden beslissing niet uitvoerig zou hebben toegelicht, is de
Commissie van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC-overzichten), de overige
producties en de compensatieberekening, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Rentevergoeding gemiste KOT
De Commissie volgt het standpunt van UHT, zoals is uiteengezet in de schriftelijke
reactie, dat de eerdere berekening met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT over de jaren 2007 tot en met 2010 dient te worden aangepast. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen in lijn met haar schriftelijke reactie.

Immateriële vergoeding
De Commissie adviseert om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen vanaf de datum van de eerste neerwaartse correctie tot de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie stelt vast dat partijen ter zitting hierover overeenstemming hebben bereikt en dat de datum, zoals door gemachtigde is verzocht, aangepast wordt van 12 oktober 2009 naar 7 oktober 2009.
De Commissie adviseert de vergoeding voor de immateriële schade van de
belanghebbende te berekenen vanaf 7 oktober 2009 tot de datum van de beslissing op
bezwaar.

Aanvullende vergoeding
De Commissie merkt op dat ook de aanvullende vergoeding van 1% dient te worden
doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Toeslagjaren 2006 en 2011
Belanghebbende voert aan dat zij in aanmerking komt voor een compensatie van de
schade die zij heeft geleden als gevolg van de verrekeningen van de terugvordering over de toeslagjaren 2006 en 2011 met de nadien toegekende toeslagen (waaronder de toegekende KOT). B/T heeft bij deze verrekeningen geen rekening gehouden met de
beslagvrije voet. Hierdoor is sprake van hardheid van het stelsel.

De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in
artikel 475c sub j van het Wetboek van Rechtsvordering. Zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot uitbreiding van de beslagvrije voet is dat een bewuste keuze geweest die vooral gelegen is in het feit dat de KOT in zijn aard wezenlijk verschilt van de overige toeslagen. De KOT is namelijk juist gericht op de bevordering van arbeidsparticipatie, terwijl de overige toeslagen (huur- en zorgtoeslag, kindgebonden budget) een duidelijk inkomensondersteunend karakter hebben. Hiermee onderschrijft de Commissie de gegeven toelichting van UHT ter zitting.

De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij
verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van het begrip
vooringenomen handelen. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren deels gegrond zijn en het advies van de Commissie ertoe strekt om de
beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV te herroepen, adviseert de Commissie UHT
tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het
Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert om hierbij de hoogste
vergoeding toe te kennen met wegingsfactor 2.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking UHT-CHR GU ongegrond te
    verklaren;
  • het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking UHT-DCH ZV gedeeltelijk gegrond
    te verklaren en de compensatieberekening aan te passen op voornoemde punten;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter