Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12350

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH ZV

Hoorzitting: 20 september 2024 om 10:15 uur

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding
toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 16 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2006 en 2007.
  • UHT heeft bij beschikking van 3 juni 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
    zij wel in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000 .
  • De Commissie van Wijzen heeft op 2 februari 2023 haar advies aan de UHT
    toegezonden.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT DCH ZV aan
    belanghebbende compensatie toegekend voor een bedrag van € 29.500. Omdat
    eerder een forfaitair bedrag van € 30.000,- is toegekend, is geen nabetaling
    gevolgd.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 24 februari 2023, ingekomen op 27 februari 2023,
    tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. Op 15 maart 2024 heeft
    gemachtigde de gronden van het bezwaar aangevuld.
  • UHT heeft op 26 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 20 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft op 8 oktober 2024, daartoe door de Commissie in de gelegenheid
    gesteld, een aanvullende beschouwing toegezonden naar aanleiding van de ter
    zitting gestelde vragen. Gemachtigde heeft op 22 oktober per e-mailbericht hierop
    gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de
toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend.

Motivering bestreden besluit
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat voor zover in eerste instantie sprake is geweest van een motiveringsgebrek, UHT dit gebrek heeft hersteld door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties. Het bestreden besluit is, mede bezien tegen de achtergrond van de aanvullende beschouwing van UHT, voldoende onderbouwd.

Toeslagpartner 2007 – omissies
Belanghebbende betoogt dat over het toeslagjaar 2007 onterecht rekening is gehouden met een toeslagpartner. Zij geeft aan dat haar ex-partner zich in 2006 heeft
uitgeschreven op haar adres. De Commissie is van mening dat binnen deze
bezwaarprocedure enkel wordt getoetst of belanghebbende recht heeft op compensatie op basis van hetgeen in de Wht is opgenomen en deze niet ziet op eventuele overige omissies in de vaststelling van KOT. UHT heeft niet de bevoegdheid om over te gaan tot herziening daarvan. . Het door belanghebbende geuite bezwaar met betrekking tot het onterecht rekening houden met een toeslagpartner over het toeslagjaar 2007, kan daarmee niet tot het door haar gewenste resultaat leiden.

Typfouten in het bezwaardossier
Belanghebbende heeft er voorts op gewezen dat in het bezwaardossier en de brieven die zij van Belastingdienst Toeslagen (hierna: B/T) heeft ontvangen, verschillende typfouten staan in de personalia van haarzelf en van haar kinderen. Zij betoogt dat zij hierdoor de indruk heeft dat fouten zijn gemaakt bij B/T. De Commissie stelt voorop dat het slordig is als dergelijke fouten zijn gemaakt. De Commissie heeft echter niet kunnen constateren dat daarmee sprake is van vooringenomenheid of hardheid. Het bezwaar treft op dit punt geen doel.

Stopzetting KOT toeslagjaar 2007
Belanghebbende betwist dat zij zelf een verzoek tot stopzetting van de KOT per 1 januari 2007 heeft gedaan. Belanghebbende heeft gesteld dat het mogelijk is dat haar ex-partner destijds de KOT heeft willen stopzetten. B/T heeft bij schrijven van 1 maart 2017 aan belanghebbende medegedeeld dat haar aanvraag of wijziging voor
kinderopvangtoeslag 2007 niet in behandeling kan worden genomen aangezien de
ingevulde elektronische handtekening afwijkt van de elektronische handtekening die
eerder door haar is opgegeven. Vervolgens is de stopzetting per 27 maart evenwel
alsnog doorgevoerd.

Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting geeft UHT in haar aanvullende
beschouwing te kennen dat het stopzetten van de KOT over 2007 is aan te merken als
een vooringenomen handeling.

UHT heeft echter gewezen op het feit dat in eerste instantie is uitgegaan van een bedrag aan compensatie op basis van hardheid, meer in bijzonder de zogenoemde KOT naar KOI regeling (de KOT is rechtstreeks uitbetaald aan de KOI, maar is bij de ouder teruggevorderd en hiermee is sprake van een bijzondere omstandigheid).
In het geval van belanghebbende resulteert het toepassen van deze regeling in een
hoger compensatiebedrag dan wanneer een bedrag aan compensatie zou worden
toegekend op basis van vooringenomen handelen. In verband met het feit dat over het
toeslagjaar 2007 slechts over de periode 1 januari t/m 15 februari sprake is van afname van KOT, volgt dat over de rest van het jaar sprake is van evident geen recht. Een berekening pro rata op basis van vooringenomen handelen zou daarmee uitkomen op een bedrag van €14.184 : 12 x 2 = €2.364. Dit terwijl op basis van de KOT naar KOI regeling op een totaalbedrag van €4.728,- is gekomen. Deze berekening gaat immers uit van een uitbetaling aan de kinderopvanginstelling van vier termijnen van €1.182,- (4 x €1.182,- =€4.728).

UHT heeft toegezegd het bedrag van €4.728 volgende uit een toepassing van de KOT
naar KOI regeling te handhaven. De Commissie adviseert UHT, nu belanghebbende
daarmee in elk geval niet tekort wordt gedaan, aan haar toezeggingen gevolg te geven.

Rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag
UHT geeft in haar schriftelijke reactie aan dat de toeslagrente over zowel toeslagjaar
2006 als 2007 verkeerd is berekend. Op basis van artikel 2.3, lid 7 van de Wht dient als
startdatum van de toeslagrente over gemiste kinderopvangtoeslag steeds 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar.

Voor wat betreft het toeslagjaar 2006 is gerekend met de startdatum 15 maart 2007,
terwijl dit wettelijk 1 juli 2007 moet zijn. Indien de correcte start- en einddatum zou zijn gehanteerd, zou de rentevergoeding € 2.736 bedragen in plaats van € 2.806. De
Commissie neemt met instemming kennis van het standpunt van UHT om deze
vergoeding niet ten nadele van belanghebbende aan te passen.

Wat betreft het toeslagjaar 2007 is gerekend met startdatum 27 april 2009, terwijl dit
wettelijk 1 juli 2008 moet zijn. De vergoeding bedroeg € 2.314 en dient aangepast te
worden naar € 2.508. De Commissie adviseert UHT de rentevergoeding voor de
toeslagjaren 2006 en 2007 uit te gaan van de volgende bedragen: € 2.806 en € 2.508.
Deze bezwaargrond treft doel.

Kosten voor juridische hulp
UHT merkt in de bijlage behorende bij haar schriftelijke reactie op dat de het bedrag
onder kosten voor juridische hulp ten aanzien van het toeslagjaar 2007 verkeerd zijn
berekend. Dit bedrag dient volgens UHT € 1.674 te bedragen, namelijk 1 punt voor het
indienen van een bezwaarschrift met wegingsfactor 2 tegen het hoogste geldende tarief 2023 (1 x 2 x €.837 = € 1.674). De Commissie adviseert UHT, in lijn met haar eigen opvatting, om het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.

Vergoeding voor immateriële schade
Daar het bezwaar gezien het voorgaande deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT, zoals ook door UHT wordt aangegeven in de schriftelijke reactie, om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar en de aanvullende vergoeding opnieuw te berekenen.

Vergoeding voor werkelijk geleden schade
Belanghebbende stelt dat hij meer schade heeft geleden dan het in de definitieve
compensatiebeschikking toegekende bedrag. Daarover merkt de Commissie op dat de
Wht in beginsel een forfaitaire compensatie toekent aan gedupeerde ouders. Wanneer
een belanghebbende meer schade heeft geleden dan forfaitair wordt gecompenseerd,
kan deze uit hoofde van artikel 2.1 lid 3 Wht aanvullende compensatie krijgen voor die
werkelijke schade. Belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van die
werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de
Commissie Werkelijke Schade.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie (deels) gegrond is, en de Commissie adviseert tot herroeping van het bestreden besluit, adviseert de Commissie UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (indienen van een bezwaarschrift en bijwonen van de hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag deels bevestigend en deels ontkennend beantwoordend, om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en om:

  • Over het toeslagjaar 2007 uit te gaan van institutioneel vooringenomen handelen,
    maar het bedrag van €4.728 op basis van de KOT naar KOI regeling te
    handhaven;
  • In de compensatieberekening voor de rentevergoeding gemiste KOT voor 2007 uit
    te gaan van € 2.508. De vergoeding voor juridische hulp aan te passen naar
    €1.674. Voor de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade uit te
    gaan van de datum van de beslissing op bezwaar. De aanvullende vergoeding
    opnieuw te berekenen;
  • De bestreden beschikking in zoverre te herroepen;
  • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
    te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste
    tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter