Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11803

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 16 februari 2023

Hoorzitting: 28 augustus 2024

Overdracht advies aan UHT: 9 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde ingediende bezwaar is gericht tegen de op 20 oktober 2022
door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-DC I, waarbij aan belanghebbende
over de toeslagjaren 2015, 2016 en 2018 geen compensatie is toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 6 april 2021 verzocht om een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2015, 2016 en 2018 en haar voorgenomen beschikking voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
  • CvW heeft de voorgenomen beschikking(en) beoordeeld en geconcludeerd dat
    belanghebbende over de toeslagjaren 2015, 2016 en 2018 niet in aanmerking
    komt voor compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering.
  • UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 20 oktober 2022 met kenmerk
    UHT-DC-I A medegedeeld dat zij geen compensatie zal toekennen over de
    toeslagjaren 2015, 2016 en 2018.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 2 februari 2023, op 16 februari 2023 door UHT
    ontvangen, bezwaar gemaakt tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A.
  • UHT heeft op 30 januari 2024 schriftelijk gereageerd.
  • Het bezwaar van belanghebbende is op 28 augustus 2024 op hoorzitting bij de
    Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd.
  • De Commissie heeft dit advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beoordeling afwijzing forfaitaire compensatie toeslagjaren 2015, 2016 en 2018
Tussen partijen is in geschil of de Belastingdienst/Toeslagen in de toeslagjaren 2015,
2016 en 2018 vooringenomen of te hard jegens belanghebbende heeft gehandeld. UHT heeft bij bestreden beschikking (en later nog bij schriftelijke reactie) per jaar
gemotiveerd onderbouwd waarom dit niet het geval is geweest. De Commissie beoordeelt het bezwaar van belanghebbende als volgt.

Volgens UHT heeft op 25 juni 2016 en 4 oktober 2016 een informatie-uitvraag
plaatsgevonden met betrekking tot de kinderopvangtoeslag 2015. Belanghebbende zou niet gereageerd hebben. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag van belanghebbende vervolgens verminderd van € 2.922,- naar € 2.329,- aan de hand van informatie van de kinderopvang. Hieruit volgde dat belanghebbende over september 2015 geen kinderopvang zou hebben gebruikt. Belanghebbende heeft dit verder niet betwist.

Belanghebbende wijst erop dat zij geen uitvraag over de kinderopvangtoeslag 2015 heeft gehad. Dat gegeven komt de Commissie niet onaannemelijk voor, nu UHT de brieven niet in het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen heeft kunnen terugvinden. Echter, het enkele ontbreken van brieven in het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen, dan wel het niet kunnen openen van in het systeem zichtbare brieven is onvoldoende om vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering aan te nemen. Daarvoor zijn meer omstandigheden nodig en daarvan is niet gebleken.

Over de toeslagjaren 2017 en 2018 hebben eveneens neerwaartse correcties van de
kinderopvangtoeslag plaatsgevonden (2016: van € 9.909,- naar € 6.589,- per 21 mei
2016; 2018: van € 5.333,- naar € 1.452,- per 21 september 2018). Over het toeslagjaar
2016 acht de Commissie het, gelet op de melding door belanghebbende van 5 april 2016, aannemelijk dat is beschikt op basis van de gegevens van belanghebbende in relatie tot het bereiken van de vierjarige leeftijd van haar kind. Er is sprake van een reguliere correctie en geen aanleiding voor compensatie.

Over het toeslagjaar 2018 is niet in geschil dat belanghebbende nadat haar jongste
dochter op 31 maart 2018 vier jaar werd geen gebruik meer heeft gemaakt van
kinderopvang. Belanghebbende heeft aangegeven dit ook zelf telefonisch aan de
Belastingdienst/Toeslagen te hebben doorgegeven. De Belastingdienst/Toeslagen heeft desondanks tot 21 september 2018 aan haar doorbetaald, zodat ze een bedrag moest terugbetalen.

De Commissie ziet in deze doorbetaling van enkele maanden kinderopvangtoeslag
onvoldoende aanleiding om vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering aan te
nemen.

Het bezwaar slaagt naar opvatting van de Commissie niet.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter