Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11784

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH

Ontvangst bezwaarschrift: 15 februari 2023

Hoorzitting: 29 augustus 2024

Overdracht advies aan UHT: 14 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren en het bestreden
besluit met kenmerk UHT-DCH deels te herroepen en opnieuw te beslissen met
inachtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het verzoek om
vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 12 januari 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2008 tot en met 2011. In overleg met belanghebbende is dit verzoek uitgebreid met het toeslagjaar 2012.
  • Bij beschikking van 8 mei 2021, met kenmerk UHT-B DMB2, heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
    belanghebbende op 21 november 2022 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort
    samengevat - geoordeeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2009, 2011, 2012 en de maanden september tot en met december 2008, januari tot en met april 2010 en juli tot en met december 2010 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel.
  • Bij vooraankondiging van 30 december 2022, met kenmerk UHT-VCH, heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een voorlopig compensatiebedrag van € 15.437. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden.
  • Bij beschikking van 8 februari 2023, met kenmerk UHT-DCH, heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een definitief compensatiebedrag van € 15.496. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden.
  • Bij brief van 9 februari 2023, binnengekomen op 15 februari 2023, heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH.
  • Bij e-mail van 8 november 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 27
    oktober 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • Bij brief van 14 december 2023 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
  • UHT heeft op 17 januari 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
    belanghebbende.
  • Op 29 augustus 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motivering en compleetheid dossier
Belanghebbende is van mening dat de compensatieberekening onvoldoende is gemotiveerd. Daarnaast stelt zij dat de voorschotbeschikking KOT van 4 december 2007 over het toeslagjaar 2008 ontbreekt. Hierdoor kan zij de bedragen over dat toeslagjaar niet controleren.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking wellicht niet voldoende heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. Daarnaast ontbreekt weliswaar de voorschotbeschikking KOT over toeslagjaar 2008, maar de Commissie kan het standpunt van UHT volgen dat alle informatie uit die
beschikking uit het RKT- en SAS-bestand over toeslagjaar 2008 gehaald kunnen worden. De Commissie adviseert het bezwaar op deze punten ongegrond te verklaren.

Verrekeningen
Belanghebbende stelt dat het onduidelijk is welke bedragen zijn verrekend. Belanghebbende verzoekt om hier meer duidelijk over te krijgen. De Commissie merkt op dat UHT aan het verzoek van belanghebbende heeft voldaan door de LIC-overzichten over de toeslagjaren 2008 tot en met 2012 aan het dossier toe te voegen. Uit deze overzichten blijkt welke bedragen zijn verrekend met de verschillende toeslagen en andere posten.

Werkelijke schade
Belanghebbende is van mening dat het toegekende compensatiebedrag ontoereikend is om al het financiële en persoonlijke leed te compenseren. De Commissie merkt hierover het volgende op. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Voorschot KOT over toeslagjaar 2010
Belanghebbende stelt dat niet te controleren valt of het voorschot KOT van 5 december 2009 over toeslagjaar 2010 correct is berekend en verzoekt om de toeslagtabel. UHT merkt op dat zij niet beschikt over de toeslagtabel, maar dat de relevante gegevens, zoals het toetsingsinkomen, uurtarief en de rekenuren, uit de RKT- en SAS-bestanden over toeslagjaar 2010 te halen zijn. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat het controleren van de berekening van de voorschotbeschikking van 5 december 2009 buiten de reikwijdte van de huidige bezwaarprocedure valt, omdat de huidige procedure niet bedoeld is
om beschikkingen KOT uit het verleden aan te tasten. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Rentevergoeding over gemiste KOT
UHT heeft de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaren 2008 en 2010 gecontroleerd en is tot de conclusie gekomen dat deze component incorrect en in het nadeel van belanghebbende is berekend. De Commissie neemt met instemming kennis van het standpunt van UHT en adviseert de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT, zoals voorgesteld door UHT in de schriftelijke reactie, in het voordeel van belanghebbende te wijzigen bij het nemen van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.

Vergoeding voor immateriële schade
Belanghebbende stelt dat het bedrag aan immateriële schadevergoeding ontoereikend is en dat het voor haar onbegrijpelijk is dat dit bedrag niet hoger kan zijn dan het bedrag dat is opgenomen onder component e, het bedrag aan KOT dat belanghebbende heeft moeten terugbetalen, in de compensatieberekening.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat de vergoeding voor
immateriële schade forfaitair is opgebouwd. Op grond van de Wht wordt € 500 toegekend per halfjaar na de eerste onterechte neerwaartse bijstelling tot en met de dagtekening van de beschikking met de definitieve compensatieberekening. De vergoeding van de immateriële schade wordt op grond van artikel 2.3. lid 4 van de Wht gemaximeerd op het bedrag aan KOT dat belanghebbende heeft moeten terugbetalen.

Belanghebbende stelt daarnaast dat de vergoeding voor immateriële schade zou moeten doorlopen tot het nemen van de beslissing op bezwaar. Ter zitting heeft UHT het standpunt ingenomen dat de vergoeding voor immateriële schade niet wordt doorberekend tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar, ondanks dat het bezwaar met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond wordt geacht, omdat de vergoeding voor immateriële schade al gemaximeerd is op het bedrag aan KOT dat belanghebbende heeft moeten terugbetalen. De Commissie kan UHT volgen in dit ingenomen standpunt en adviseert het bezwaar op deze punten ongegrond te verklaren.

Aanvullende vergoeding van 1%
Nu het bezwaar met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond wordt geacht, is UHT voornemens om de aanvullende vergoeding van 1% te wijzigen in het voordeel van belanghebbende bij het nemen van de beslissing op bezwaar. De Commissie kan het ingenomen standpunt van UHT volgen en adviseert het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is en het bestreden besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om een
proceskostenvergoeding in de bezwaarprocedure met betrekking tot de beschikking met kenmerk UHT-DCH toe te wijzen.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie om:

  • het bezwaar dat gericht is tegen de bestreden beschikking van 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH gedeeltelijk gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT;
  • de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen;
  • het bestreden besluit op deze punten te herroepen;
  • de overige bezwaren tegen de beschikking met kenmerk UHT-DCH en de bezwaren tegen de andere drie beschikkingen ongegrond te verklaren;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen met betrekking tot het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DCH.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter