BAC 2023-11767
Publicatiedatum 16-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 december 2022 met kenmerk UHT-DCH
Hoorzitting: 12 december 2024
Overdracht advies aan UHT: 5 februari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren, het bestreden besluit (met kenmerk
UHT-DCH) op onderdelen te herroepen en belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2005 en 2007.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 6 mei 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2005 en 2006. Nadien is dit verzoek in overleg met belanghebbende uitgebreid met de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009.
- UHT heeft bij beschikking van 3 juni 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
zij wel in aanmerking komt voor een betaling van €30.000. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 14 november 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de jaren 2005 en 2007 geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij
geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2005 en 2007. - Gemachtigde heeft bij brief van 16 februari 2023 tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend. - Gemachtigde heeft bij brief van 13 oktober 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
- UHT heeft op 22 januari 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 12 december 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - De secretaris heeft het hoorverslag op 16 december 2024 gedeeld met
gemachtigde en UHT. - Naar aanleiding van het hoorverslag heeft UHT op 9 januari 2025 een aanvullende
beschouwing ingediend. - Op 23 januari 2025 heeft gemachtigde een nadere reactie gegeven op de
aanvullende beschouwing.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Vooraankondiging
Belanghebbende heeft geen vooraankondiging ontvangen, waardoor zij destijds niet in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze kenbaar te maken. De Commissie overweegt dat, hoewel dat inderdaad niet de aangewezen gang van zaken is, belanghebbende in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid heeft gekregen en benut om haar bezwaren toe te lichten en te onderbouwen. Een eventuele tekortkoming is daarmee hersteld. Omdat verder niet is aangegeven welk nadeel belanghebbende door dit nalaten heeft gehad, laat de Commissie dit bezwaar verder buiten beschouwing. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Verzoek afgifte persoonlijk dossier
Deze procedure gaat over het bezwaar van belanghebbende tegen het bestreden besluit. Het verzoek om afgifte van het persoonlijk dossier maakt geen deel uit van dit besluit zodat de Commissie alleen al om die reden niet over dit verzoek kan beslissen.
Gevolgen van de termijnoverschrijding door UHT
Belanghebbende verzoekt de Commissie advies uit te brengen over de aan UHT op te
leggen gevolgen van het overschrijden van de voor UHT geldende (beslis)termijnen. De
Commissie gaat aan dit verzoek voorbij, nu de door UHT gehanteerde termijnen van
beslissen buiten het kader van haar bevoegdheden vallen als bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit Bezwaarschriftenadviescommissie Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken en hardheid van het toeslagenstelsel.
Motivering van de beschikking
Belanghebbende stelt dat UHT onvoldoende helder en begrijpelijk aan belanghebbende kenbaar heeft gemaakt hoe de onderdelen van de compensatieberekening zijn opgebouwd.
De Commissie kan de UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking niet voldoende zou hebben toegelicht, impliceert dat niet dat van een gebrekkige motivering sprake is. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking weliswaar niet voldoende heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van de schriftelijke beschouwing, een uitgebreide uitleg met behulp van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. Gelet hierop adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.
Artikel 19 Awir
Belanghebbende stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) op grond van
artikel 19 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) destijds binnen een termijn van negen maanden definitief had moeten beslissen over de KOT, maar dat niet heeft gedaan. De Commissie is van oordeel dat dit bezwaar – wat daar verder ook van zij - buiten het bereik van deze (bezwaar)procedure valt en laat het daarom verder onbesproken.
FSV-lijst
Belanghebbende wil weten of, en zo ja, welke gevolgen het heeft gehad dat zij op de
Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV) lijst heeft gestaan. De Commissie merkt op dat UHT zelf niet voldoende bevoegdheden heeft om de door de belanghebbende
gewenste gedetailleerde informatie te verstrekken. Met het gestelde in de aanvullende
beschouwing van UHT heeft UHT naar het oordeel van de Commissie belanghebbende op passende wijze geïnformeerd over hoe en waar zij deze informatie wel zou kunnen
verkrijgen. De Commissie adviseert UHT wel om aan belanghebbende alsnog de
schermafdruk te verstrekken tezamen met de beslissing op bezwaar.
Beoordeling per jaar
Belanghebbende vindt het opmerkelijk dat voor sommige jaren vooringenomen handelen wordt aangenomen, en voor andere jaren weer niet. Een selectie in jaren op basis van neerwaartse correcties of nihilstellingen doet in de visie van belanghebbende geen recht aan de situatie van gedupeerde ouders.
De Commissie wijst in dit verband op de wetsgeschiedenis van de Wht. In de Memorie
van Toelichting wordt dit punt expliciet besproken: “Bij integrale beoordeling wordt
vastgesteld wat er is misgegaan met de kinderopvangtoeslag bij een gedupeerde ouder en wordt per berekeningsjaar het herstelbedrag vastgesteld dat op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 van dit wetsvoorstel wordt toegekend.”
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 36 151, nr. 3, p. 19).
De Commissie leidt hieruit af dat het kennelijk niet de bedoeling van de wetgever is
geweest om een vaststelling van gedupeerd zijn van een toeslagouder automatisch door te trekken naar andere jaren. Volgens de Commissie zal daarom per jaar opnieuw
moeten worden vastgesteld of sprake is geweest van vooringenomen handelen dan wel hardheid en of de werkwijze van UHT begrijpelijk en daarmee in overeenstemming is. De enkele – niet nader met feiten of omstandigheden onderbouwde – stelling dat van vooringenomenheid sprake moet zijn geweest in andere toeslagjaren als eenmaal sprake is geweest van onrechtmatig handelen door B/T acht de Commissie daarom onjuist. Dit deel van het bezwaar acht de Commissie daarom ongegrond.
Afwijken van forfaitaire bedragen
Belanghebbende heeft verzocht om af te wijken van de vastgestelde forfaitaire bedragen met betrekking tot de immateriële schade.
Op grond van artikel 2.3 lid 3 van de Wht is de vergoeding voor materiële schade gelijk
aan 25 procent van het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend
of teruggevorderd. Op grond van artikel 2.3 lid 4 van de Wht is de vergoeding voor
immateriële schade een forfaitaire vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is
verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2,
onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van
compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar. Het is op basis van de Wht niet mogelijk om af te wijken van deze systematiek en een hogere schadevergoeding toe te kennen. De onderhavige bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van genoemde forfaitaire (standaard) vergoedingen en niet op de vergoeding van eventuele hogere werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd. Ook kan belanghebbende, als zij van mening is dat haar aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als gevolg van de verrekeningen toekomt, een verzoek indienen bij de CWS.
Onherroepelijke vaststellingsbeschikkingen
De Commissie overweegt dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen
handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op de herziening van definitieve KOT beschikkingen. Belanghebbende verzoekt onder meer om een aanpassing van de hoogte van de KOT over de toeslagjaren 2006, 2007, 2008 en 2009 zoals deze indertijd definitief is vastgesteld. Een beoordeling daarvan valt buiten de reikwijdte van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2005
Belanghebbende stelt dat zij in het toeslagjaar 2005 wel degelijk gebruik heeft gemaakt van kinderopvang en ook KOT heeft aangevraagd. In het systeem van de B/T zijn echter geen gegevens beschikbaar, hetgeen UHT aanleiding dient te geven om dit verder te onderzoeken. In de aanvullende beschouwing heeft UHT toegelicht dat er één brief te vinden is, waarin wordt medegedeeld dat belanghebbende de KOT niet op de juiste manier heeft aangevraagd. Omdat het echter onduidelijk is of deze brief destijds wel is verstuurd naar belanghebbende, is UHT voornemens om belanghebbende alsnog te compenseren voor toeslagjaar 2005. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar aan dit voornemen gevolg te geven en de compensatieberekening voor het jaar 2005 op alle benodigde en daarmee samenhangende onderdelen op te stellen in lijn met de aanvullende beschouwing van UHT.
Toeslagjaar 2007
Belanghebbende stelt dat de termijn waarbinnen de definitieve beschikking is afgegeven dermate lang is dat zij op basis daarvan in aanmerking moet komen voor compensatie. De omstandigheid dat de KOT voor toeslagjaar 2007 pas in 2011 definitief is vastgesteld, maakt op zichzelf niet dat sprake is van een vooringenomen handelwijze of hardheid in de toepassing van het stelsel. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Vergoeding voor juridische kosten (component m)
In bezwaar stelt belanghebbende dat haar zonder geldige reden geen compensatie is
geboden voor vergoeding voor juridische hulp en verzoekt hier alsnog om. De Commissie is uit de beschikbare stukken gebleken dat er geen (bezwaar)procedures zijn gevoerd tegen beschikkingen tot (voorlopige) vaststelling van de KOT over de desbetreffende toeslagjaren. Op grond van artikel 2.2 onderdeel f Wht kan een forfaitaire vergoeding voor juridische kosten slechts toegekend worden voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu niet gebleken is dat hiervan sprake is geweest, ziet de Commissie geen reden UHT te adviseren gevolg te geven aan het verzoek van belanghebbende.
Rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag (component o)
UHT heeft in haar schriftelijke beschouwing erkend dat bij de berekening van de
rentevergoeding gemiste KOT voor de toeslagjaren 2006 en 2008 is uitgegaan van een
verkeerde start- en einddatum. De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat het hanteren van een verkeerde start- en einddatum noopt tot aanpassing van het
bestreden besluit, waarbij de Commissie ervan uitgaat dat de positie van
belanghebbende hier niet slechter van wordt. Derhalve adviseert de Commissie UHT om het bezwaar gegrond te verklaren.
De Commissie ziet in hetgeen in geding is gebracht geen aanleiding voor een andere
conclusie en adviseert UHT de compensatieberekening overeenkomstig het gestelde in de schriftelijke beschouwing aan te passen. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.
Daar het bezwaar gezien het voorgaande deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT, zoals ook door UHT wordt aangegeven in de schriftelijke reactie, om de vergoeding voor immateriële schade (component n) te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar en ook de compensatie onder p aan te passen (1 procent).
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DCH naar het oordeel van de
Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het bezwaar deels gegrond te
verklaren, het bestreden besluit te herroepen en:
- het toeslagjaar 2005 toe te voegen aan de compensatieberekening en dat alle, ingevolgde de Wht en daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw berekend zullen worden met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar;
- de vergoeding van de rente voor gemiste KOT (component o) voor de
toeslagjaren 2006 en 2008 opnieuw te berekenen; - een proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter