BAC 2023-11699
Publicatiedatum 26-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 19 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A en 16 maart 2023 met kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschrift: [dd-mm-jj]
Hoorzitting: 19 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 22 mei 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert
UHT om de bezwaren deels gegrond te verklaren en een
proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Bezwaarschrift 1
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift
d.d. 9 februari 2023, gericht tegen het door UHT t.a.v. het toeslagjaar 2010
genomen beschikking van 19 oktober 2022 (UHT-DC I).
Bezwaarschrift 2
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d.
9 februari 2023, gericht tegen het door UHT t.a.v. de toeslagjaren 2013 en 2014
genomen beschikking van 19 oktober 2022 (UHT-DC).
Bezwaarschrift 3
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d.
9 februari 2023, gericht tegen het door UHT t.a.v. de toeslagjaren 2005, 2008,
2009 en 2011 genomen beschikking van 19 oktober 2022 (UHT-DC-I A).
BAC 2023-11699
Bezwaarschrift 4
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d.
9 februari 2023, gericht tegen het door UHT t.a.v. de toeslagjaren 2005, 2008,
2009 en 2011 genomen beschikking van 19 oktober 2022 (UHT-DH5 A).
Bezwaarschrift 5
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d.
19 april 2023 (UHT-O OGS B), gericht het door UHT t.a.v. het toeslagjaar 2011
genomen beschikking van 16 maart 2023 (UHT-O OGS B).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten
behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen,
hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en
9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op
grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade.
Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS)
bestemd.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 10 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 tot en met 2011, 2013 en 2014.
- Bij beschikking van 30 april 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 heeft UHT
aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toegekend. - De Commissie van Wijzen heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 15 juni 2022 aan UHT toegestuurd. - Bij vier beschikkingen van 19 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I,
UHT-DC, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat belanghebbende
recht heeft op een compensatiebedrag van € 34.034 voor de jaren 2010,
2013 en 2014 en dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie
voor de jaren 2005, 2008, 2009 en 2011, 2016, 2018 en 2019. - Gemachtigde heeft bij brieven van 9 februari 2023 tegen de beschikkingen
van 19 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DC-I en UHT-DH5
A bezwaar gemaakt. - bij beschikking van 16 maart 2023 met kenmerk UHT-O OGS B kent UHT
aan belanghebbende een O/GS tegemoetkoming van € 955 toe voor het
jaar 2011. - Bij brief van 19 april 2023 heeft gemachtigde tegen de beschikking van 16
maart 2023 (UHT-O OGS B) bezwaar gemaakt. - UHT heeft op 8 januari 2024 een schriftelijke reactie ingediend. Deze
reactie is aan gemachtigde toegestuurd. - Op 19 april 2024 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van
belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
t.a.v. algemene bezwaren
Onvoldoende gemotiveerde beschikkingen
Gemachtigde stelt dat het bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd.
Ten aanzien van de motivering van de besluiten overweegt de Commissie dat
UHT de bestreden beslissingen inderdaad niet uitvoerig heeft toegelicht, maar de
Commissie is van mening dat door middel van het indienen van het
schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en
beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, de bestreden
besluiten in ieder geval alsnog voldoende zijn onderbouwd.
Ontbrekende stukken/volledige dossier/equality of arms
Gemachtigde stelt dat de bestreden besluiten zonder het persoonlijk dossier voor
belanghebbende niet inzichtelijk zijn zodat er geen sprake is van ‘equality of
arms’. Om die reden zou ook het beginsel van fair play zijn geschonden.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin
van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de
procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en
tegen beslissingen op bezwaar van UHT volgend op de adviezen van de
Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft een belanghebbende voorafgaand aan
de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak
betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie met de bijbehorende
producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen
toeslagen”, is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en
belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen
aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Van
een schending van het bepaalde in artikel 7:4 lid 2, voornoemd is niet gebleken.
De door de gemachtigde in dit verband ontwikkelde bezwaren treffen dan ook
geen doel.
T.a.v. UHT-DC I (bezwaarschrift 1)
Dit besluit betreft het toeslagjaar 2011.
Gemachtigde trekt de begindatum van de perioden waarover de vergoeding van
de immateriële schade en rente (18 april 2012) zijn berekend in twijfel.
UHT heeft aangegeven dat deze twijfel gegrond is: de begindatum voor de
berekening van de immateriële schadevergoeding moet 3 februari 2012 zijn en
die van de periode van renteberekening 1 juli 2011. De einddatum van de
periode t.a.v. de immateriële schade moet de datering van de beschikking op
bezwaar zijn en die t.a.v. de rente moet 19 oktober 2022 (datum bestreden
besluit) zijn. Dat laatste zal in de beschikking op bezwaar echter niet worden
aangepast omdat dat in het nadeel van belanghebbende is.
De Commissie adviseert de compensatieberekening uitgaande van de juiste data
aan te passen, mits dit niet ten nadele van belanghebbende strekt.
T.a.v. UHT-DC (bezwaarschrift 2)
Dit besluit betreft de toeslagjaren 2012 en 2013.
Ook voor deze jaren vraagt gemachtigde zich af of de begindatum van de
perioden waarover de vergoeding van de immateriële schade en rente (18 april
2012) zijn berekend wel juist is.
Met betrekking tot toeslagjaar 2013:
UHT heeft aangegeven dat de begindatum voor de berekening van de
immateriële schadevergoeding 3 februari 2012 moet zijn en die van de periode
van renteberekening 1 juli 2014; de bedragen in de compensatieberekening
zullen daarop aangepast worden in die zin dat op grond van de aangepaste
startdatum, de rentevergoeding € 2.479 zal bedragen.
De einddatum van de periode t.a.v de immateriële schade moet de datering van
de beschikking op bezwaar zijn en die t.a.v. de rente moet 19 oktober 2002
(datum besteden besluit) zijn maar zal in de beschikking op bezwaar niet worden
aangepast omdat dat in het nadeel van belanghebbende is.
De Commissie adviseert de compensatieberekening uitgaande van de juiste data
aan te passen, mits dit niet ten nadele van belanghebbende strekt.
Met betrekking tot toeslagjaar 2014:
Ook t.a.v. dit jaar stelt UHT dat de begindatum voor de berekening van de
immateriële schadevergoeding onjuist is. De begindatum dient te worden
gewijzigd in 3 februari 2012. Voor de renteberekening dient die datum te worden
gesteld op 1 juli 2015. De einddatum van de periode t.a.v de immateriële
schade moet de dagtekening van de beschikking op bezwaar zijn en die t.a.v. de
rente moet 19 oktober 2022 (datum besteden besluit) zijn. De renteberekening
zal niet worden aangepast omdat dat in het nadeel van belanghebbende zou zijn.
De Commissie adviseert de compensatieberekening uitgaande van de juiste data
aan te passen, mits dit niet ten nadele van belanghebbende strekt.
T.a.v. UHT-DC I A (bezwaarschrift 3)
Gemachtigde stelt dat ook in de jaren 2005, 2008, 2009 en 2011 sprake
geweest van vooringenomenheid en gevolgschade.
Tijdens de hoorzitting is het jaar 2005 uitgebreid aan de orde geweest.
Belanghebbende stelt dat de KOT voor dit jaar op nihil is gesteld. Dat duidt
volgens haar op institutionele vooringenomenheid. Zij kan dat echter niet
(meer) met stukken aantonen. UHT stelde in reactie daarop dat de nihilstelling
weliswaar op pagina 6 van haar beschouwing genoemd wordt, maar dat niet
duidelijk is waarop deze passage gebaseerd is. Het dossier biedt daarvoor in
ieder geval geen enkele aanwijzing. UHT heeft toegezegd dit nogmaals grondig
uit te zoeken voordat de beslissing op bezwaar wordt genomen.
De Commissie overweegt dat, gelet op een en ander, vooralsnog niet
aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering
van de KOT voor de desbetreffende toeslagjaren sprake is geweest van
institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het
stelsel. De aanpassingen van de hoogte van de KOT lijken te zijn gelegen in
wijzigingen in de gegevens van belanghebbende. Deze bijstellingen zijn dan
conform de wet uitgevoerd. De Commissie heeft geen aanknopingspunten
gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen.
Verder is er, met uitzondering van het toeslagjaar 2011, ook geen sprake
geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak
kan worden gemaakt.
De Commissie adviseert om dit bezwaarschrift ongegrond te verklaren, tenzij
UHT na het toegezegde onderzoek t.a.v. 2005 tot een andere conclusie komt.
Dit zal dan duidelijk uiteengezet moeten worden in de beslissing op bezwaar.
T.a.v. UHT-DH5 A (bezwaarschrift 4)
Gemachtigde stelt dat belanghebbende bij gebrek aan wetenschap betwist dat
Belastingdienst/Toeslagen (B/T) in 2005, 2009, 2009 en 2011 rekening heeft
gehouden heeft met haar beslagvrije voet.
UHT stelt dat de beslagvrije voet niet van toepassing is op de KOT. Eerst vanaf
1 januari 2021 worden de toeslagen op grond van artikel 475c sub j van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering meegenomen in de beslagvrije voet,
maar de KOT is daarvan uitgezonderd. Dat houdt in dat de beslagvrije voet niet
van toepassing is bij het leggen van beslag op of verrekenen van de KOT. Van
hardheid van het stelsel is dan ook geen sprake.
De Commissie onderschrijft de stelling van UHT en adviseert dan ook dit
bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
T.a.v. UHT-O OGS B (bezwaarschrift 5)
Dit besluit betreft het toeslagjaar 2011
Gemachtigde stelt dat de O/GS tegemoetkoming te laag is vastgesteld.
Belanghebbende heeft meer aan KOT moeten terugbetalen dan € 3.183.
De Commissie merkt op dat uit het dossier volgt dat het voorschot over
toeslagjaar 2011 op 3 december 2010 werd gesteld op € 8.910. Bij beschikking
van 21 april 2011 is dat voorschot gewijzigd in € 0,-. Uit het overzicht
(uit)betalingen en/of verrekeningen (productie 74 van het bezwaardossier) volgt
dat daarvan op dat moment een bedrag van € 3.183 was uitbetaald. Dat laatste
bedrag is dus het (daadwerkelijk) bedrag van de terugvordering als bedoeld in
artikel 2.6, lid 2, Wht. .
Gelet hierop adviseert zij dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Component q van de berekening
De Commissie heeft opgemerkt dat UHT in haar beschouwing - los van
bezwaren - stelt dat component q van de compensatieberekening zal worden
aangepast naar € 34.034 omdat dat het bedrag is dat belanghebbende tot nu
aan compensatie heeft ontvangen. Zij verwijst daarbij naar het besluit met
kenmerk UHT-DC I van 19 oktober 2022.
Dit is onjuist. Het bedrag van € 34.034 is het definitieve compensatiebedrag.
Onder component q van de compensatieberekening moet het voorlopige
compensatiebedrag worden opgenomen. In het geval van belanghebbende is dat
€ 33.312.
De huidige berekening is derhalve op dit punt juist.
De Commissie adviseert dan ook de voorgestelde, ten nadele van
belanghebbende strekkende, wijziging niet door te voeren.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om
- bezwaarschrift 1 gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen op de hierboven aangegeven wijze.
- bezwaarschrift 2 gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen op de hierboven aangegeven wijze.
- bezwaarschrift 3 ongegrond te verklaren tenzij het toegezegde nadere onderzoek zoals in het advies aangegeven, een andere conclusie rechtvaardigt.
- bezwaarschrift 4 ongegrond verklaren.
- bezwaarschrift 5 ongegrond verklaren.
- component q van de definitieve compensatieberekening ongewijzigd te laten.
- een proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter