Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11563

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 3 januari 2022 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 8 februari 2022

Hoorzitting: 9 juli 2024

Overdracht advies aan UHT: 15 augustus 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het
bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De belanghebbende heeft op 27 januari 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 3 januari 2022 waarin belanghebbende is meegedeeld dat:

hij een aanvullende schadevergoeding krijgt van € 25.250 op basis van het advies
van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve
van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 23 februari 2021 is belanghebbende meegedeeld dat hij in
    aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 53.320, omdat er ten
    aanzien van de toeslagjaren 2007, 2009 en 2010 fouten zijn gemaakt.
  • Op 17 februari 2021 heeft belanghebbende een verzoek om aanvullende
    schadevergoeding ingediend bij CWS.
  • Op 9 december 2021 heeft CWS geadviseerd om een aanvullende
    schadevergoeding toe te kennen van € 25.250.
  • Bij beschikking van 3 januari 2022 heeft UHT het advies van CWS
    overgenomen.
  • Bij brief van 27 januari 2022 heeft belanghebbende hiertegen bezwaar
    gemaakt.
  • Op 26 juli 2023 heeft CWS (op verzoek van UHT) nader advies uitgebracht.
    Het verzoek van UHT hield in om de immateriële schadevergoeding opnieuw te berekenen aan de hand van het verfijnde beleidskader. CWS heeft in het nader advies geadviseerd om een immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 20.800. (In het primair advies van CWS was deze vastgesteld op € 25.000).
  • Op 30 december 2022 en 8 augustus 2023 heeft UHT schriftelijke reacties
    ingediend.
  • Op 8 juli 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 9 juli 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit
    advies gevoegd.
  • Op 16 juli 2024 is gemachtigde gevraagd om medische stukken te overleggen.
    Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
  • De Commissie bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de aanvullende compensatie
voor werkelijk geleden schade op juiste wijze heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de
hand van de bezwaargronden van belanghebbende.

Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek
tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit
verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde
lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met
toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie
ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De
gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt
i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die
schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna:
B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is. Een omkering van de bewijslast, zoals
door belanghebbende is bepleit, is naar het oordeel van de Commissie dan ook niet
aan de orde.

Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.

Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek
van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot
stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies
daarop aansluiten.

UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke
gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van
het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een
juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in
beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het
bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS,
beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit
geval kon baseren op het advies van CWS.

Omkering van de bewijslast
Belanghebbende heeft gesteld dat het bewijsrecht in het kader van de
toeslagenaffaire dient uit te gaan van het principe dat de stelling van een
belanghebbende aannemelijk is, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt
door UHT. De Commissie overweegt dat hoewel in het kader van het herstelrecht
minder zware eisen aan het bewijzen van de schade en het causaal verband gesteld
worden dan in het civiele recht gebruikelijk is, belanghebbende wel de door hem
geleden schade en het door hem gestelde causale verband aannemelijk dient te
maken. Een omkering van de bewijslast, zoals door belanghebbende is bepleit, is
naar het oordeel van de Commissie in beginsel, zoals ook reeds in het toetsingskader
is toegelicht, dan ook niet aan de orde.

Inkomensschade van de ouder en zijn echtgenote
Belanghebbende heeft verzocht om een schadevergoeding van ruim € 25.000 netto
per jaar. Belanghebbende heeft aangegeven dat hij een goedlopend schildersbedrijf
had maar dat hij dit heeft moeten beëindigen als gevolg van de stress door de
onterechte belastingaanslagen die hem zijn opgelegd en als gevolg van de stopzetting
en terugvordering van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Om deze reden zijn hij
en zijn echtgenote afgekeurd. Bij belanghebbende is door de stress [...]
ontstaan, waardoor hij niet meer op hoogte mag staan en daardoor zijn
werkzaamheden als schilder niet meer kan uitoefenen.

CWS heeft overwogen dat de eerste terugbetaling van de KOT (in de vorm van een
verrekening) heeft plaatsgevonden in juli 2009 en acht het voorstelbaar dat de
terugvorderingen stress en spanningen bij belanghebbende en zijn echtgenote
hebben veroorzaakt. CWS is van mening dat het echter niet aannemelijk is dat
belanghebbende en zijn echtgenote als gevolg daarvan beiden arbeidsongeschikt zijn
geworden en dat de gestelde inkomensschade louter het directe gevolg is van de
stopzetting en terugvordering van de KOT over de jaren 2007, 2009 en 2010. CWS
heeft aangegeven dat het haar ontbreekt aan relevante informatie over het einde van
het dienstverband van de echtgenote, inzicht in medische rapportages van
bijvoorbeeld behandelaren en/of het UWV van zowel belanghebbende als zijn
echtgenote in verband met hun beider arbeidsongeschiktheid en een toelichting op de
gezondheidssituaties vanaf medio 2009. Ook in bezwaar heeft belanghebbende deze
stukken niet overgelegd. CWS heeft aangegeven derhalve niet te kunnen adviseren
om aanvullende schade vanwege inkomensverlies te vergoeden.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren. Aan het beroep van belanghebbende om de schade proportioneel te berekenen komt de Commissie
derhalve niet toe. De Commissie neemt daarbij in aanmerking dat de door de Hoge
Raad aanvaarde mogelijkheid van proportionele aansprakelijkheid, vanwege het
daaraan verbonden bezwaar dat iemand aansprakelijk kan worden gehouden voor
een schade die hij mogelijkerwijs niet, of niet in de door de rechter aangenomen
mate, heeft veroorzaakt, met terughoudendheid moet worden toegepast (HR 24
december 2010, NJ 2011/251 (Fortis/Bourgonje).

Studiekosten
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de studiekosten van zijn zoon
van € 7.800. Zijn zoon volgde een opleiding aan het Grafisch Lyceum maar heeft deze
moeten staken vanwege gezondheidsklachten. De studiekosten moesten om die
reden worden terugbetaald. Volgens belanghebbende zijn de gezondheidsklachten te
herleiden naar de terugvorderingen van de KOT.

In bezwaar heeft belanghebbende aangegeven dat deze vordering is vervallen omdat
DUO de betreffende schuld heeft kwijtgescholden. De Commissie laat dit onderdeel
derhalve verder buiten beschouwing.

Vermogensschade
Belanghebbende heeft gevraagd om een vergoeding van vermogensschade van in
totaal € 254.057,09:
a) Het gedwongen afstaan van twee erfenissen van in totaal € 12.002,81
b) Het gedwongen afbreken van een leasecontract van een auto waardoor een
schade is ontstaan van € 21.700
c) Het gedwongen verkopen van de eigen woning waardoor een schade is
ontstaan van € 176.358
d) De gedwongen huur van een andere woning waardoor een schade is ontstaan
van € 65.674,58

Ad a gedwongen afstaan van erfenissen
CWS heeft vastgesteld dat beide erfenissen zijn aangewend om bestaande schulden
af te lossen maar dat dit niet heeft geleid tot schade in vermogensrechtelijke zin.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Ad b gedwongen afbreken leasecontract
CWS heeft overwogen dat uit de ontvangen informatie van UHT is gebleken dat dat er
begin 2011 een auto van belanghebbende in beslag is genomen door de
Belastingdienst die vervolgens is verkocht. De inbeslagname heeft niet
plaatsgevonden in verband met een schuld van belanghebbende wegens te veel
ontvangen KOT maar in verband met andere openstaande belastingschulden,
waaronder verschuldigde omzetbelasting 2009, eigen bijdragen zorgverzekeringswet
motorrijtuigenbelasting en inkomstenheffing/inkomstenbelasting. CWS is tot de
conclusie gekomen dat de beslaglegging en verkoop niet heeft plaatsgevonden in
verband met een schuld van belanghebbende vanwege te veel ontvangen KOT en
heeft daarom geadviseerd niet tot vergoeding van aanvullende schade in verband
met een voortijdige beëindiging van de financiële leaseovereenkomst over te gaan.
Verder heeft CWS van belang gevonden dat thans niet meer relevant is of de inbeslagname van de auto en de in verband met daarmee voortijdige beëindiging van
de leaseovereenkomst is veroorzaakt door de KOT-problematiek, omdat vaststaat dat
belanghebbende geen schuld meer heeft vanwege het ontvangen van ‘een schone lei’
in het kader van de WSNP.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Ad c gedwongen verkoop eigen woning
Belanghebbende heeft aangeven dat tijdens de schuldsanering zijn woning is verkocht
met een verlies van € 176.358.
CWS heeft overwogen dat gelet op het feit dat de woning tijdens de schuldsanering
met medewerking van de bewindvoerder en met toestemming van de rechtercommissaris aan de hypotheekhouder is verkocht en de restschuld van de
hypothecaire lening is afgewikkeld via de schuldsanering waardoor belanghebbende
en zijn echtgenote een schone lei hebben verkregen, er geen sprake meer is van een
schuld van de hypotheekhouder op de ouder en zijn echtgenote.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Ad d huur vervangende woning
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van schade betreffende de huur van
een vervangende woning van € 65.674,58. De huur is volgens belanghebbende een
schade die is ontstaan vanwege de hypotheekachterstand, gedwongen verhuizing en
verkoop van de woning. CWS heeft kort gezegd, overwogen dat deze gebeurtenissen
niet uitsluitend of voornamelijk het gevolg zijn van de KOT-problematiek en
adviseert geen schadevergoeding te betalen.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Andere kosten die het gevolg zijn geweest van de stopzetting van de KOT
a) Geldlening
b) Tandartskosten
c) Eigen risico’s zorgverzekeraar

Ad a geldleningen
CWS heeft overwogen dat aangegane leningen en schulden om te voorzien in eigen
levensonderhoud geen schadepost kunnen vormen. Rente en kosten kunnen wel een
schadepost opleveren maar niet is gebleken dat belanghebbende deze heeft moeten
betalen. CWS heeft daarom geadviseerd niet tot vergoeding van aanvullende schade
in verband met de door belanghebbende aangegane leningen over te gaan.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Ad b tandartskosten
Belanghebbende heeft aangegeven dat een gebitsbehandeling noodzakelijk is. De
kosten zijn begroot op € 4.700.

CWS acht het aannemelijk dat, mede door de KOT-problematiek, belanghebbende
niet de financiële middelen had voor het periodieke onderhoud van zijn gebit en dat
daardoor schade is ontstaan aan zijn gebit. Met het oog op de proportionele
aansprakelijkheid heeft CWS geadviseerd een aanvullende schadevergoeding toe te
kennen van € 2.350.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Ad c eigen risico zorgverzekeraar
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van het betaalde eigen risico aan de
zorgverzekeraar. De kosten bedroegen voor belanghebbende, zijn echtgenote en
zoon, respectievelijk € 1.800, € 2.100 en € 1.100.

Ten aanzien van het eigen risico van de zoon van belanghebbende heeft CWS
overwogen dat meerderjarige kinderen geen eigen toegang hebben tot de procedure
bij de CWS en heeft daarom geadviseerd deze kosten niet te vergoeden.

Met betrekking tot de eigen risico’s van belanghebbende en zijn echtgenote heeft
CWS overwogen dat tijdens de jaren 2014 en 2015 deze zijn voldaan door de
bewindvoerder. Voor de eigen risico’s vanaf 2016 is CWS van oordeel dat het niet
aannemelijk is dat de medische klachten van belanghebbende en zijn echtgenote
voornamelijk of grotendeels zijn ontstaan als gevolg van de KOT-problematiek, omdat
medische rapportages incompleet zijn.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Kosten van dwanginvordering
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van kosten van dwanginvorderingen
van € 14.000 (honorarium bewindvoerder).
CWS heeft overwogen dat het honorarium van de bewindvoerder is voldaan uit de
boedelopbrengst en niet door belanghebbende en zijn echtgenote direct is betaald.
Dit betekent dat belanghebbende niet in vermogensrechtelijke zin door dit
honorarium is geraakt waardoor geen sprake is van schade. CWS heeft geadviseerd
niet tot vergoeding van aanvullende schade wegens kosten van dwanginvorderingen
over te gaan.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar
en adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Immateriële schade
CWS heeft aanvankelijk geadviseerd een immateriële schadevergoeding toe te
kennen van € 25.000.

In het nader advies heeft CWS het ‘Beoordelingskader Immateriële Schade’ toegepast
en acht zij een immateriële schadevergoeding van € 20.800 passend. CWS heeft
hieraan onder meer ten grondslag gelegd dat zij het aannemelijk vindt dat
belanghebbende met zijn gezin over de toeslagjaren 2007, 2009 en 2010 stress en verdriet heeft ervaren. Ook heeft de CWS van belang gevonden dat er een
dwangverrekening heeft plaatsgevonden.

CWS vindt het aannemelijk dat de twee kinderen van belanghebbende tijdens hun
jeugd een gespannen gezinssituatie hebben ondervonden. CWS vindt het aannemelijk
dat de gespannen gezinssituatie vooral werd veroorzaakt door de slechte financiële
situatie van belanghebbende en zijn echtgenote maar dat deze voor een klein deel
het gevolg was van de KOT-problematiek.

In de aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven vast te houden aan het
oorspronkelijke bedrag van € 25.000, omdat belanghebbende niet in een slechtere
positie mag komen door het maken van bezwaar.

De Commissie acht het advies van CWS op dit onderdeel begrijpelijk en navolgbaar,
maar oordeelt tevens dat UHT terecht vasthoudt aan het oorspronkelijke voor de
belanghebbende gunstiger bedrag. De Commissie adviseert dit onderdeel van het
bezwaar ongegrond te verklaren.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • Het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter