Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11491; BAC 2022-05054

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren. Ten aanzien van bezwaarschrift 1 ziet de Commissie onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot de conclusie dat UHT zich niet op het standpunt mocht stellen dat belanghebbende vooralsnog niet in aanmerking kwam voor het bedrag van €30.000. Daarnaast, ten aanzien van bezwaarschrift 2, is de Commissie van mening dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, UHT het bestreden besluit voldoende heeft onderbouwd. Bovendien oordeelt de Commissie dat gemachtigde het bezwaar met betrekking tot de juiste aanvangsdatum van de immateriële schadevergoeding niet voldoende heeft onderbouwd om te kunnen vaststellen dat de betreffende vergoedingen/ bedragen onjuist zijn. De Commissie adviseert UHT om aan het verzoek van gemachtigde om een overzicht te overleggen van de berekening van de rentevergoeding tegemoet te komen. Daarnaast volgt de Commissie het standpunt van UHT dat een eventuele gegrondbevinding van het bezwaar met betrekking tot het standpunt van gemachtigde dat belanghebbende nooit wijzigingen in het aantal uren kinderopvang heeft doorgegeven, niet tot een andere uitkomst zal kunnen leiden. Dit is omdat al is vastgesteld dat er sprake was van vooringenomen handelen gedurende de relevante periode, en belanghebbende reeds om die reden gecompenseerd is.

Advies