BAC 2023-11427
Publicatiedatum 13-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschriften van belanghebbende
Primair besluiten: 22 december 2022 (UHT-O OGS B)
27 december 2022 (UHT-DCH ZV)
Hoorzitting: 17 september 2024 om 14:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 26 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de beschikking van 27
december 2022 met kenmerk UHT-DCH ZV te herroepen. De Commissie
adviseert UHT het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B
ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de
proceskosten toe te kennen.
Onderwerp van advies
Op 22 december 2022 en 27 december 2022 heeft UHT twee beschikkingen genomen
ten aanzien van belanghebbende:
- In de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming van € 1.404,- over de periode augustus tot en met december van toeslagjaar 2009.
- In de beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een definitieve compensatie van € 47.400,- voor de toeslagjaren 2006, 2007, 2008 en de maanden januari tot en met juli van toeslagjaar 2009. Daarnaast heeft UHT aangegeven dat belanghebbende voor toeslagjaar 2015 geen recht heeft op compensatie.
Door gemachtigde is namens belanghebbende tegen deze twee bovenstaande beschikkingen een afzonderlijk bezwaarschrift ingediend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.
Procesverloop
- Op 1 april 2021 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2006 tot en met 2009 en 2011
tot en met 2020. Na het gesprek met de persoonlijk zaakbehandelaar is de
herbeoordeling voor de toeslagjaren aangepast. De herbeoordeling ziet op de
jaren 2006 tot en met 2009 en 2015. - Bij beschikking van 23 juni 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat
zij in aanmerking komt voor de betaling van het forfaitair bedrag van € 30.000,-. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 22 november 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de maanden augustus tot en met december van het
toeslagjaar 2009 en het toeslagjaar 2015 geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - Op 22 december 2022 heeft UHT bij bestreden beschikking met kenmerk UHT-O
OGS B aan belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming over de maanden augustus tot en met december van het jaar 2009. De O/GS-tegemoetkoming is vastgesteld op € 1.404,-
- Verder heeft UHT bij bestreden beschikking van 27 december 2022 met kenmerk
UHT-DCH ZV aan belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op
compensatie over de toeslagjaren 2006, 2007, 2008 en de maanden januari tot
en met juli van het toeslagjaar 2009 op grond van vooringenomenheid. Het
compensatiebedrag is vastgesteld op € 47.400,-. - Bij brieven van 3 januari 2022, ontvangen op 4 januari 2022, heeft gemachtigde
namens belanghebbende twee bezwaarschriften ingediend tegen de beschikkingen
met kenmerken UHT-O OGS B en UHT-DCH ZV. - Op 8 augustus 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank
wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. - op 15 april 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
- Op 17 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting
is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 16 oktober 2024
een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 7
november 2024 op gereageerd. - Dit advies wordt uitgebracht door [commissielid], [commissielid] en [commissielid].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Volledig dossier
Belanghebbende voert aan dat zij niet in het bezit is van het volledige dossier, en
daardoor wordt geschaad in haar procesbelang.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele
waarborgen van de Awb. Tegen een besluit op bezwaar van UHT in aansluiting op
adviezen van de Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de
bestuursrechter. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft een belanghebbende
voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De Commissie laat het verzoek om toezending van een persoonlijke dossier hier verder buiten beschouwing.
De Commissie stelt vast dat aan gemachtigde op 20 juni 2024 de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn toegestuurd inclusief de schriftelijke beschouwing. Gemachtigde en belanghebbende hebben kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden beschikkingen van 22 december 2022 en 27 december 2022. Zij hebben de gelegenheid gehad om daarop te reageren. De door de gemachtigde in dit verband ontwikkelde bezwaren kunnen daarom niet tot het gewenste resultaat leiden. De commissie adviseert derhalve om dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Herbeoordeling over toeslagjaar 2009
Belanghebbende stelt in aanmerking te komen voor compensatie op grond van
vooringenomenheid, dan wel vanwege hardheid van het stelsel, voor de periode van
augustus 2009 tot en met december 2009. Zij voert aan dat zij ook in deze periode
kinderopvang heeft afgenomen.
Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht komt voor een compensatie in aanmerking de
ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar
onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T. Toekenning van compensatie blijft, ingevolge artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT.
De Commissie stelt vast dat belanghebbende met ingang van 1 augustus 2009 was
uitgeschreven van haar studie voor de opleiding Pedagogisch Werk niveau 3 en
daardoor geen doelgroeper meer was. Er is derhalve sprake van een situatie waarin
vanaf 1 augustus 2009 evident geen recht op KOT bestaat. Gelet op het voorgaande
onderschrijft de Commissie het standpunt van UHT dat over de maanden augustus tot
en met december van toeslagjaar 2009 belanghebbende niet in aanmerking komt voor
compensatie op grond van vooringenomenheid, dan wel hardheid van het stelsel. De
Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
Tegemoetkoming opzet/grove schuld (UHT-O OGS B)
Belanghebbende is van mening dat het door haar terug te betalen bedrag over 2009
hoger is geweest dan het door UHT in aanmerking genomen bedrag van € 4.679,- en
dat de tegemoetkoming opzet en/of grove schuld daarom ook hoger dient te zijn.
Voor het jaar 2009 was sprake van een onterechte kwalificatie O/GS. UHT heeft naar
aanleiding hiervan een tegemoetkoming toegekend op grond van artikel 2.6 Wht voor
de maanden augustus tot en met december 2009, aangezien over de maanden januari
tot en met juli 2009 reeds compensatie is verleend op grond van vooringenomenheid.
Met de “uitleg berekening tegemoetkoming opzet/grove schuld” heeft UHT de
berekening voldoende toegelicht. In hetgeen belanghebbende daartegenin heeft
gebracht, ziet de Commissie geen aanleiding om aan de juistheid van die berekening te
twijfelen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Beslagvrije voet jaar 2015
Belanghebbende stelt dat B/T in het toeslagjaar 2015 geen rekening heeft
gehouden met de beslagvrije voet en dat daarom sprake is van hardheid van het
stelsel.
De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in
artikel 475c sub j Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vraag of, en in
hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere
toeslagen, valt buiten de reikwijdte van de begrippen vooringenomen handelen en
hardheid van het stelsel binnen het kader van de Wht en daarmee buiten de reikwijdte
van de huidige bezwaarprocedure. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt
ongegrond te verklaren.
Compensatieberekening
Rentevergoeding over gemiste KOT
De Commissie volgt het standpunt van UHT, zoals is uiteengezet in de schriftelijke
reactie, dat de eerdere berekening met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT over de toeslagjaren 2008 en 2009 dient te worden aangepast. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen in lijn met haar schriftelijke reactie.
Startdatum immateriële schade
De Commissie overweegt dat op grond van artikel 2.3, lid 4, Wht de forfaitaire
vergoeding voor immateriële schade moet worden berekend vanaf de datum van een
eerste beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen
van voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van (onder meer)
institutionele vooringenomenheid. UHT hanteert echter een voor belanghebbenden
begunstigend beleid, dat voor de berekening van de vergoeding voor immateriële
schade wordt uitgegaan van de datum van de eerste vooringenomen handeling door de B/T. Uit productie 12 blijkt dat op 22 februari 2007 de eerste administratieve
aantekening was die heeft geleid tot de stopzetting van de KOT op 9 maart 2007. Naar de Commissie is gebleken wordt dit beleid ook in het geval van belanghebbende gevolgd en is een juiste startdatum gehanteerd.
Einddatum immateriële schade
Gelet op het voorgaande dient de vergoeding van immateriële schade berekend te
worden tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding
In verband met deze wijzigingen wijzigt ook component p (aanvullende vergoeding 1%
van subtotaal).
Zorgvuldigheid- en motiveringsbeginsel
Aangezien de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV niet in stand kan
blijven, zoals volgt uit het voorgaande, staat vast dat de totstandkoming van deze
beschikking onvoldoende zorgvuldig is geweest en de motivering bij beslissing op
bezwaar moet worden verbeterd.
Toegezegde herbeoordeling toeslagjaren 2013 en 2014
Belanghebbende heeft ter zitting verzocht om een herbeoordeling van de toeslagjaren
2013 en 2014. De Commissie neemt met instemming kennis van de toezegging van
UHT, gedaan ter zitting, om deze jaren voor te leggen aan de persoonlijke
zaakbehandelaar met het verzoek om ze te laten herbeoordelen. Indien de toegezegde
herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigende beschikking, dan
staat de mogelijkheid open dat zij hiertegen een rechtsmiddel instelt. De Commissie kan nu het haar in deze bezwaarprocedure aan dossierstukken ontbreekt niet met
betrekking tot deze toeslagjaren adviseren.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, en de
Commissie adviseert tot herroeping van de beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV,
adviseert de Commissie UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te
vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van een procespunt (indienen van een bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).
Conclusie
De Commissie adviseert UHT:
- het bezwaar tegen de beschikking van 22 december 2022 met kenmerk
UHT-O OGS B ongegrond te verklaren;
- het bezwaar tegen de beschikking van 27 december 2022 met kenmerk
UHT-DCH ZV gedeeltelijk gegrond te verklaren en deze beschikking te
herroepen;
- de rente over gemiste KOT aan te passen zoals weergegeven in haar
schriftelijke reactie;
- de vergoeding van immateriële schade te berekenen tot de datum van de
beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het
compensatiebedrag aan te passen;
- te bewerkstelligen dat de jaren 2013 en 2014 alsnog worden beoordeeld
om vast te stellen of voor die jaren aanspraak bestaat op compensatie of
tegemoetkoming;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter