Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11419

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 12 december 2022 met kenmerk UHT-O OGS B
15 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH

Ontvangst bezwaarschrift: 17 januari 2023 en 15 maart 2023

Hoorzitting: 19 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 9 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie Hersteloperatie Toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om de beschikking van 15 februari 2023 met
kenmerk UHT-DCH alsmede de beschikking van 12 december 2022 met kenmerk
UHT-O OGS B te herroepen.

Onderwerp van advies

De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen (definitieve) beschikking van 12 december 2022 met kenmerk UHT-O OGS B en de beschikking van 15 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH (hierna samen: de bestreden beschikkingen).

Aan belanghebbende is compensatie ad € 29.003,- op grond van de Wht toegekend
omdat er in de berekeningsjaren 2008 en 2011 fouten zijn gemaakt. Voor de jaren 2010 en 2012 heeft UHT geoordeeld dat er geen sprake is van vooringenomenheid of
hardheid maar wel een tegemoetkoming van € 2.402,- toegekend op basis van een
onterechte kwalificatie van opzet/ grove schuld.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 28 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
    de KOT over de jaren 2008 en later.
  • Bij beschikking van 12 december 2022 met kenmerk UHT-O OGS B heeft UHT
    voor de jaren 2010 en 2012 een tegemoetkoming toegewezen.
  • Bij beschikking van 15 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH voor de jaren 2008
    en 2011 heeft UHT een compensatie toegekend.
  • Bij brieven, ontvangen op 17 januari 2023 en 15 maart 2023, heeft
    belanghebbende bezwaarschriften ingediend tegen de bestreden beschikkingen.
  • Bij schriftelijke reactie van 31 januari 2024, heeft UHT gereageerd op de
    bezwaren van belanghebbende.
  • Bij brief van 12 juni 2024 heeft belanghebbende aanvullende gronden ingediend.
  • Op 19 juni 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op de hoorzitting van 19 juni 2024 heeft de Commissie afspraken gemaakt met
    UHT en belanghebbende over het nader verstrekken van informatie en stukken.
  • Op 7 augustus 2024 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie met producties
    ingediend.
  • Op 2 september 2024 heeft de Commissie de nadere schriftelijke reactie inclusief
    producties 79 – 84 aan belanghebbende gestuurd.
  • Bij brief van 9 september 2024 heeft belanghebbende nader gereageerd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [commissielid], [commissielid] en [commissielid].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Compensatie berekeningsjaar 2008
Belanghebbende voert aan dat zij ten onrechte alleen voor de maanden juli tot en met
december 2008 gecompenseerd is. Het kind van belanghebbende heeft ook opvang
genoten in de maanden januari tot en met juni 2008. Dit blijkt uit een factuur voor de
maand mei 2008 en uit gegevens in de tijdlijn van het informatie- en
beoordelingsformulier. Belanghebbende heeft meerdere keren bewijsstukken
aangeleverd.

UHT stelt zich in haar aanvullende reactie van 7 augustus 2024 op het standpunt dat
belanghebbende ook voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2008 recht
heeft op compensatie op basis van hardheid. De Commissie vindt het standpunt van UHT begrijpelijk en adviseert om ook voor de voornoemde periode compensatie toe te
kennen.

Component f compensatieberekening 2008
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het bedrag bij component f (‘Af: Verschil met
laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag’) maximaal € 5.294,- mag bedragen (artikel 2.3, eerste lid, Wht). In haar aanvullende reactie van 7 augustus 2024 heeft UHT het standpunt ingenomen dat na de verlaging van de KOT bij beschikking van 20 juni 2013 een bedrag aan KOT aan belanghebbende is toegekend. Ook is toeslagrente ter hoogte van € 551,- uitgekeerd (productie 29, 71 en 82). Totaal betreft dit bedrag € 5.849,-. Op basis van de Wht mag UHT het bedrag aan alsnog toegekende KOT in mindering brengen op het bedrag van de totale compensatie. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan het bedrag dat bij belanghebbende is teruggevorderd. Het bedrag aan KOT dat belanghebbende heeft ontvangen is hoger dan het bedrag dat is teruggevorderd. Om deze reden is het bedrag van de uitbetaalde KOT begrensd tot € 5.294,-. Het bedrag dat belanghebbende voor 2008 aan toeslagrente heeft ontvangen (€ 551,-) wordt hierbij opgeteld. Dit bedrag mag UHT in mindering brengen op het compensatiebedrag. De Commissie overweegt dat zij de redenatie van UHT begrijpelijk vindt en zij het met haar standpunt eens is.

Component m compensatieberekening 2008
Belanghebbende heeft een vergoeding gehad van 1 procespunt voor de juridische kosten van de beroepsprocedure die zij in 2008 heeft gevoerd. Zij heeft aangevoerd bij nadere schriftelijke reactie van 9 september 2024 dat het bedrag bij component m (‘Bij: vergoeding juridische hulp’) gewijzigd dient te worden omdat belanghebbende juridische bijstand heeft gehad voor de procedures in beroep (2 punten) en hoger beroep (2 punten). Totaal betreffen dit 4 procespunten. UHT is het met belanghebbende eens dat zij bijstand heeft gehad in de procedures in beroep en hoger beroep, maar kent voor iedere procedure 1 procespunt toe (totaal 2 punten) en geen procespunt voor het bijwonen van de hoorzittingen. De Commissie overweegt dat uit het dossier (productie 24) blijkt dat belanghebbende bijgestaan is door haar gemachtigde bij de mondelinge behandeling van het beroep door de rechtbank. Deze gemachtigde heeft belanghebbende ook bijgestaan bij het instellen van hoger beroep. De Commissie acht het aannemelijk dat voor de procedure in hoger beroep ook een hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat belanghebbende hierbij ook is bijgestaan door voormelde gemachtigde. De Commissie adviseert UHT om -in afwijking van haar standpunt- eveneens compensatie toe te kennen voor de hoorzittingen bij de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Totaal betreft het dan 4 procespunten met een wegingsfactor 2.

Berekeningsjaar 2012
Belanghebbende voert aan dat zij voor het jaar 2012 ten onrechte geen compensatie
heeft ontvangen. Haar kinderen hebben opvang genoten en zij heeft gewerkt. In haar
reactie stelt UHT dat de neerwaartse correctie van de KOT voor het jaar 2012 gebaseerd is op de inhoud van het door belanghebbende aan B/T verstrekte antwoordformulier (met het jaaroverzicht 2012) en de gegevens uit de KOI-viewer (productie 54 en 76). Hieruit blijkt dat er opvang is genoten voor de periode 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012. Omdat belanghebbende een hoger toetsingsinkomen had dan waarvan bij de berekening van de voorschotbedragen was uitgegaan, werd de KOT neerwaarts bijgesteld. Dit is een reguliere wijziging. Van vooringenomenheid of hardheid is voor dit jaar geen sprake geweest. De Commissie vindt het standpunt van UHT begrijpelijk.

Rentevergoeding gemiste KOT
UHT stelt dat er een onjuiste startdatum voor de berekening van de rentevergoeding is
gehanteerd. De berekening voor de vergoeding over rente voor gemiste KOT
(component o in de compensatieberekening) is ten onrechte berekend met de startdatum 11 januari 2013 (2008) en 25 januari 2013 (2011) tot en met de einddatum 15 februari 2023 (primaire beschikking). Voor het berekeningsjaar 2008 dient de startdatum 1 juli 2009 te zijn en voor het berekeningsjaar 2011 dient de startdatum 1 juli 2012 te zijn (productie 77 en 78). De Commissie acht het standpunt van UHT navolgbaar (art. 2.3 lid 7 Wht en art. 27 lid 2 Awir, waarin staat dat de rente berekend moet worden vanaf 1 juli van het jaar, volgend op het berekeningsjaar). Omdat de grondslag voor de vergoeding van compensatie voor 2008 wijzigt, adviseert de Commissie UHT om de rentevergoeding voor 2008 te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Vergoeding immateriële schade / aanvullende vergoeding
UHT geeft aan dat vergoeding van immateriële schade in component n van de
compensatieberekening is vastgesteld. Nu de bestreden beschikking niet langer in stand kan blijven, stelt UHT dat de einddatum van de periode voor de vergoeding van
immateriële schade niet gelijk is aan de datum van de compensatiebeschikking. De
einddatum is de datum van de beslissing op bezwaar. In dit verband zal de aanvullende
vergoeding van 1% over het subtotaal automatisch worden bijgesteld. De Commissie is het eens met het standpunt van UHT.

Nieuwe compensatieberekening
De Commissie adviseert UHT om bij haar beslissing op bezwaar een nieuwe
compensatieberekening met een duidelijke toelichting aan belanghebbende te
verstrekken.

Beschikking UHT-O OGS B
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de toegekende tegemoetkoming O/GS te laag is. De tegemoetkoming van 30% is berekend over de bedragen van de terugvordering:
€ 3.135,- respectievelijk € 4.870,-. Belanghebbende is van mening dat de betaalde rente over deze terugvordering ook bij de berekening moet worden betrokken. Het gaat om een bedrag ad € 322,- en € 300,17 waarover ook 30% tegemoetkoming zou moeten worden berekend. UHT heeft in haar aanvullende reactie van het standpunt ingenomen dat de tegemoetkoming O/GS berekend dient te worden over het bedrag
kinderopvangtoeslag dat terugbetaald moest worden door belanghebbende, vermeerderd met in rekening gebrachte rente. De tegemoetkoming O/GS over de jaren 2010 en 2012 is onjuist berekend en zal in de beslissing op bezwaar worden herrekend (productie 9, 69 en 70). De Commissie overweegt dat uit artikel 2.6 lid 2 Wht volgt dat de O/GS-tegemoetkoming 30 procent bedraagt van het bedrag van de terugvordering. De Commissie acht het standpunt van UHT daarom navolgbaar en neemt met instemming kennis van de aanpassing op de berekening.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie adviseert tot herroeping van de bestreden beschikking, adviseert de
Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden.
Belanghebbende heeft twee bezwaarschriften ingediend. Op basis van artikel 3 van het
Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwt de commissie deze bezwaren als
samenhangende zaken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschriften en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in
eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:

  • de beschikking van 12 december 2022 met kenmerk UHT-DCH te herroepen;
  • compensatie toe te kennen voor het gehele berekeningsjaar 2008;
  • component m van de compensatieberekening voor 2008 te wijzigen en totaal 4
    procespunten toe te kennen met een wegingsfactor 2;
  • de rentevergoeding over gemiste KOT voor 2008 (component o) te berekenen
    met als startdatum 1 juli 2009 tot aan de dagtekening van de beslissing op
    bezwaar en de rentevergoeding over gemiste KOT voor 2011 (component o) te
    berekenen met als startdatum 1 juli 2012 tot aan de dagtekening van de primaire
    beslissing;
  • de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade (component n) vast te
    stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding (1% van subtotaal) opnieuw te berekenen;
  • in haar beslissing op bezwaar een nieuwe compensatieberekening op te nemen
    met een duidelijke toelichting;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van twee procespunten
    tegen het hoogste tarief;
  • de beschikking van 15 februari 2023 met kenmerk UHT-O OGS B te herroepen en
    een aanvullende tegemoetkoming toe te kennen, zoals in dit advies wordt
    overwogen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter