BAC 2023-11414
Publicatiedatum 10-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 16 januari 2023 (UHT-DCHA)
Ontvangst bezwaarschrift: 16 januari 2023
Hoorzitting: 25 juni 2024
Overdracht advies aan UHT: 23 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie het
verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
Onderwerp van advies
Door gemachtigde is namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 16 januari 2023 met kenmerk UHT-DCHA (hierna: de bestreden beschikking).
In de bestreden beschikking is door UHT vastgesteld dat belanghebbende geen recht
heeft op een compensatie voor de toeslagjaren 2005 tot 2019.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag
(hierna: KOT). - Op 19 december 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) geoordeeld in
haar advies dat de compensatieregeling en hardheidscompensatie niet van
toepassing zijn op de toeslagjaren 2007 en volgende. Belanghebbende heeft evident
geen recht op KOT, omdat niet is gebleken dat belanghebbende ooit een aanvraag
heeft ingediend voor de KOT. - Bij beschikking van 16 januari 2023 heeft UHT vastgesteld dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor toeslagjaren 2005 tot 2019. Ter motivering verwijst UHT naar voornoemd advies van CvW.
- Op 16 januari 2023 heeft gemachtigde een bezwaarschrift tegen deze beschikking
ingediend. Deze is op 16 januari 2023 door UHT ontvangen. - Op 15 november 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 24 juni 2024 heeft gemachtigde aanvullende stukken per mail verzonden ten
behoeve van de hoorzitting. - Op 25 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit
advies gevoegd. - Op 3 juli 2024 heeft UHT naar aanleiding van het verhandelde ter hoorzitting een
aanvullende beschouwing opgesteld. - De Commissie bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat bij de voorbereiding en totstandkoming van de bestreden
beslissing niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen. Daarnaast is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd, aldus belanghebbende.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt, zoals is verwoord in de
schriftelijke reactie, ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid
van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van mening dat met het indienen van het schriftelijke verweer, de nadere toelichting en de verwijzing van naar het advies van CvW het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Aanvraag KOT
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie af te wijzen.
Op grond van artikel 2.1 lid 1 Wht wordt alleen compensatie toegekend aan de aanvrager van KOT. UHT heeft het verzoek om compensatie of tegemoetkoming van
belanghebbende afgewezen omdat uit alle beschikbare informatie niet is gebleken dat
belanghebbende KOT heeft aangevraagd. De Commissie acht het standpunt van UHT
navolgbaar. De Commissie overweegt dat, gelet op alle stukken en het verhandelde ter
hoorzitting, onvoldoende aannemelijk is geworden dat belanghebbende KOT bij B/T heeft aangevraagd. Hierbij neemt de Commissie ook de aanvullende beschouwing van UHT in aanmerking en de verklaring van belanghebbende dat zij geen stukken meer in haar bezit heeft om haar stellingen te onderbouwen.
Daarnaast overweegt de Commissie dat de vaststelling van een KOT-aanvraag niet
automatisch betekent dat ook sprake is van vooringenomenheid of hardheid, waardoor belanghebbende recht heeft op compensatie op grond van deze herstelmaatregel; hier is meer voor nodig. Bovendien staat niet ter discussie dat er nooit KOT is uitbetaald aan belanghebbende.
Gelet op voorgaande overwegingen ziet de Commissie in het bezwaar geen aanleiding om het advies van CvW en de daarop gebaseerde beslissing van UHT onjuist te achten. De Commissie adviseert daarom om het bezwaar van belanghebbende ongegrond te
verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren naar het oordeel van de Commissie ongegrond zijn, heeft
belanghebbende geen recht op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De
Commissie adviseert het verzoek voor een proceskostenvergoeding af te wijzen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter