BAC 2023-11383
Publicatiedatum 25-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 december 2022 met kenmerk UHT-DCHA
Overdracht advies aan UHT: 27 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2012, 2013, 2014,
2017, 2018 en 2019.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 25 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 en 2013. Na overleg met gemachtigde heeft UHT ook de toeslagjaren 2014, 2017, 2018 en 2019 meegenomen in de beoordeling.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 23 november 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de jaren 2012 tot en met 2014 en 2017 tot en met
2019 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid bij
de uitvoering. - UHT heeft bij de bestreden beschikking van 7 december 2022 met kenmerk UHT-DCHA aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor de jaren 2012 tot
en met 2014 en 2017 tot en met 2019. - Gemachtigde heeft bij brief van 11 januari 2023, ingekomen op 19 januari 2023,
tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. De gronden zijn per e-mail
van 11 november 2024 aangevuld met het verzoek het bezwaar op de stukken af
te doen. - UHT heeft op 14 juni 2024 en 13 november 2024 schriftelijk gereageerd op de
bezwaarschriften.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Procedurele bezwaren
Belanghebbende stelt dat zij niet over het overzicht beschikt om alle betalingen die de
Belastingdienst/Toeslagen aan haar heeft gedaan en de stukken die ten grondslag liggen aan de terugvorderingen na te gaan.
De Commissie overweegt dat belanghebbende op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb
inzagerecht in haar dossier heeft en voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie
recht heeft op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
UHT heeft gedurende de bezwaarprocedure een uitgebreid bezwaardossier met
aanvullende producties waaronder LIC-overzichten over toeslagjaren 2012 tot en met
2014 en 2017 tot en met 2019 met belanghebbende en de Commissie gedeeld
(producties 48 tot en met 58). Het komt de Commissie daarmee voor dat
belanghebbende kan beschikken over de op haar zaak betrekking hebbende stukken.
Beoordeling afwijzing toeslagjaren 2012, 2013, 2014, 2017 tot en met 2019
De Commissie acht niet aannemelijk dat over de toeslagjaren 2012, 2013, 2014 en 2017 tot en met 2019 sprake is geweest van vooringenomenheid dan wel hardheid bij de uitvoering. Uit het dossier volgt dat de bijstellingen over deze toeslagjaren steeds zijn gebaseerd op wijzigingen en gegevens afkomstig van belanghebbende zelf. Correcties van het toetsingsinkomen volgen uit de aangiften inkomstenbelasting van
belanghebbende. Onder deze omstandigheden is geen sprake van vooringenomen
handelen van de Belastingdienst/Toeslagen tegenover belanghebbende.
Verder kan belanghebbende voor het toeslagjaar 2014 geen aanspraak maken op
hardheidscompensatie. Van uitbetalingen aan de kinderopvanginstelling die bij
belanghebbende zijn teruggevorderd is geen sprake.
De bezwaargrond dat over meerdere toeslagjaren moet worden bezien of de
hardheidsgrens van € 1.500,- is overschreden, treft dan ook geen doel.
O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming. UHT zegt geen stukken te hebben aangetroffen, waaruit volgt dat belanghebbende een betalingsregeling is geweigerd (productie 58). Belanghebbende heeft geen O/GS-registratie (productie 58).
De Commissie constateert dat belanghebbende wel een betalingsregeling heeft kunnen afspreken met Belastingdienst/Toeslagen. Uit het LIC-overzicht 2014 blijkt dat
belanghebbende achtereenvolgend een bedrag van € 70,- heeft betaald (productie 50). Er is geen aanleiding om een O/GS-tegemoetkoming aan belanghebbende toe te kennen.
Geen vooraankondiging en zienswijze
UHT heeft belanghebbende geen vooraankondiging tot afwijzing van compensatie
toegezonden en haar niet in de gelegenheid gesteld vóór het definitief worden van de
afwijzingsbeschikking een zienswijze in te dienen. Belanghebbende heeft hiertegen
bezwaar gemaakt.
Artikel 6.7 lid 1 Wht schrijft deze vooraankondiging en mogelijkheid een zienswijze in te dienen voor. Tot 15 juli 2023 gold deze regel echter niet voor gevallen waarin UHT
voornemens was tot afwijzing over te gaan. Het voorschrift kan niet met terugwerkende kracht worden gehanteerd voor beschikkingen die vóór 15 juli 2023 tot stand zijn gekomen. Het bezwaaronderdeel slaagt niet.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor
herroeping van het bij bezwaar bestreden besluit. De Commissie ziet, gelet op het
bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om UHT te adviseren een
proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaar ongegrond te verklaren en geen
proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter