BAC 2023-11381
Publicatiedatum 25-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 12 december 2022 met kenmerk UHT-DCH
Hoorzitting: 16 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 28 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan
te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 10.063,- voor de maanden januari tot en met mei 2011 en voor 2012 voor de opgelegde bestuurlijke boete van € 344,-. Geen compensatie is toegekend voor de jaren 2010, juni tot en met december 2011, 2012 en 2013.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 27 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het jaar 2012. UHT heeft besloten om ook de jaren 2010, 2011 en 2013 te herbeoordelen.
- UHT heeft aan belanghebbende meegedeeld dat zij wel in aanmerking komt voor
een betaling van € 30.000,-. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 27 oktober 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de jaren 2010 en 2013 geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. Voor de
maanden juni tot en met december 2011 en het jaar 2012 bestond evident geen
recht op KOT. - UHT heeft bij de bestreden beschikking van 12 december 2022 met kenmerk UHT-DCH aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor de jaren 2010, juni
tot en met december 2011, 2012 en 2013 en wel een compensatie toegekend
voor een bedrag van € 10.063,- voor de periode januari tot en met mei 2011 en
voor de boete ten aanzien van 2012. - Gemachtigde heeft bij brief van 11 januari 2023, ingekomen op 11 januari 2023,
tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft bij beschouwing gedateerd 29 maart 2024 schriftelijk gereageerd op
het bezwaarschrift. - Bij aanvullende beschouwing gedateerd 15 oktober 2024 heeft UHT nader
gereageerd. - Op 16 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 19 en 21 oktober
2024 een aanvullende beschouwing ingediend. Belanghebbende heeft daar op
22 oktober 2024 op gereageerd. Vervolgens heeft UHT op 23 oktober 2024 een
nadere aanvullende beschouwing ingediend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Alsnog compensatie over de toeslagjaren 2011, 2012 en 2013
De Commissie stelt vast dat UHT van standpunt is veranderd; belanghebbende komt
alsnog in aanmerking voor compensatie over het gehele toeslagjaar 2011, dus ook voor de periode juni tot en met december, en voor de toeslagjaren 2012 en 2013, op basis van de hardheidsregeling; de situatie KOT naar KOI.
Gemachtigde heeft met instemming kennis genomen van dit gewijzigde standpunt en ook de Commissie neemt hiervan met instemming kennis.
UHT heeft bij beschouwing van 19 oktober 2024 een nieuwe compensatieberekening
toegezonden waarin de compensatie voor de jaren 2011, 2012 en 2013 is toegelicht.
Gemachtigde is het alleen niet eens met de berekening van het jaar 2013. Hij betoogt
dat component a voor het jaar 2013 vastgesteld dient te worden op € 12.172,- in plaats van € 2.703,- en component b op € 8.791,- in plaats van € 0,-.
UHT stelt dat het bij een compensatie op grond van hardheid gaat om het bedrag dat is uitbetaald aan de kinderopvanginstelling en is terugbetaald door belanghebbende. Uit het LIC-overzicht van 2013 (productie 41) blijkt dat bij belanghebbende een bedrag is teruggevorderd van € 8.791,-. Van dit bedrag is € 6.088,- afgeboekt omdat dit KOT
betrof over het jaar 2013 die nog niet was uitbetaald. Het verschil tussen voornoemde
bedragen is € 2.703,-. Dit is het bedrag dat belanghebbende heeft moeten terugbetalen en als uitgangspunt is genomen onder component a.
De Commissie overweegt als volgt.
Artikel 2.3 lid 1 Wht bepaalt dat als uitgangspunt voor onderdeel a het bedrag genomen dient te worden dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil. Het bedrag dat van belanghebbende is teruggevorderd bedraagt € 8.791,- minus de afboeking van € 6.088,- = € 2.703,-. De bedragen onder component a en b voor toeslagjaar 2013 zijn naar de Commissie meent daarom juist vastgesteld op € 2.703,- en € 0,-.
De Commissie zal UHT daarom adviseren de compensatieberekening aan te passen als
opgenomen in de Bijlage compensatieberekening van de aanvullende beschouwing van 19 oktober 2024.
Betaling KOT 2013 aan deurwaarder
De Commissie heeft de behandelend ambtenaar van UHT op de hoorzitting verzocht om na te gaan waarom de KOT in toeslagjaar 2013 is uitbetaald aan deurwaarderskantoor Maas Delta (productie 41).
UHT heeft bij aanvullende beschouwing van 23 oktober 2024 meegedeeld dat in de ter
beschikking staande systemen geen informatie te vinden is die een antwoord op deze
vraag kan geven.
Nu de betalingen aan het deurwaarderskantoor geen effect hebben op de te ontvangen compensatie over 2013, kan de commissie op dit punt niet adviseren.
Ten aanzien van de overige bezwaargronden van belanghebbende overweegt de
Commissie als volgt.
Ontbrekende stukken – ‘’equality of arms’’ (artikel 6 EVRM)
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van
equality of arms. In haar ogen wordt zij in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en/of een volledig bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie van 29 maart
2024 met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen
en/of verrekeningen toeslagen” van het Landelijk Incasso Centrum, de LIC-overzichten,
is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende
kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Het bezwaar treft daarom geen doel.
Beslagvrije voet
Belanghebbende voert aan dat zij in aanmerking komt voor een compensatie van de
schade die zij heeft geleden als gevolg van de verrekeningen van de terugvordering over de jaren 2010 tot en met 2013 met de nadien toegekende toeslagen (waaronder de toegekende KOT). De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij deze verrekeningen geen
rekening gehouden met de beslagvrije voet.
Nu over de toeslagjaren 2011, 2012 en 2013 alsnog compensatie is toegekend, behoeft deze grond voor wat betreft deze jaren geen bespreking.
Ten aanzien van toeslagjaar 2010 stelt de Commissie vast dat er geen verrekeningen ten nadele van belanghebbende hebben plaatsgevonden blijkens het LIC-overzicht (productie 38).
Proceskostenvergoeding
Nu het primaire besluit naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen,
adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van
rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen
hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie
daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gegrond te verklaren, het
bestreden besluit te herroepen en om:
- de compensatieberekening aan te passen als opgenomen in de Bijlage compensatieberekening van de aanvullende beschouwing gedateerd 19 oktober 2024;
- een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste
tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter