Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11347

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 29 november 2022 (UHT-DCH)

Hoorzitting: 27 september 2024

Overdracht advies aan UHT: 18 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding voor de
proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag van 29 november 2022 met het kenmerk UHT-DCH.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor de jaren 2010, 2011 en 2014 en geen compensatie
toegekend voor de jaren 2013 en 2015.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2010, 2011, 2013, 2014 en
    2015.
  • Bij brief van 30 april 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij, in het
    kader van de eerste toets, (nog) niet in aanmerking komt voor een betaling van
    € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 15 november 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de jaren 2013 en 2015 geen sprake is geweest van
    institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • Bij brief van 14 december 2021 heeft de UHT aan belanghebbende een
    vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden.
    Daarbij is voor de toeslagjaren 2010, 2011 en 2014 een bedrag van € 30.000,-
    aan compensatie toegekend.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking van 29 november 2022 met kenmerk
    UHT-DCH aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van
    € 28.845,- voor de toeslagjaren 2010, 2011 en 2014. Omdat belanghebbende al
    het minimumbedrag van € 30.000,- heeft ontvangen, volgt geen nabetaling.
  • Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 9 januari 2023 een
    bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 25 september 2023 aangevuld.
  • UHT heeft op 29 maart 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 27 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting
    is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [commissieleden].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor
de jaren 2010, 2011 en 2014 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede
gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om
compensatie voor de jaren 2013 en 2015 af te wijzen.

De Commissie stelt vast dat de gemachtigde namens belanghebbende ter gelegenheid
van de hoorzitting heeft aangegeven kennis te hebben genomen van de beschouwing
van UHT en dat hij kan instemmen met de inhoud daarvan.
Dat betekent dat de bezwaargronden die in de beschouwing door UHT (gemotiveerd)
zijn weersproken thans geen afzonderlijke bespreking meer behoeven. De Commissie
adviseert UHT de gronden van bezwaar ongegrond te verklaren, zulks met uitzondering van de navolgende geschilpunten waarop de Commissie nader zal ingaan.

Toeslagjaren 2009 en 2012 niet herbeoordeeld
Belanghebbende meent dat de toeslagjaren 2009 en 2012 ten onrechte niet zijn
betrokken in de herbeoordeling. Om die reden verzoekt zij aan UHT om de jaren 2009
en 2012 te herbeoordelen. UHT heeft ter gelegenheid van de hoorzitting aangegeven dat het verzoek om herbeoordeling van het jaar 2012 inmiddels door UHT in behandeling is genomen. UHT heeft daarnaast toegezegd dat het verzoek om herbeoordeling van het jaar 2009 in behandeling zal worden genomen.

De Commissie overweegt dat het oorspronkelijke verzoek en de bestreden beschikking
de omvang van de onderhavige bezwaarprocedure bepalen. Gelet hierop ziet de
Commissie geen mogelijkheden om toeslagjaren 2009 en 2012 in haar advisering te
betrekken. De Commissie kan hierover pas een advies uitbrengen als UHT na
herbeoordeling van de jaren 2009 en 2012 een voor bezwaar vatbaar besluit heeft
genomen. De Commissie heeft met instemming kennis genomen van de toezegging van UHT, inhoudende dat het verzoek om herbeoordeling van het jaar 2012 in behandeling is genomen en dat het verzoek om herbeoordeling van het jaar 2009 in behandeling zal worden genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.

Compensatieberekening
UHT heeft in de beschouwing aangegeven dat de compensatieberekening op enkele
punten niet correct is geweest. Dat betreft de navolgende punten:

  • Het juiste bedrag aan invorderingskosten en -rente die belanghebbende heeft
    betaald over toeslagjaar 2014 (component i in de compensatieberekening) moet
    zijn € 321,- in plaats van € 30,-;
  • Er is een onjuiste start- en einddatum gehanteerd bij de berekening van de
    rentevergoeding over gemiste KOT (component o in de compensatieberekening).
    Het juiste bedrag moet zijn € 1.700,- in plaats van € 1.768,-. Evenwel, omdat dit
    in het nadeel van belanghebbende is, wordt dit bedrag niet aangepast;
  • Er is een onjuiste startdatum voor de berekening van de vergoeding van
    immateriële schade gehanteerd (component n in de compensatieberekening). De
    juiste startdatum moet zijn 3 februari 2012 in plaats van 1 juli 2011. Evenwel,
    aangezien laatstgenoemde startdatum in het voordeel van belanghebbende
    uitpakt, wordt de startdatum niet aangepast.

UHT acht het bezwaar op dit onderdeel deels gegrond en zal de compensatieberekening aanpassen in de beslissing op bezwaar. UHT heeft daarnaast aangegeven dat, overeenkomstig het beleid van UHT in zaken waarin het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum de datum van de beslissing op bezwaar zal worden gehanteerd. Tot slot zal door UHT ook de hoogte van de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal in de beslissing op bezwaar worden aangepast (component p in de compensatieberekening).

De Commissie adviseert UHT om aan de in de beschouwing gedane toezegging gevolg te geven, de compensatieberekening aan te passen conform de in de beschouwing
opgenomen toezeggingen en om bij haar beslissing op bezwaar een nieuwe
compensatieberekening aan belanghebbende te verstrekken.

Hoewel de Commissie adviseert om het bedrag van de al toegekende compensatie aan
te passen, zal dit slechts leiden tot een extra uitbetaling aan belanghebbende, indien en voor zover het totaal door belanghebbende te ontvangen bedrag het eerder uitgekeerde bedrag van € 30.000,- overschrijdt.

Proceskosten
Met betrekking tot een vergoeding van de proceskosten overweegt de Commissie het
navolgende. Gemachtigde heeft niet verzocht om een proceskostenvergoeding.
Aangezien belanghebbende op de hoorzitting is bijgestaan door een professionele
rechtsbijstandverlener en het bezwaar gedeeltelijk gegrond is, adviseert de Commissie
om belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Ingevolge artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden die kosten
alleen vergoed als het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het
bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Op grond van de op dit punt heersende
rechtspraak (zie bijvoorbeeld CRVB 9 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3140, JB
2021/25), is sprake van herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid van de Awb als
het primaire besluit wordt gewijzigd voor wat betreft het met dat besluit beoogde rechtsgevolg. De aanpassing van de compensatieberekening heeft wellicht niet tot
gevolg dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan compensatie dan de al eerder uitgekeerde € 30.000,-. De aanpassing van de compensatieberekening heeft wel tot gevolg dat het vertrekpunt voor een eventuele procedure over aanvullende
compensatie voor de werkelijke schade verandert. De Commissie is daarom, in lijn met
de genoemde rechtspraak en gelet op het systeem van de Wht, van mening dat er
sprake is van een wijziging die rechtsgevolg heeft. Daarom adviseert de Commissie aan
UHT om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te kennen.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op
een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen
hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste
vergoeding per procespunt toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren
    en om:

    • de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen
      en in zoverre te herroepen;
    • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
      te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste
      tarief.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter