BAC 2023-11215
Publicatiedatum 24-12-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluiten: 30 november 2021 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
en 8 februari 2022 met kenmerk UHT DC I
Hoorzitting: 1 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gericht tegen het besluit van 8 februari 2022 met kenmerk UHT DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Voorts adviseert de Commissie om de bezwaren gericht tegen de beschikkingen van 30 november 2021 met kenmerken UHT- DC-I A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Bezwaarschrift 1
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] op 1 januari 2023 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerk UHT DC I.
Bezwaarschrift 2
Het door gemachtigde op 29 augustus 2023 ingediende (aanvullend) bezwaarschrift is
gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen met kenmerken UHT-DC I A en UHT-DH5.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.000 voor het
jaar 2013 en geen compensatie toegekend voor het jaar 2014.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 27 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over het jaar 2013.
- UHT heeft bij beschikking van 30 november 2021 (UHT-VC- I) aan belanghebbende medegedeeld dat zij Kies een item.in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 25 oktober 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende het jaar 2014 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
- UHT heeft bij de bestreden beschikkingen van 30 november 2021 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor het jaar 2014.
- UHT heeft bij vooraankondiging van 30 november 2021 (UHT-VC I) aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.000.
- UHT heeft bij de bestreden beschikking van 8 februari 2022 met kenmerk UHT DC
I aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.000. - Gemachtigde heeft bij brief van 1 januari 2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
- Gemachtigde heeft bij brief van 29 augustus 2023 het bezwaarschrift aangevuld
en daarbij ook bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen UHT-DC I A en UHT-DH5
A. - UHT heeft op 10 juli 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift en de aanvullende gronden.
- Op 25 september 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend. Belanghebbende stelt dat zij voor het toeslagjaar 2014 wel tot de doelgroep
behoorde en legt een arbeidsovereenkomst over. - Op 1 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat bij het advies is gevoegd. - Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter] en [leden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende meent dat bij de voorbereiding en totstandkoming van de besluiten niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen.
De Commissie overweegt dat UHT de bestreden beslissingen inderdaad niet uitvoerig
heeft toegelicht, maar dat dit niet impliceert dat er van een gebrekkige motivering dan
wel onzorgvuldigheid sprake is.
De Commissie is van mening dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd. Op dit punt treft het bezwaar geen doel.
Ontbrekende stukken/dossier
Belanghebbende stelt dat het dossier onvolledig is. De Commissie volgt dit standpunt niet. De schriftelijke reactie en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn aan
gemachtigde toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking
hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit
onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Toeslagjaren 2007 tot en met 2012 niet beoordeeld
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is waarom de toeslagjaren 2007 tot en met 2012 niet zijn meegenomen in de herbeoordeling. In haar ogen had dit moeten gebeuren, omdat ook over deze jaren sprake was van KOT.
De Commissie acht het aannemelijk dat het verzoek om herbeoordeling, na overleg met de persoonlijk zaakbehandelaar, de jaren 2013 en 2014 betrof. In dat licht kan niet
worden geconcludeerd dat UHT thans ten onrechte nagelaten heeft de toeslagjaren 2007 tot en met 2012 in de herbeoordeling te betrekken en dat om die reden de bestreden beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A moeten worden herroepen.
Belanghebbende heeft echter in bezwaar aangevoerd dat de jaren 2007 tot en met 2012 alsnog beoordeeld dienen te worden. UHT heeft tijdens de hoorzitting toegezegd deze jaren alsnog te zullen herbeoordelen en belanghebbende hier nader over te berichten. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij tegen die beschikking een nieuw bezwaarschrift indienen.
Geen compensatie toeslagjaar 2014
De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT over het jaar 2014 sprake is geweest van
institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel als
bedoeld in de Wht. De (hoogte van de) terugvorderingen KOT zijn door UHT in de
schriftelijke reactie nader onderbouwd en deze komen voort uit reguliere wijzigingen. De bijstellingen zijn daarmee conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven, gelet op artikel 2.1, lid 1, onder b Wht, in beginsel geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming.
Voor zover belanghebbende zich beroept op het vertrouwensbeginsel, merkt de Commissie op dat van schending van dit beginsel geen sprake is. 2013 en 2014 zijn
afzonderlijk opnieuw beoordeeld en voor 2014 is voldoende toegelicht waarom niet kan worden gesproken van vooringenomen handelen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Compensatie toeslagjaar 2013
Volgens UHT is over het toeslagjaar 2013 wel sprake van vooringenomenheid. Op basis hiervan is aan belanghebbende compensatie toegekend. UHT verwijst voor de uitleg van de compensatieberekening naar de bijlage van het bestreden besluit, de (nadere) schriftelijke reactie en het informatie- en beoordelingsformulier.
UHT heeft aangegeven dat de periode waarover de rentevergoeding over gemiste KOT is berekend niet juist is. De Commissie adviseert UHT om de renteberekening in de
beslissing op bezwaar overeenkomstig haar eigen standpunt aan te passen. Ook de component immateriële schade en de vaste vergoeding van 1% dient te worden
aangepast aan de gewijzigde berekening.
Proceskostenvergoeding
De Commissie adviseert om (de componenten n, o en p) van de 'Berekening definitieve
beslissing compensatiebedrag kinderopvangtoeslag' aan te passen op de door UHT in
haar schriftelijke reactie aangegeven wijze. Aangezien het bestreden besluit daardoor
wordt herroepen, dient er een proceskostenvergoeding toegekend te worden.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en bijwonen
hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- het bezwaarschrift tegen de definitieve beschikking compensatie KOT (UHT-DC I)
gegrond te verklaren ten aanzien van de rente over gemiste KOT en alle,
ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen
met inachtneming van dit advies en de bezwaren voor het overige ongegrond te
verklaren; - het bezwaarschrift tegen de beschikkingen UHT-DC-I A en UHT-DH5 A ongegrond
te verklaren; - een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter