BAC 2023-00362
Publicatiedatum 23-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 23 februari 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 7 april 2021
Hoorzitting: 9 december 2022
Overdracht advies aan UHT: 6 februari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 23 februari 2021.
De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat bij de beoordeling van het
recht op kinderopvangtoeslag van belanghebbende in de jaren 2014 tot en met 2019
fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2014, 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019
een compensatie toegekend van in totaal € 84.915.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna ook: Whot) in
werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304)
verplaatst naar de Whot. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 23 februari 2021 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) teruggevorderde of niet-toegekende KOT (artikel 2.3 lid 1 Whot);
- vergoeding van de door B/T opgelegde bestuurlijke boete voor verzuim of vergrijp
(artikel 2.3 lid 2 Whot); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (artikel 2.3 lid 3 Whot);
- vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden (artikel 2.3 lid 4 Whot);
- vergoeding van de invorderingskosten, inclusief rente (artikel 2.3 lid 5 Whot);
- vergoeding van beroepsmatig verleende juridische hulp (artikel 2.3 lid 6 Whot);
- rentevergoeding over gemiste KOT (artikel 2.3 lid 7 Whot);
- extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag (artikel 2.3 lid 8 Whot).
Procesverloop
- Op 1 juli 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 tot en met 2013.
- Volgens het formulier beoordelingskader hersteldossier kot d.d. 13 oktober 2020 is in overleg met belanghebbende en de zaakbehandelaar besloten de jaren 2014 tot en met 2019 te beoordelen.
- Bij beschikking van 23 februari 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie
toegekend van € 84.915 voor de jaren 2014 tot en met 2019. - Tegen de beschikking van 23 februari 2021 heeft gemachtigde bij brief van 30 maart
2021, ontvangen door UHT op 7 april 2021, een bezwaarschrift ingediend. - Bij brief van 25 mei 2022, verzonden per email, heeft gemachtigde de gronden van
het bezwaar aangevuld. - UHT heeft op 20 juli 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de
belanghebbende. - Op 9 december 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. Het verslag daarvan is bij dit advies gevoegd. - Bij brief van 23 december 2022, verzonden per e-mail, heeft gemachtigde een nadere reactie ingediend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Herbeoordeling jaren 2010 tot en met 2013
Belanghebbende heeft in deze bezwaarprocedure aangevoerd dat ten onrechte de jaren 2010 tot en met 2013 niet zijn herbeoordeeld. UHT zegt daarover dat in overleg met belanghebbende en haar persoonlijk zaakbehandelaar bij de start van de herbeoordeling is afgesproken dat de jaren 2010 tot en met 2013 niet opnieuw beoordeeld hoeven te worden. UHT verwijst naar het formulier beoordelingskader hersteldossier kot dat deel uitmaakt van het dossier. Bij mail van 31 augustus 2021 aan gemachtigde heeft UHT bevestigd dat dit verzoek alsnog in behandeling is genomen.
De beschikking die in deze bezwaarprocedure aan de orde is, ziet alleen op de
herbeoordeling over de jaren 2014 tot en met 2019. De Commissie kan pas een advies
uitbrengen over de herbeoordeling voor de jaren 2010 tot en met 2013, als UHT na
herbeoordeling van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking bij UHT een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
De omstandigheid dat de jaren 2010 tot en met 2013 niet in de herbeoordeling zijn
betrokken, leidt, mede gezien de toelichting door UHT, niet tot de conclusie dat de
bestreden beschikking onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Onderdeel d van de compensatieberekening
Belanghebbende heeft aangevoerd dat ten aanzien van de jaren 2014, 2017 en 2018 de bedragen die in de compensatieberekening onder d zijn opgenomen niet overeenkomen met de werkelijke bedragen van de laatst vastgestelde beschikkingen
kinderopvangtoeslag. UHT heeft in haar schriftelijke reactie uiteengezet dat het bedrag
onder d tot stand komt doordat bij het bedrag van de beschikking het bedrag van de bij de laatst vastgestelde beschikking vergoede heffingsrente wordt opgeteld. UHT heeft voor elk van de door belanghebbende genoemde jaren de berekening gedetailleerd toegelicht. De Commissie concludeert dat de bedragen onder d van de
compensatieberekening over de jaren 2014, 2017 en 2018 correct berekend zijn.
Immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriele schade uit de Wet hersteloperatie toeslagen is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren in de (lange) tijd die is verstreken vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit. De compensatie bedraagt € 500 voor ieder halfjaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie.
De Commissie begrijpt uit het bezwaar van belanghebbende dat zij meent dat haar
werkelijke immateriële schade hoger is dan de forfaitaire vergoeding. Een verzoek tot
toekenning van aanvullende immateriële schade kan worden ingediend bij UHT nadat de definitieve compensatiebeschikking is afgegeven. Daarover adviseert de Commissie
Werkelijke Schade. Belanghebbende heeft reeds een verzoek tot het toekennen van
aanvullende werkelijke schade ingediend. Indien de beoordeling van het verzoek om
toekenning van aanvullende schade niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking bij UHT een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
De Commissie kan daarover in deze procedure dan ook geen advies uitbrengen. Om
diezelfde reden kan de Commissie in deze procedure geen advies geven over het verzoek van belanghebbende om een onafhankelijke schade-expert te benoemen.
Wat betreft de periode waarover de forfaitaire vergoeding is berekend, geldt dat deze
overeenkomstig artikel 2.3 lid 4 van de Wet hersteloperatie toeslagen berekend dient te worden vanaf de eerste neerwaartse correctiebeschikking tot aan de definitieve
compensatiebeschikking.
Zoals UHT stelt en uit het dossier blijkt, is de eerste neerwaartse correctie van 6 mei
2015 en UHT heeft conform de wettelijke regeling deze datum als startdatum van de
periode genomen. Belanghebbende heeft betoogd dat de periode van stress, ongemak en onzekerheid bij haar is begonnen door de brief van de belastingdienst van 10 maart 2014 en dat om die reden deze datum als startdatum voor de te berekenen periode gehanteerd moet worden. Ook stelt zij dat de einddatum gesteld moet worden op de datum van de beslissing op bezwaar. Nu de begin- en einddatum van de periode waarover de forfaitaire vergoeding wordt berekend inmiddels in de wet is vastgelegd, kan dit betoog niet slagen.
De Commissie wijst er ten overvloede op dat de Belastingdienst verplicht was om
controles te doen naar de naleving van de wettelijke regels voor de toepassing van de
KOT en in het kader daarvan gegevens kon opvragen. De brief van 10 maart 2014 was
een gebruikelijk verzoek tot het verstrekken van informatie. Dat daarin ook werd
meegedeeld dat bij het uitblijven van de gevraagde gegevens de kot stopgezet zou
kunnen worden, maakt dat niet anders. Uit het dossier blijkt dat belanghebbende direct na deze brief de gevraagde stukken heeft opgestuurd en dat op 22 april 2014 middels een voorschotbeschikking 2014 een bedrag van € 29.368 werd toegekend.
Conclusie
De Commissie concludeert dat de bezwaren ongegrond zijn. Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- te bespoedigen dat de herbeoordeling over de jaren 2010 tot en met 2013 snel
plaatsvindt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter