BAC 2022-9542
Publicatiedatum 15-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I en 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 5 augustus 2022
Hoorzitting: 28 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 26 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak deels gegrond te verklaren en het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De door de gemachtigde, namens de belanghebbende, ingediende bezwaarschriften van 5 augustus 2022 zijn gericht tegen respectievelijk de door UHT genomen beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 7 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC I), alsmede tegen de Beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I aan de belanghebbende een definitieve compensatie van € 23.709 toegekend voor het toeslagjaar 2015 en de maanden januari tot en met augustus van 2016. Omdat het definitieve bedrag lager is dan het reeds toegekende voorschot van € 30.000, krijgt de belanghebbende geen aanvullend bedrag. Bij beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT de belanghebbende tevens bericht dat zij geen compensatie krijgt voor de maanden september tot en met december 2016.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Op grond van de artikelen 9.2 en 8.6 Wht worden de in dit geval bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 Wht.
Procesverloop
- De belanghebbende heeft op 2 februari 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2015 en 2016.
- Bij beschikking van 26 mei 2021 (kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT de belanghebbende bericht dat zij op basis van de eerste toets het forfaitaire bedrag van € 30.000 krijgt.
- Bij beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT de belanghebbende een definitieve compensatie van € 23.709 toegekend voor het toeslagjaar 2015 en de maanden januari tot en met augustus van 2016.
- Omdat het definitieve bedrag lager is dan het reeds toegekende compensatiebedrag van € 30.000, krijgt de belanghebbende geen aanvullend bedrag.
- Bij beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT de belanghebbende geïnformeerd dat zij geen compensatie krijgt voor de maanden september tot en met december 2016. UHT verwijst daarbij naar punt 3.1 van het oordeel van de Commissie van Wijzen d.d. 25 mei 2022:
“3.1. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat van september tot en met december 2016 opvang heeft plaatsgevonden bij een geregistreerde kinderopvanginstelling. Dit komt overeen met de verklaring namens de belanghebbende dat vanaf september 2016 geen opvang is genoten. Voor de maanden september tot en met december van het toeslagjaar 2016 bestond dus evident geen recht op kinderopvangtoeslag. De compensatieregeling en de hardheidscompensatie zijn daarom niet van toepassing voor die maanden.” - Bij brief van 5 augustus 2022 maakt de gemachtigde namens de belanghebbende bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I.
- Bij brief van 5 augustus 2022 maakt de gemachtigde namens de belanghebbende bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A.
- Bij brieven van 15 en 17 augustus 2022 bevestigt UHT de ontvangst van de namens de belanghebbende ingediende bezwaren.
- Op 27 februari 2023 reageert UHT schriftelijk op de bezwaargronden van de belanghebbende.
- Op 28 september 2023 heeft ter behandeling van het bezwaarschrift van de belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit een fungerend voorzitter en twee leden, heeft het bezwaar behandeld.
- Op 10 oktober 2023 heeft UHT naar aanleiding van de hoorzitting een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd over toeslagjaar 2016.
- Op 12 oktober 2023 heeft de gemachtigde de Commissie bericht hierop geen verdere inhoudelijke reactie te hebben.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Juistheid en hoogte compensatieberekening
In bezwaar is aangegeven dat de gemachtigde de juistheid van de berekening niet kon controleren. De Commissie is van oordeel dat het bestreden besluit door middel van het indienen van het (aanvullend) schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten, beschikkingen en overige producties alsnog voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar van de belanghebbende voor wat betreft de navolgbaarheid van de compensatieberekening ongegrond te verklaren.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde verzocht om een heroverweging over het toeslagjaar 2016, omdat de belanghebbende een KOT-aanvraag had gedaan voor twee kinderen, terwijl de voorschotbeschikking waarop de compensatie is gebaseerd enkel ziet op het eerste kind. Er is met andere woorden geen compensatie ontvangen voor het tweede kind, terwijl dit wel degelijk opvang genoot van 1 februari 2016 tot 4 mei 2016.
Op 10 oktober 2023 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd over 2016. UHT schrijft daarin:
“Voor het jaar 2015 heeft ouder kinderopvangtoeslag ontvangen voor kind 1 (BSN 441907696). Uit het SAS-beslissingen overzicht blijkt dat, met de beschikking van 28 december 2015, de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2016 automatisch is gecontinueerd (productie 37). Ouder heeft op 15 december 2015 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor kind 2 vanaf 1 februari 2016. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze aanvraag, met de nihil-beschikking van 21 juni 2016, ten onrechte op nihil gesteld.
In de compensatie voor het jaar 2016 is geen rekening gehouden met de afgewezen aanvraag voor kind 2. Derhalve zal component a opnieuw worden vastgesteld waarbij ook een bedrag wordt berekend voor de kinderopvangtoeslag dat betrekking heeft op kind 2. Dit zal in de beslissing op bezwaar worden aangepast.”
De Commissie adviseert UHT om de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I op dit punt te herroepen, en alle daarmee verband houdende compensatieposten opnieuw te berekenen tot aan de beslissing op bezwaar.
Niet beoordeelde jaren
De Commissie kan over toeslagjaren die niet zijn beoordeeld pas een advies uitbrengen, als de dienst na herbeoordeling van de betreffende toeslagjaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien herbeoordeling van die jaren niet leidt tot een voor de belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking bij de dienst een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
Omdat de jaren waar de belanghebbende naar verwijst nog geen onderdeel zijn van de beoordeling, dient de belanghebbende eerst een (nieuw) formeel verzoek voor herbeoordeling van die jaren in te dienen bij UHT. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Berekening immateriële schade
De Commissie overweegt dat met ingang van 5 november 2022 de Wht van toepassing is.
Op grond van artikel 2.3, lid 4 van de Wht bedraagt de vergoeding voor immateriële schade een forfaitaire vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar.
De Commissie is van oordeel dat UHT de wettelijk voorgeschreven berekening van de Wht (waaronder startdatum en einddatum) op correcte wijze heeft toegelicht in de schriftelijke reactie. Het bedrag wordt, conform de wet, berekend ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft.
UHT geeft daarnaast aan dat, indien de belanghebbende meer schade heeft geleden dan is toegekend, zij daarover een advies kan vragen aan de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
In verband met de gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar over de hiervoor behandelde hoogte van de compensatieberekening, adviseert de Commissie UHT wel een herrekening te laten plaatsvinden tot aan de beslissing op bezwaar.
Verzoek inzage dossier en registratie in systemen
De Commissie overweegt dat UHT tijdens deze procedure het bezwaardossier inclusief de voor het bezwaar relevante stukken heeft overgelegd.
De Commissie stelt vast dat UHT heeft bevestigd dat de belanghebbende voorkwam in het FSV-systeem. In het geval van de belanghebbende is echter geen sprake geweest van een zerotoleranceonderzoek. UHT komt dan ook op goede gronden tot de conclusie dat de belanghebbende geen recht heeft op een compensatie op grond van de FSV-registratie.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Stopzetting KOT september tot en met december 2016
In het dossier (productie 28) bevindt zich de verklaring van de belanghebbende dat zij in voornoemde periode geen KOT heeft ontvangen, maar tevens dat er ook geen kinderopvang is genoten. De belanghebbende voldeed daardoor niet meer aan de voorwaarden voor recht op KOT (artikel 1.5 Wet kinderopvang).
Op basis daarvan concludeert UHT dat sprake is van evident geen recht op KOT voor de betreffende periode. Van de aanvraag voor een betalingsregeling of afwijzing daarvan is niet gebleken. In geval van evident geen recht op KOT, kan geen sprake zijn van hardheid.
Tijdens de behandeling van het bezwaar zijn geen andersluidende feiten of omstandigheden gebleken. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding
Omdat het bezwaar deels gegrond is en leidt tot een gedeeltelijke herroeping van de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I, adviseert de Commissie UHT een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift tegen:
- de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te verklaren.
De Commissie adviseert UHT om het verzoek tot vergoeding van de proceskosten van deze procedure toe te wijzen. - de beschikking met kenmerk UHT-DC I gegrond te verklaren voor het punt over het meenemen van de genoten opvang van het tweede kind over toeslagjaar 2016, en de (hiermee verband houdende) compensatiebedragen opnieuw te berekenen tot aan de beslissing op bezwaar;
De Commissie adviseert UHT om het verzoek tot vergoeding van de proceskosten van deze procedure toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter