Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-8118

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 5 april 2022 met kenmerk UHT-DCHR A

Ontvangst bezwaarschrift: 20 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 22 november 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de afwijzing herstel kinderopvangtoeslag kennelijk ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking “herstel kinderopvangtoeslag afwijzing” van 5 april 2022 (UHT-DCHR A).

De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden] heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van vrijdag 28 oktober 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, hierna:
Catshuisregeling) tot stand gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant
2021.14691, gewijzigd bij besluit van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op
grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen
(hierna: B/T) een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie
of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de
desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen en die daarvoor in
aanmerking komen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag(hierna: KOT), bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna ook: de herstelregelingen).

Na deze eerste toets op grond van de Catshuisregeling volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. Om over bepaalde jaren voor compensatie in
aanmerking te komen, dient men in elk geval in die jaren KOT te hebben aangevraagd. De Compensatieregeling is hier duidelijk over.

Vaststaat dat belanghebbende zelf nooit KOT heeft aangevraagd. Belanghebbende voldoet daarmee niet aan (één van) de vereisten van de Compensatieregeling en kan daarom niet voor compensatie op grond van deze regeling in aanmerking kan komen. De bezwaren van belanghebbende zijn daarom kennelijk ongegrond. Degene die KOT heeft aangevraagd, i.c. de fiscaal partner van belanghebbende, kan bij UHT een verzoek indienen om te laten beoordelen of er sprake is van vooringenomenheid door de B/T.

De Commissie heeft met toepassing van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbende afgezien.

Conclusie

De Commissie adviseert het bezwaar tegen de afwijzing herstel kinderopvangtoeslag
kennelijk ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter