BAC 2022-6284
Publicatiedatum 01-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 14 april 2022
Hoorzitting: 28 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 3 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 21 maart 2022, met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij brief van 21 maart 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij
op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet
worden uitgevoerd. - Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 14 april 2022, bezwaar gemaakt
tegen deze beschikking. Op 26 april 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging
hiervan gestuurd. - Op 10 mei 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 28 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.
De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 10 mei 2023 en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT-bestanden alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend.
2013 tot en met 2018
UHT heeft in de schriftelijke reactie voor de toeslagjaren 2013 tot en met 2018 toegelicht dat uit de systemen blijkt dat de wijzigingen in de uitbetaling van KOT plaatsvonden op basis van gegevens die door belanghebbende werden aangeleverd. Voor toeslagjaren 2013 en 2014 was sprake van minder afgenomen opvanguren. Voor 2015 was sprake van een hoger toetsingskomen. In 2016 was sprake van een hoger toetsingsinkomen en een stopzetting op verzoek van belanghebbende. In 2017 was geen sprake van een neerwaartse bijstelling. Op 5 maart 2018 zette belanghebbende de KOT met ingang van 1 april 2018 stop. Uit productie 16 van het bezwaardossier blijkt dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van een betalingsregeling over toeslagjaar 2018.
Volgens UHT hebben de bijstellingen, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt,
plaatsgevonden conform de door belanghebbende verstrekte informatie. Op basis van
deze informatie heeft UHT geconcludeerd dat geen sprake is van institutioneel
vooringenomen handelen, hardheid door B/T of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, maar van verwerking van gegevens conform de wet- en regelgeving.
Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat zij nooit de KOT stop heeft gezet. De
Commissie constateert dat uit de door UHT in het kader van lichte toets geraadpleegde systemen, wel naar voren komt dat belanghebbende op verschillende momenten de toeslag heeft stopgezet. De Commissie overweegt dat deze tegenstrijdigheid in het kader van de integrale beoordeling nader onderzoek verdient.
Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT in het kader van de lichte toets voldoende onderbouwd dat vooralsnog geen sprake lijkt van vooringenomen handelen van B/T, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/ grove schuld.
Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt. De Commissie merkt op dat deze
procedure alleen ziet op herbeoordeling van de KOT en niet op andere toeslagen. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders. De Commissie concludeert daarom dat UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.
Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit heeft echter geen gevolgen voor het besluit over de lichte toets waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Conclusie
Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter